Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelijk.Bedenkingen over de verborgenheden in den godsdienst.(Naar het Fransch.)
't Is niet van gister dat de Verborgenheden tot eene bron van geschilvoeren en verdeeldheid onder de Christenen dienden; 'er is 'er, die dezelve wel geheel uit den Godsdienst zouden willen verbannen, terwijl anderen, niet te vrede met de zulken, die 'er inderdaad plaats hebben, haar getal nog wel zouden willen vermenigvuldigen. Welk eene zijde moet men hier kiezen? is 'er, tusschen die twee uitersten, geen middelweg? Het onderzoek daaromtrent ons ten doel gesteld hebbende, zullen wij, in de eerste plaats, de onderscheidene beteekenissen melden, die aan het woord Verborgenheid kunnen gehegt worden; - om vervolgens te onderzoeken, in welk eenen zin kan gezegd worden, dat 'er Verborgenheden in den Godsdienst zijn, en men verpligt is, aan dezelve zich te onderwerpen; - en eindelijk om uit de gelegde gronden eenige algemeene aanmerkingen af te leiden, raakende het gedrag, welk de Christenen aangaande de Verbargenheden moeten houden. Het woord Verborgenheid beteekent, in 't algemeen, eene bedekte of verborgene, dat is onbekende zaak. Maar gelijk eene zaak op onderscheidene wijzen ons verborgen zijn kan, wordt die naam gegeeven aan verschillende zaaken, die voor ons niet op de zelfde wijze verborgen zijn, en voor ons niet den zelfden trap van duisterheid bezitten. 1. Verborgenheden noemt men zodanige waarheden, welke de Godsdienst ons bekend maakt, en die ons onbekend waren, toen wij alleenlijk de Rede tot leidsvrouwe hadden. Aldus wordt de roeping der Heide- | |
[pagina 90]
| |
nen eene Verborgenheid genoemdGa naar voetnoot(*), omdat, voor en aleer jezus christus zijnen Apostelen hadt bevolen, het Euangelie te prediken door de geheele waereld, dit oogmerk van God, om zich aan alle menschen bekend te maaken, eene onbekende, eene verborgene zaak was. Desgelijks de H. paulus, den Christenen berigtende, dat alle menschen niet zouden gestorven zijn ten tijde der komste van jezus christus om de wereld te oordeelen, noemt die leere eene VerborgenheidGa naar voetnoot(†), als zijnde dit eene bijzonderheid van het laatste oordeel, die den menschen duslang onbekend, en voor hun eene verborgene zaak geweest was, tot dat de H. paulus hen deswegen onderrigtte. In deezen zin wordt het woord Verborgenheid meermaalen gebruikt in de schriften des N. Verbonds. 2. Verborgenheden noemt men ook die leerstellingen van den Godsdienst, die ons slegts gedeeltelijk de onderwerpen doen kennen, welke zij aan ons verstand vertoonen, en 'er slegts onvolkomene denkbeelden van geeven. In dien zin kan men zeggen, dat de bedeeling der Voorzienigheid eene Verborgenheid is, omdat, hoewel verscheiden zaaken ons bekend zijn, aangaande de wijze, op welke de Voorzienigheid het heelal regeert, het 'er wel verre van daan is, dat wij alle de regels zouden kennen, welke zij dienaangaande volgt. 3. Verborgenheid noemt men verder 't geen ons duister en onbekend is in de dingen, die betrekking tot den Godsdienst hebben. Wij weeten, bij voorbeeld, den tijd niet, wanneer God zijn Euangelie aan de Volken zal bekend maaken, die tot heden toe in de duisternissen des Heidendoms zijn gedompeld; wij zeggen, dat dit voor ons eene Verborgenheid is: wij weeten den tijd niet, wanneer het laatste oordeel zal gehouden worden; en wij zeggen, dat dit voor ons eene Verborgenheid is: wij weeten niet, op hoedanig eene wijze God de Volken zal oordeelen, die in eene of andere dwaaling zijn gevallen, welke ons gevaarlijk dunkt; en wij erkennen ook hier eene Verborgenheid: wij weeten de reden niet, waarom God zijn Euangelie heeft doen ver- | |
