| |
Het leven van Sir Walter Raleigh.
(Uit het Taschenbuch der Reisen, von e.a.w. von zimmerman, voor 1806. door J.V.W. Rzn.)
Den grooten man, met eenen onwankelbaren moed, tegen het noodlot, dat hem bestormt, te zien kampen, veroorzaakt, volgens het zeggen van eenen der oudste Wijsgeeren, zelfs den Goden een aangenaam schouwspel. - En waarlijk, de groote man kan zich bezwaarlijk ten vollen als zoodanig doen zien, zonder vele en drukkende lotgevallen. Hoe minder hij echter volgens zijnen eersten stand tot deze laatste bestemd schijnt, en hoe grooter zijne verdiensten voor zijn Vaderland en de geheele Maatschappij zijn, zoo veel te
| |
| |
schitterender zal ook eens zijn naam in den tempel des roems blinken.
Dit alles wordt ook in den beroemden Zeeman en Ontdekker raleigh bevestigd. - Sir walter raleigh, of, zoo als hij zelf zijnen naam schreef, ralegh, stamde uit een aloud geslacht van Devonshire af. Hij werd hier, uit zijns Vaders derde huwelijk, op een landgoed, niet verre van Budley gelegen, geboren. - Na een goed schoolonderwijs genoten te hebben, woonde hij reeds in zijn zestiende jaar het Collegie van Oriel, in Oxford, bij; en reeds hier vertoonde zich, bij de Akademische oefeningen, de sterkte zijner ontwikkelende begaafdheden. Echter verliet hij weldra de Hooge-school, en moet van daar naar Londen zijn gegaan, om zich in Middle Temple, een Collegie voor de Regtsgeleerdheid, eenigen tijd op te houden. Dan ook hier voelde hij zijne eerzucht te zeer beperkt. Hij ging hierom, naauwelijks zeventien jaren oud, als Vrijwilliger met de Troepen naar Frankrijk, welke de groote elizabeth in 1569 aan de Hugenooten ter hulpe zond. Hij bleef hier vijf jaren, en streed daarna in de Nederlanden tegen de Spanjaarden. In dit tijdperk van zijn leven vormde hij zich tot den behendigen en schranderen Wereldling, waardoor hij zich naderhand van eene zoo voordeelige zijde deed kennen.
Toen hij in 1579 in Londen terug kwam, ondernam hij met zijnen Schoonbroeder, Sir humphrey gilbert, die hiertoe eenen Vrijbrief van de Regering ontvangen had, zijne eerste Ontdekkingsreize naar Noord-Amerika; en alhoewel deze met geenen gelukkigen uitslag bekroond werd, gingen echter deze beide ondernemers, in het volgende jaar, tot het zelfde einde, weder daarheen op reis. Doch ook deze maal keerde hun het geluk den rug toe. Zij verloren hun beste schip, zonder eenige ontdekking van aanbelang gemaakt te hebben. Weldra echter zag de vurige man een nieuw middel geboren worden om zijne bekwaamheden te doen schitteren.
De Spanjaarden hadden, in den naam van den Paus, vijandelijke troepen, uit Italianers en Spanjaarden bestaande, in Ierland gevoerd, en deze hadden zich in het Landschap Kerry, in de Provincie Munster, door een daar opgerigt fort, gevestigd. Zoodra raleigh dit hoorde, nam hij onder de troepen van den daarzijnden Gouverneur, den Graaf ormond, als kapitein, dienst. Deze belegerde het fort, en dwong den Spaanschen Generaal, zich op
| |
| |
genade en ongenade over te geven. Ormond was wreed genoeg, het Guarnisoen over de kling te doen springen, omdat de krijgsgevangenen ten zijnen laste kwamen. Raleigh had bij deze onderneming zoo uitgeblonken, dat hij, gedurende het afzijn van den Graaf, het bestuur over de Provincie en de daarbij aanmerkelijke bezittingen in het overwonnen land verkreeg. Hij keerde hierop naar Engeland terug, en kort hierna werd hij op eene zonderlinge wijze bij de Koningin bekend. Zoo het immer geoorloofd ware, den hoogmoed eene Lofrede toe te wijden, zoo zoude het in dit tijdperk van het leven van onzen Held het geval zijn.
Raleigh was een schoon man, groot en sterk van ligchaam; om welke reden hij zelf zeer met zijn persoon ingenomen was, en bovenmatige pracht en blinkende kleeding beminde. Het gebeurde eens, dat de Koningin, op eene wandeling, voor eene groote moerassige plaats moest blijven staan, wanneer Sir walter zich juist toevallig in de nabijheid bevond. Hij droeg, zoo als toen de mode was, eenen fraaijen sluweelen mantel. Naauwelijks zag hij de verlegenheid der Koningin, of hij deed zijnen mantel af, spreidde dien over de modderige plaats, en baande dus hierdoor der Koninginne eenen droogen weg.
Raleigh, echter, was niet alleen een uitstekend schoon man, hij was ook geestig, zeer bespraakt, en voerde met even zoo veel overleg als gave van onderhouding het woord. Op deze wijze met elizabeth bekend te worden, moest noodzakelijk voor hem de gunstigste gevolgen hebben. Hij werd ook terstond aan het Hof gebragt, en won de gunst der Koningin hoe langs zoo meer.
