| |
De nieuwste en naauwkeurigste narichten van de Orcadische eilanden.
(Ontleend uit The History of the Orkney Islands. By the Rev. george barry, DD. Minister of Shapinshay.)
Groot-Brittanje is, in geene geringe maate, na de Oostkunst vlak, schoon de geheele uitgestrektheid van den hoek van Noord-voorland in Kent, tot Duncansbay in Caithness, allengskens na het Westen rijst, tot dat het ten laatsten zwelt in een reeks van heuvelen of bergen, welke de Voorzienigheid, in haare gunste, schijnt daargesteld te hebben, tot een bolwerk tegen de woede der baaren van den Atlantischen Oceaan.
Het zelfde maakzel, schoon in de daad op eene veel kleinder schaal, merkt men op in de Orcadische Eilanden. Veelen weeten, bij eene droeve ervaarenis, maar al te wel, hoe laag derzelver oostlijke kusten zijn, bovenal noordwaards op: want deeze omstandigheid
| |
| |
heeft, meer dan eenige andere, toegebragt tot zo veele allerdeerlijkste schipbreuken.
Na de Westkust, aan den anderen kant, van het eene uiterste der Eilanden tot het ander, is het land zo hoog, dat het, met weinig afbreekingen, zich vormt tot een reeks van bergen, wel niet hoog, maar hooger dan men doorgaans aantreft in het binnenste eens lands. Deeze bergen, welker hoogste geen twaalfhonderd voeten te boven gaat, loopen niet altoos in de langste richting dier Eilanden, maar 'er dikwijls dwars over heen; en terwijl de zijden, na den Wester Oceaan gekeerd, zeer stout en ten hoogsten steil zijn, loopen de tegenovergestelde, voor het meerdergedeelte, zagtlijk af in vlakten van eene verbaazende uitgestrektheid, met eene zagt hellende schuinte.
De stranden, in deezen oord, zijn op veele plaatzen bepaald door rotzen van een ontzagwekkend grootsch voorkomen. Op eenige plaatzen zijn ze geheel gebleeven; op andere hebben zij moeten bezwijken voor het geweld der golven en de verwoestingen van den tijd, en hebben diensvolgens duizenderlei onderscheide gedaanten aangenomen, te gader een hoogstbelangrijk tooneel vormende. Aan den Wijsgeer verschaft hetzelve gelegenheid om de onderscheidene beddingen te beschouwen, en zomtijds om eenige van die kostbaare delfstoffen waar te neemen, die, van voor veele eeuwen, in den boezem der aarde bedolven geweest, en 'er voor altoos in verborgen zouden gebleeven zijn, hadde de werking des Oceaans dezelve niet aan het licht gebragt. Is zijne ziel gestemd voor de ontzettende indrukken van het verheevene, hij zal in verbaazing worden opgevoerd bij de beschouwing van het ontzettingbaarende vermogen der golven, die, aan den eenen kant, pijlaaren gevormd hebben van eene ontzettende hoogte, en boogen gemaakt van eene grootte, zo uitgestrekt, dat zij de stoutste en gelukkigst uitvallende poogingen der menschlijke kunst bespotten, en, aan den anderen kant, in vaste rots zo donkere en onpeilbaar diepe groeven uithoolen, als niet kunnen nalaaten den onverschrokkensten met schrik te vervullen.