[pagina 91]
| |
kondigen aan een Volk, liever dan aan een ander, op zekeren tijd; en wij zeggen, ten dien opzigte, met den H. paulus: O diepte des rijkdoms, der wijsheid en der kennisse Gods!Ga naar voetnoot(*) 4. Verborgenheden noemen zommige Godgeleerden zekere leerstellingen, die, naar hun zeggen, boven de Rede zijn, en welke de Rede niet kan bevatten; in dien zin noemen zij Verborgenheden het leerstuk der Drieëenheid en der Menschwordinge. 5. 'Er zijn Godgeleerden, die van dit woord zich bedienen, ter aanduidinge van leerstukken, die niet slegts onbegrijpelijk, maar zelfs tegenstrijdig zijn; in dien zin noemen de Roomsch-Katholijken hunne Transsubstantiatie eene Verborgenheid. Eindelijk wordt het woord Verborgenheid zomtijds gebruikt, ter aanduidinge van de waarheden van den Godsdienst in 't algemeen. Zelfs schijnt de Schriftuur 'er zich zomtijds in dien zin van te bedienen. Aldus zeide jezus christus tot zijne Discipelen: U is 't gegeeven, de Verborgenheden des Koninkrijks der Hemelen te weetenGa naar voetnoot(†); dat is, de waarheden van mijn Euangelie te kennen, die voor de rest der menschen verborgen blijven. Een ieder, schreef Apostel paulus, houde ons voor uitdeelers der Verborgenheden van GodGa naar voetnoot(‡); dat is, van de waarheden, welke jezus christus den menschen heeft geleerd, en van welke de meeste menschen onkundig zijn. Wij spreeken de wijsheid van God in verborgenheidGa naar voetnoot(§); dat wil zeggen, wij verkondigen eene voortreffelijke leere, welke God ons heeft geopenbaard, en van welker waarheden de meesten voormaals den menschen onbekend waren; zijnde dingen, zoo als hij 'er op laat volgen, welke het oog niet heeft gezien, het oor niet heeft gehoord, en in 's menschen hart niet zijn opgeklommen.Ga naar voetnoot(**) De Jooden en de Heidenen waren in zoo akelige duisternis van onkunde en dwaalinge gevallen, dat de meeste, zelfs de eenvoudigste waarheden, welke de Apostels hun verkondigden, voor hun Verborgenheden waren; waarheden, van welke zij tot nog toe onkundig geweest waren, en de kennis van welke zij aan de Apos- | |
[pagina 92]
| |
telen hadden dank te weeten. Van hier dat de laatstgenoemden zomtijds den naam van Verborgenheden geeven aan de waarheden, die zij prediken, van hoedanigen aard zij ook waren, omdat zij, onbekend zijnde, Verborgenheden waren voor de Volken, aan welke zij dezelve verkondigden. Het woord Verborgenheid in dien algemeenen zin zijnde opgevat, zal de geheele Godsdienst vol Verborgenheden zijn, omdat in dien zin de naam van Verborgenheid aan alle waarheden wordt gegeeven, welke dezelve bevat, zelfs aan de eenvoudigsten, en die 't meest onder onze bevatting vallen. Doch dit wordt hier thans niet bedoeld; de vraag is, of het woord in de andere, door ons aangeweezene beteekenissen, wordende genomen, gezegd kan worden, dat 'er Verborgenheden in den Godsdienst zijn; dit moet nu onderzogt worden. 