niets ongemeens voorspelde, hoorde men, in de nabuurschap van twee dorpen, Saint-Etienne en Valence, het eerste twee, het ander drie mijlen van Alais gelegen, in het Departement du Gard, twee agtervolgende donderslagen, gelijkende naar kanonschooten op eenen afstand; zij wierden gevolgd van een geratel, 't welk de oorgetuigen van het verschijnzel vergeleeken bij het gedruis, welk in een put wordt gehoord, wanneer de keten over de metaalen katrol afloopt. Dit ratelen, zeide men, duurde ongeveer twaalf minuten, en deedt het oog wenden na de plaats, van waar het scheen te ontstaan. Men hoorde aldaar een geweldig sissen, en men vernam te gelijk een zwartagtig lichaam, met groote snelheid schuins nederdaalende van het Noord na het Zuid. Op den grond vallende, maakte het een gat van vier of vijf duimen diep, op welks benedenste gedeelte het tegen den rotsgrond stuitte, en in een aantal brokken in stukken sprong, de zwaarste van welke niet meer dan anderhalve once woogen; één groot stuk was 'er onder, zwaar een en een vierde pond. Zeer heet waren deeze brokken, en van buiten zwartagtig van kleur. Alle deeze brokken te zamen genomen heeft men op ongeveer acht ponden gewigts geschat. Deeze omstandigheden, te Saint-Etienne waargenomen, zijn door de onderteekening van eenige bekende lieden bekragtigd.
Nagenoeg de zelfde waren de voorafgaande omstandigheden te Valence; men zag 'er ook een zwart lichaam, schijnbaar voortkomende uit eene wolk, uit welke het gedruis scheen te ontstaan; ook viel het schuins van het Noord na het Zuid, vijfëntwintig schreden van de plaats, alwaar de lieden, die het voorval verhaalen, toevallig zich bevonden. Tot op de helft drong dit lichaam in den grond; men schoot toe, en vondt een zeer heeten steen, zwartagtig van kleur, en niet zeer hard. Men brak 'er eenige stukken af, die men in water wierp, alwaar zij hunne vastheid verloren, een weinig gaz afgeevende. Geen lichtend luchtverschijnzel verzelde deeze Luchtsteenen. Bekende lieden hebben eenpaarig het vallen van deezen tweeden steen getuigd, die uit het zelfde brandpunt als de voorgaande, en misschien als veele andere, schijnt te zijn voortgekomen. Want dit verschijnzel stemt in zoo veele bijzonderheden overeen met een ander van de zelfde soort, voor drie jaaren te Laigle waargenomen, dat 'er grond is om te vermoeden, dat de overeenstemming tusschen dezelve zich wel zou kunnen uitstrekken tot de menigte luchtsteenen, die, gelijk bekend is, te Laigle zeer aanzienlijk was. De tijd zal hierover nader licht verspreiden, gelijk ook over de scheikundige ontbinding deezer steenen, waarvan in het Proces - verbaal niets vermeld wordt.
In de zelfde zitting van het Institut heeft men de bijzonderheden geleezen van den arbeid van den Heere langler, die