De Lugtsgesteltenis der Orcadische Eilanden levert veel bijzonder opmerkenswaardigs op. Een gedeelte van Zomermaand, welke in Groot-Brittanje de lieflijkste en mildste warmte verschaft, is hier dikwijls niet alleen kouder
| |
| |
dan de voorige maanden, maar meest altoos zo koud als eenige Wintermaand. Want voor omtrent twee weeken, en zelfs zomtijds langer, blaast, in het midden van Zomermaand, de wind uit het Noorden op, sterk en snijdend, gepaard met sneeuw en hagelbuijen, die de huisdieren noodzaaken beschutzel te zoeken, de velden een dor voorkomen geeven, den groei der jonge planten stremmen, de boomknoppen doen verwelken; zodanig, dat een vreemdeling het land aanziet, als met een hongersnood gedreigd. Zo ras dit tijdperk verstreeken is, loopt de wind om, zagte regenvlaagen storten neder, die de tedere gewassen doen herleeven en de voorige groenheid wederkrijgen. Het geheele dierengeslacht is weder vrolijk, en het hart des landmans is verheugd van wegen het vooruitzigt op een aanstaanden rijken oogst.
De oorzaak van die felle en schijnbaar onnatuurlijke koude heeft men blijkbaar toe te schrijven aan het smelten van de ontzettend groote en uitgestrekte IJsvelden in den Noorder Oceaan, welk in dat saisoen invalt, en de daaruit ontstaande uitdamping.
Omtrent veertig jaaren geleden, voerde de Noordewind, gelijk oude lieden nog geheugt, over den Oceaan eene sneeuwbui, met den naam van de zwarte sneeuwbui bestempeld, welke, ten dien dage, de Inwoonders met verbaasdheid en schrik vervulde. Min geneigd om de reden van dit verschijnzel op te speuren, spelde het volk zich alle ramp; verlegenheid en vrees greep hetzelve aan, tot zo lang dat hunne vrees verdreeven werd door een bericht wegens de uitbarsting van den berg Hecla, welke, naar alle waarschijnlijkheid, die zwarte sneeuw veroorzaakte. Indien de afstand tusschen IJsland en de Orcadische Eilanden het geloof van eenigen omtrent deeze zaak mogt doen wankelen, dat zij zich dan te binnen brengen, dat men voor beweezene daadzaaken aanneemt, dat, bij zommige uitbarstingen van den berg Etna of Vesuvius, de asch, door de winden, in de vlakten van Egypte is overgevoerd.
De Lugtsgesteltenis verschaft ons nog eene andere treffende bijzonderheid. Bekend is het, dat, in meest alle andere Landen, Donder en Blixem, zo niet het uitwerkzel, althans het gevolg zijn van warm Zomerweer, en dat gewoonlijk, naar gelange het weer heeter en broeijiger is, die Onweersvlaagen veelvuldiger voorvallen. Het tegendeel hiervan gebeurt op de Orcadische Eilanden; zeer zeldzaam ontstaat 'er Onweer in den Zomer, zelfs
| |
| |
op de heetste dagen; maar allermeest neemt men het waar in den Winter; niet, wanneer de lugt zagt en de hemel helder, maar wanneer alles in beweeging is: als het waait, regent, hagelt of sneeuwt, gaat 'er veelmaals Donder en Blixem mede gepaard. - Aan welk eene oorzaak men dit verschijnzel, in dat saisoen, hebbe toe te schrijven, het schijnt geen invloed te hebben, om het Onweer geweldiger of verwoestender te maaken. Het is hier min beschadigend dan elders. Die Onweersvlaagen gaan niet gepaard met Hagelsteenen van eene verbaazende grootte; de Blixem is zo gloeiend niet; de Donderslagen stooten en kletteren minder, dan elders.