1. Indien door Verborgenheid waarheden verstaan worden, welke de Openbaaring aan ons ontdekt, en die door de Rede ons onbekend waren, is het zeker, dat 'er verscheiden Verborgenheden van dien aard in den Christelijken Godsdienst zijn: de waarheden, bij voorbeeld, dat jezus christus de Zaligmaaker der menschen is; dat hij zijnen leeftijd in een geringen staat heeft doorgebragt; dat hij aan een kruis is gestorven; dat hij is opgewekt uit den dood; dat hij ten hemel is gevaaren; dat hij van daar den H. Geest op de Apostelen heeft uitgestort; dat hij ten eenigen dage zal komen om de geheele wereld te oordeelen; dat alle gestorvenen zullen herleeven, om voor zijne Regtbank te verschijnen: deeze en andere waarheden van dien aard zijn dingen, welke onze Rede ons niet konde leeren, en die wij alleenlijk uit het Euangelie hebben vernomen; het zijn derhalven zoo veele Verborgenheden, welke het Euangelie ons geopenbaard heeft. Doch men moet aanmerken, dat, na deeze Openbaaring, die Verborgenheden ophouden Verborgenheden te zijn: het zijn niet meer verborgene dingen; het zijn dingen, welke wij even onderscheidenlijk kennen, als de zulke, die door de Rede ons meest bekend zijn; het zijn geheimen, die voor ons ophouden geheimen te zijn, zoo dra God ons dezelve wel heeft willen mededeelen. Geene zwaarigheid mag men maaken, omtrent het aanneemen van de Verborgenheden van deezen aard, die in de boeken van het N. Verbond gevonden worden. De Goddelijkheid | |
[pagina 93]
| |
dier boeken eens beweezen zijnde, moet men alle de waarheden aanneemen, welke zij ons klaar en duidelijk leeren, hoewel de Rede uit zich zelve ons tot die waarheden niet opleide. 2. Indien door Verborgenheid leerstukken verstaan worden, die ons flegts onvolkomene denkbeelden van de onderwerpen geeven, welke zij aan onzen geest voorstellen, is het zeker, dat 'er verscheiden Verborgenheden van deeze soort in den Godsdienst zijn. Alle de volmaaktheden van God, alle zijne werken, onze eigen natuur, zijn, als zodanig, Verborgenheden; van dat alles hebben wij slegts onvolkomene denkbeelden. Alwat 'er de Schriftuur van zegt, is niet toereikende, om ons die verhevene onderwerpen volkomen te doen kennen. Wij kennen ten deele, en zien door een glas raadzelagtig. Bijkans alle voorwerpen, tot den Godsdienst behoorende, hebben eene heldere en eene donkere zijde; hier, derhalven, zijn bijkans allerwege Verborgenheden. Doch, 't geen zorgvuldig verdient te worden opgemerkt, is, dat wij niet verpligt zijn, van die geheimzinnige leerstukken iets meer aan te neemen, dan 't geen daarin klaar is en onder het bereik van ons verstand valt; wij zijn alleen verpligt, dezelve van de heldere zijde, die zij ons vertoonen, te bezigtigen; maar wij kunnen noch mogen ze bezigtigen van de donkere zijde, alwaar zij voor ons ongenaakbaar zijn. Een voorbeeld diene ter ophelderinge: de Eeuwigheid kan men als eene Verborgenheid aanmerken; veele dingen zijn 'er in de Eeuwigheid, die wij niet kunnen begrijpen: hoe is het mogelijk, bij voorheeld, telkens iets te voegen bij eene duurzaamheid, die reeds oneindig is? Indien een Weezen van alle Eeuwigheid bestaan hebbe, schijnt 'er een oneindig getal van jaaren en een oneindig getal van dagen aanweezig te zijn geweest: bevat dan de ruime uitgebreidheid der duurzaamheid zoo veele jaaren als dagen? Dit zijn zwaarigheden, die omtrent dit onderwerp ons merkelijk belemmeren; dit is de donkere zijde van dit leerstuk, omtrent welke wij niet verpligt zijn, uitspraak te doen. Maar Gods Eeuwigheid bevat iet helders, en waarvan wij gemakkelijk een denkbeeld kunnen maaken: dit is, dat God altijd heeft bestaan, en altijd zal bestaan; dat hij geen begin heeft gehad, en geen einde zal hebben; en dit is alwat wij verpligt zijn, aangaande dit onderwerp te gelooven. Wij moe- | |
