zenuwtjes van het dik gedarmte zal kunnen geprikkeld worden, om, door haare zamenspanning met de hooger gelegene, eene beweeging tot afgang te verwekken; hetgeen wij zelfs reeds doorgaans zien gebeuren, wanneer maar het einde van den rechten darm, door eene purgeerende zetpil, wordt geprikkeld. Wanneer ook, in het begin eener heevige ziekte, Klysteeren worden gezet, zal het onderscheid der ligging, van volwassen zieken, weinig onderscheid maaken, dewijl het dikke gedarmte alsdan nog zodanig is uitgezet, dat de hoeveelheid vochts, die, door middel van een Klysteer, wordt binnengebragt, toch maar een gedeelte van den slinkschen dikken darm (Colon iliacum sinistrum) zal kunnen vullen.
Geheel anders is het 'er mede gelegen bij kinderen, of als zodanig eene ziekte een tijdlang geduurd heeft, wanneer 'er doorgaans weinig voedsel wordt genuttigd, vooral indien teffens het darmkanaal, door purgeeren, is schoongemaakt, dewijl de ruimte van het gedarmte dan ras merkelijk inkrimpt. Doch vooral moet men op de ligging des Lijders, bij deeze operatie, letten, in die gevallen, waarin, door eenig gebrek van den slokdarm, of van de maag, de doortocht der spijzen naar beneden wordt verhinderd, en dus het leven alleen, door voedende Klysteeren, moet worden onderhouden; dewijl het dik gedarmte alsdan allengskens zodanig vernaauwd wordt, dat het geheel kanaal, zo men maar op eene geschikte ligging van den Lijder acht geeft, zeer wel, door tien of twaalf oncen vocht, gevuld kan worden. Dat, in de beide hier voorgestelde gevallen, het vocht zo hoog, als mogelijk is, moet worden opgebragt, spreekt van zelven; dewijl, in het eerst geval, het Klysteervocht voornaamelijk dienen moet als een inwendig verwarmend Bad; doch in het laatst geval als een voedend middel, wiens uitwerking dus zal vermeerderen, naar mate het, door eene hoogere opklimming in het gedarmte, aan meerder mondjes van opslorpende vaten zal kunnen worden gebragt.
Op welke zijde het lichaam eens Lijders, die een Klysteer zal ontvangen, moet worden geplaatst, om hetzelve zo hoog en diep, als mogelijk is, te doen doordringen, wordt genoegzaam, door de bekende ligging van het dik gedarmte, beslist. Dit begint immers bij het rechter darmbeen, en klimt recht op naar de lever; loopt van daar, dwars door het lichaam, tot de