Niettegenstaande deeze ongeregeldheden, bezit de Lugtsgesteltenis eene eigenschap, uitmuntende boven die, welke men in anderzins meer begunstigde Landen vindt. Naardemaal de Orcadische Eilanden zich verre Noordwaards uitstrekken, zou men veelligt verwagten, dat zij zich blootgesteld vinden voor alle de ongelegenheden, welke ontstaan uit de uitersten van Hitte en Koude, die gevoeld worden onder dezelfde parallel, zo op het oude als nieuwe Vasteland. Dit is nogthans in 't geheel het geval niet. Want terwijl de Inwoonders van Hudsons-Baai en Petersburg beurtlings zwoegen van hitte en krimpen van koude, genieten de Ingezetenen der Orcadische Eilanden eene Lugtsgesteltenisse, die, in vergelijking gesproken, gemaatigd en zagt mag heeten. Ten bewijze hiervan strekt, dat de gemiddelde Hitte vijfen-veertig graaden beloopt; de geheele afwisseling tusschen de sterkste Koude in den Winter en de grootste Hitte in den Zomer is van vijf-en-twintig tot zeven-en-vijftig graaden op fahrenheits Thermometer. Des Barometers loop is in drie duimen bepaald. Van hier de weinige heerschende ziekten, die een gevolg zijn van de uitersten in de Lugtsgesteltenisse; van hier de gezondheid en sterkte, die de Inwoonders doorgaans genieten tot een hoogen trap van jaaren, en de voorbeelden van zeldzaame langleevenheid, welke men op die Eilanden aantreft. Aansteekende ziekten kent men 'er niet.
Uit een zeer naauwkeurig overzigt deezer Eilanden, eene halve eeuw geleden gedaan, 't welk bekragtigd is door herhaalde volgende waarneemingen, blijkt, dat het getal der Orcadische Eilanden niet minder dan zeven-en-zestig beloopt. Negen-en-twintig deezer zijn bewoond;
| |
| |
de overige acht-en-dertig, in de oorspronglijke landtaale Holms geheeten, zijn veel kleinder, en worden steeds tot weiden gebruikt. Behalven alle deeze, zijn 'er verscheidene, die, bij hoog water, onderloopen, en naauwlijks eenigen grond hebben om gewas voort te brengen: op deeze kunnen Landdieren bezwaarlijk bestaan: deeze worden in de landtaale Skerries geheeten, 't geen zo veel zegt als scherpe en ruwe rotzen. Op deeze, egter, hoe weinigbeduidend zij mogen voorkomen, worden zomtijds hutten voor het Zomersaisoen opgeslaagen, om 'er eenige lieden te huisvesten, die 'er zeeplanten verzamelen, droogen en verbranden, om de assche, die ten gebruike dient. De Holms worden, in dat jaargetijde, veel bewoond ten zelfden einde. Naardemaal het gras op de laatstgemelde zeer fijn en teffens weelderig is, verkrijgen de schaapen en het vee, daar geweid, schielijk eene zeer groote maate van vetheid. Doch 'er is iets, of in den aart der planten, die deeze Eilanden voortbrengen, veroorzaakt doordien zij dikwijls met zeewater overspoeld worden, of dat de beesten veel zout water drinken, of zomtijds zeeplanten eeten, 't geen het vleesch min smaaklijk maakt dan dat van beesten, in andere omstandigheden vet geworden. Voor het grootste gedeelte nabij grooter Eilanden gelegen, van welke zij blijken afgescheurd te zijn, behooren en de Holms en de Skerries doorgaans in eigendom aan de bezitters der landen, niet die 'er naastbijgelegen, maar door het ondiepste water 'er van afgescheiden zijn.
Het grootste Eiland is het Mainland of Pomona, 't welk in de lengte van Oost tot West dertig Engelsche mijlen haalt. Op veele plaatzen is de breedte zeer smal, in 't midden niet meer dan ééne mijl, 't welk dit Eiland als 't ware in twee Schiereilanden verdeelt. De ruime en schoone Baai van Scalpa bepaalt de eene zijde van de landengte, en de Baai van Kirkwall vormt de andere. De oude Stad Kirkwall is gelegen aan de noordzijde van die strook lands, na den zuidoostkant van eene Baai van denzelfden naam; en door een waterstroompje, midden door de Stad loopende, (over 't welk een steenen brug van één boog, ten gerijve der Inwoonderen, gebouwd is) wordt de Stad verdeeld in de Oude Stad, die langs de Baai strekt, en de Nieuwe Stad, die zich zeer verre zuidwaards uitstrekt.