[pagina 94]
| |
ten, derhalven, aangaande deeze soort van Verborgenheden, aanneemen 't geen zij ons helders aanbieden, en ons oordeel opschorten, in de erkentenis van onze onkunde omtrent hetgeen zij duisters bezitten. 3. Indien men door Verborgenheid verstaa, 't geen voor ons duister en onbekend is in de dingen, die betrekking tot den Godsdienst hebben, is het zeker, dat 'er, gelijk wij reeds hebben aangemerkt, verscheiden zaaken zijn, onder die tot den Godsdienst betrekking hebben, die ons onbekend zijn. Maar de dingen, die ons onbekend zijn, maaken geen gedeelte van den Godsdienst uit; zij wierden ons niet geopenbaard, omdat zij voor ons onbekend en verborgen blijven; zij maaken derhalven geen gedeelte van den Godsdienst uit, die ons geschonken wierdt; zij mogen noch kunnen een voorwerp van ons geloof zijn. 4. Indien men door Verborgenheden verstaa onbegrijpelijke leerstukken, zijn 'er geene Verborgenheden van deeze soort in de Openbaaring. Zelfs is 'er eene tegenstrijdigheid in de stelling, dat een leerstuk geopenbaard, en tevens onbegrijpelijk is. Te zeggen, dat God onbegrijpelijke leerstukken aan ons openbaart, is zoo veel als te zeggen, dat Hij ons denkbeelden van dingen geeft, van welke wij geen denkbeeld kunnen hebben, en waarvan Hij inderdaad ons geen denkbeeld geeft; iets, 't welk volstrekt onmogelijk is. Indien 'er leerstukken van deezen aard in den Godsdienst waren, zou het voor ons volstrekt onmogelijk zijn, dezelve te gelooven: want een leerstuk gelooven, is, de denkbeelden zamenvoegen, welke men van dit leerstuk kan maaken; maar van een onbegrijpelijk leerstuk heeft men geen denkbeeld; men kan derhalven de denkbeelden niet vereenigen, welke dit leerstuk uitmaaken, diensvolgens het niet gelooven. 5. Het zelfde als van onbegrijpelijke mag ook van tegenstrijdige leerstukken gezegd worden; 't is eene soort van gewaande Verborgenheid, die in eene Goddelijke Openbaaring geene plaats kan hebben. 't Is onmogelijk, dat God, die de Autheur van onze Rede is, door zijn woord ons dingen leert, regelrecht strijdig met die Hij ons door klaare en duidelijke redekavelingen bekend maakt. Zelfs zoude het ons niet mogelijk zijn, dusdanige leerstukken aan te neemen: want gelooven, gelijk wij gezegd hebben, is, denkbeelden zamenvoegen: maar de denkbeelden, welke men in een tegenstrijdig leerstuk waant te vereeni- | |
[pagina 95]
| |
gen, kunnen niet zamengevoegd worden; zij vernietigen elkander. Indien men, bij voorbeeld, beweerde, dat een en het zelfde lichaam gelijktijdig te Parijs en te Rome is, zou het onmogelijk kunnen geloofd worden. Uit zwakheid, uit toegeevendheid, bij mangel aan opmerkinge op hetgeen mij wordt voorgesteld, kan ik wel zeggen, dat ik aan dusdanig een voorstel mijne toestemming geef; de woorden, uit welke het bestaat, kan ik zamenvoegen, doch mijn verstand kan de denkbeelden niet verbinden, welke deeze woorden uitdrukken; het kan het denkbeeld van een lichaam, op zekeren tijd te Parijs aanweezig, niet zamenvoegen met het denkbeeld van dat zelfde lichaam, als ten zelfden tijde aanweezig te Rome. Beweerende dat dit lichaam te Rome is, ontkent men dat het te Parijs is; beweerende dat het te Parijs is, ontkent men dat het te Rome is: deeze twee denkbeelden, die men waant zamen te voegen, vernietigen elkander. (Het slot hierna.) |
|