| |
| |
Die Stad, de Hoofdstad der Orcadische Eilanden, heeft slegts ééne straat, met veele schoone huizen te wederzijden, die, van wegen den stijl, waarin eenige gebouwd zijn, en de wijze van opsiering, (om niet te spreeken van de net aangelegde tuintjes daarbij) vergeleeken mogen worden met die van andere kleine Steden in het Rijk. Veele Heeren van middelen woonen hier; men vindt 'er een groot aantal winkeliers; doch het volk bestaat meest uit handwerkslieden, scheepvaarders, en de zodanigen, die loopend werk doen; en wanneer men de bevolking der Lands-parochien, die een vierde van het geheel uitmaakt, in aanmerking neemt, zullen de vereenigde parochien van Kirkwall en St. Ola, in welke twee vaste geestlijken zijn, het eerste omtrent duizend en het laatste vijfhonderd inwoonders bevatten.
Zelfs in vrij oude tijden blijkt die Stad eene plaats van geen gering aanbelang geweest te zijn; dan de aart van derzelver regeeringsgesteltenisse, alsmede de uitgestrektheid der daar genootene vrijdommen, onder een ander en veel vroeger Bestuur, is voor ons grootendeels verborgen, uit hoofde van mangel aan zodanige bescheiden, als te onzer onderrigtinge zouden kunnen dienen. Eene plaats van veel naams zijnde, geeft ons zulks allen grond om te gelooven, dat zij in veele opzigten uitstaken; en, welke die voorregten ook mogen geweest zijn, zij werden alle, kort naa de overgifte der Eilanden, daaraan verzekerd door een Handvest der Schotsche Souverainen, die de Stad tot een Koninglijken Burgt verhieven; welk Handvest bekragtigd werd door twee elkander opvolgende Monarchen; en alle de regten en vrijheden, welke de Stad verkreeg, werden ten laatsten bekragtigd door eene Parlements-Acte. - De Haven der Stad is zeer beroemd, van wegen derzelver ruimte en veiligheid; de kleigrond is zo vast, en de diepte des waters zodanig, dat 'er ankerplaats is voor schepen van de grootste soort en in grooten getale.
Dungs-Baai of Durnethead, in Caithness, was Kaap Orcas der Ouden, van welke het naastdenklijk is, dat deeze keten van Eilanden, 'er rechtstreeks over gelegen, den naam ontleende. Torfaeus dagt, en niet ten onregte, dat de Kaap, bestaande uit eene harde en vaste rots, den naam kreeg van het oude Deensche woord Orca, 't geen Sterkte aanduidt.
| |
| |
Reeds vroeg werden de Orcadische Eilanden bekend, en schijnen eerst bevolkt geworden te zijn door de Picten, die, gelijk uit hunne taal, zeden en gebruiken valt op te maaken, van de oude Gothen afstamden. Die zich hier nederzetteden, waren, gelijk de overige, een vrij volk, schoon beheerscht door Opper-magistraaten, onder den naam van Koningen, die, gelijk waarschijnlijk is, nu eens onashangelijk waren, dan eens schattingschuldig aan de Pictische Monarchen, in het Noorden van Schotland, geduurende een tijdperk van verscheide honderd jaaren.
Omtrent het einde van de negende of het begin der tiende Eeuwe werden de Orcadische Eilanden aangevallen, en moesten het gewonnen geeven aan het overweldigend vermogen van een krijgshaftig volk, komende uit de meiren en oevers van Noorwegen, die de Inwoonders te onderbragten of uitrooiden, dewijl wij hun niet meer vermeld vinden in de krijgsverrigtingen van dat tijdperk, schoon die bedrijven breedspraakig zijn vermeld geworden door de Geschiedboekers der volgende Eeuwe.
Zints dien tijd stonden de Orcadische Eilanden onder het beheer der Souverainen van dat land, die, door Edellieden van hoogen rang, hun als Onderdaanen beheerschten, maar niet als slaaven behandelden; zodanig, dat zij, geduurende den tijd deezer regeeringe, welke tot het midden van de vijftiende Eeuwe duurde, eene maate van vrijheid schijnen genooten te hebben, welke, ten dien dage, in veele deelen van Europa onbekend was.
Steeds zugtten deeze Eilanden onder den last der ongelegenheden, eigen aan den staat van een afgelegen Gewest, verre verwijderd van den Zetel der Magt, buiten het bereik van rijkdom en koophandel. Met weinig aanmoedigings tot vlijtbetoon, kwijnden zij in werkloosheid en onbekendheid, uitgenomen de tijdperken, wanneer zij te veld trokken, om hunnen moed te betoonen tegen hunne vijanden, die nimmer hunne bezittingen of persoonen ongestraft aanvielen.
Dan, schoon dit moedbetoon voor eenen tijd hun mogt beveiligen voor gevaarlijke vijanden, door den krijgsgeest onder hun leevendig te houden, kon zulks weinig of geen invloed hebben, om eene nuttige en standhoudende werkzaamheid te wege te brengen. - Naa
| |
| |
dat zij onderworpen wierden en aan de Kroon van Schotland gehegt, zou men veelligt denken, dat het lot dier Eilanderen, ten deezen opzigte, verbeterde. Dit was, nogthans, het geval niet: want, daar zij zomtijds voor korten tijd verhuurd werden of gelaaten aan Stedehouders der Kroone (die dikwijls veranderden) en op andere tijden geschonken aan behoeftige Gunstelingen voor eenen korten tijd, hadden deeze allen geen vast en duurzaam belang in de welvaart deezer Eilanden, of beweegreden om iets aan te vangen tot derzelver verbetering.
Immers, naa dat de Orcadische Eilanden aan de Kroon van Schotland werden onderworpen, gingen zij, van hand tot hand, over aan onderscheidene Persoonen, die bijkans allen de ongelukkige Inwoonders plaagden en verdrukten. Jacobus de I gaf ze verscheide maalen weg, en hernam ze weder. Koning carel de I schonk ze, te midden van de hooggaande rijksonlusten, aan william, Graaf van moreton; cromwell ontzette hem daarvan, en bevolkte die Eilanden met eenigen zijner Soldaaten. Carel de II gaf ze weder aan de Familie van moreton; kort daarop werden ze hernomen, en door eene Acte van het Parlement aan de Kroon gehegt. Een Graaf van moreton verwierf egter, ten jaare 1742, deeze Eilanden, als eene volkomene gifte, door de wetgeevende magt bekragtigd. Deeze Graaf, zich bij het Parlement vervoegende, hadt beloofd, dezelve te zullen verbeteren, in gevalle zij aan hem werden afgestaan, op de voorwaarden, door hem aangeboden: dan hij was niet in 't bezit dier Eilanden gesteld, of hij verbrak de aangegaane verbintenissen, en volgde het oude stelzel, vorderende op dezelfde wijze, en met dezelfde strengheid als voorheen, de opbrengsten en leenregten. Zijne leenhoorigen, gebelgd over dit gedrag, maakten hem dit leen zo weinig aangenaam, dat hij, in den jaare 1766, afstand deedt van alle regten, aan den Vader van den tegenwoordigen Lord dundas, die thans het bezit deezer Eilanden heeft. - De bevolking van dezelve beloopt tegenwoordig omtrent vier-en-twintig duizend zielen.
Niettegenstaande de uitsteekende goedheid van den grond, en de gunstige ligging voor verscheidenerlei gebruik, liggen veele landen woest, en andere slegt bebouwd. Manufactuuren worden 'er zeer schaars ter
| |
| |
hand genomen; de Visscherijen verwaarloost men bijkans geheel en al; en de weinige Koophandel, die 'er gedreeven wordt, verdient naauwlijks genoemd te worden. |
|