Eene beslissende neiging tot groote ondernemingen wekte hem echter weldra uit deze aangename werkeloosheid. Hij nam in 1583 deel aan de nieuwe onderneming, welke zijn Schoonbroeder humphrey gilbert, tot verdere ontdekking van Amerika, uitrustte, doch ging deze maal niet zelf scheep. Toen echter deze reis door eene zware Epidemie, welke het volk overviel, reeds in dat zelfde jaar weder ten einde liep, verzocht hij der Koninginne om eenen Vrijbrief voor zich tot eene veel grootere onderneming; hij liep in 1584 zelf met zeven Schepen uit, en ontdekte de groote kust, of het Rijk Wigandacon. - Hij kwam in het volgende jaar gelukkig terug, en bragt van daar het eerst den Tabak in Engeland.
| |
| |
Elizabeth was zoo te vreden over deze onderneming, dat zij dezen Amerikaanschen naam in dien van Virginia veranderde; zijnde dit eene toespeling op haren stand, als ongehuwde vrouw; en dezen naam heeft, zoo als bekend is, deze Colonie tot op onzen tijd behouden.
Terstond hierop ondernam hij eenen nieuwen togt naar de door hem ontdekte landen; hij was zoo gelukkig, op zijne terugreis een rijkgeladen Spaansch Schip te veroveren, en dus was hem deze reis dubbeld voordeelig.
Nu rees hij dagelijks in de gunst der Koningin. Hij werd tot Senechal van Cornwallis, en tot Opperhoofd (Lord Warden) van het Tinwerk aldaar benoemd. Ook werd hij nu Lid van het Parlement. Hier vertoonde hij zich als den voortreffelijksten Redenaar, zoo wel door de wijze van voordragt, als door de oordeelkracht, welke in zijne gezegden heerschte. Men beschuldigt hem echter van te groote partijdigheid in het lot van de ongelukkige maria stuart.
Ondertusschen konden hem alle deze bezigheden niet van zijne hoofdneiging aftrekken. Want in het jaar 1587 rustte hij drie Schepen, en in het volgende jaar eene nieuwe Vloot uit, om zijne ontdekkingen te vervolgen. Hierbij nam hij te gelijk een levendig deel aan het plan tot eene Noordwestelijke doorvaart. Hij zelf echter deed ook in persoon zijn Vaderland gewigtige diensten. Dit geschiedde namelijk in den jare 1581, toen de zoogenoemde onoverwinnelijke Vloot van philips van spanje Engeland dreigde te vernietigen. Bijna alle belangrijke of slechts aanzienlijke mannen van Engeland vlogen toen, met ter zijde stelling van den toen nog zoo hevigen Sectenhaat, en met opoffering van hun eigen vermogen, het Vaderland en hunne groote Koningin ter hulpe, en hieronder blonk Sir walter bijzonder uit; hij offerde niet alleen een deel van zijn vermogen tot de uitrusting op, maar bragt bijzonder door persoonlijke dapperheid veel tot de vernietiging der Spaansche Vloot toe.
Tusschen 1588 en 1589 stond hij zijne bezittingen in Virginia aan een Gezelschap van Kooplieden af; misschien meende zijn krijgszuchtige geest nu eene verhevener loopbaan voor hem geopend te zien. - Hij begeleidde namelijk, onder aanvoering van den Admiraal drake, den gewaanden Troonsopvolger van Portugal, Don antonio crato, op de romaneske onderneming,
| |
| |
om de Portugeesche Kroon weder te veroveren. Toen men echter hoorde, dat 'er in Corunna aanmerkelijke toerustingen tegen Engeland gemaakt werden, zeilde deze gansche magt, in plaats van, volgens hare bestemming, naar Portugal, naar deze Spaansche Haven, verbrandde verscheidene schepen, sloeg de landtroepen, en plunderde de halve stad Corunna.
Nat dat hij hierbij uitgemunt had, landde hij op de terugreize in Ierland. Hier zocht hij zelf een goed Dichter, den beroemden spencer, op, nam hem met zich naar Londen, en verwierf voor hem de gunst der Koningin.
Spencer heeft dit alles zelf, in eene daarop toegepaste idylle (herderskout), bezongen, die hij aan Sir walter opdroeg.
In het algemeen was raleigh de voorstander van alle geleerde mannen, en zijn huis stond voor ieder, die door verstand en bekwaamheid uitmuntte, altijd open.
De toegenegenheid der Koningin verwekte hem echter weldra voorname benijders en vijanden. De groote voorkeur, welke raleigh genoot, zijne vrije denkwijze, die hem als boven zijne eeuw verhief, en zijn dikwijls te stout vernuft, beleedigde, behalve meerdere Grooten, ook de Geestelijkheid. Deze zocht zich te wreken, door hem in openlijke schriften voor Atheïst te verklaren, en hierdoor hem bij de Koningin zelve verdacht te maken; alhoewel hij niet alleen het aanzijn van God, maar ook eene wezenlijke Voorzienigheid, op het zekerste erkende.
Ondertusschen wist hij zich bij voortduring in de gunst der Koningin staande te houden, tot dat hij dezelve eensklaps, door eenen liefdehandel, verbeurde.
Raleigh had de bijzondere gunst der schoone Dochter van den Afgezant troughmorton, eene Hofdame der Koningin, weten te verwerven, en de gevolgen hunner liefde waren niet langer te verbergen. Hij huwde zijne geliefde wel terstond hierop, en leefde ook daarna met haar in den gelukkigsten echt; doch de Koningin was hierover zoodanig verstoord, dat zij hem verscheidene maanden gevangen zette, en, na zijne vrijlating, het Hof ontzeggen liet.
Gedurende dezen onaangenamen toestand maakte Sir walter het ontwerp, om Guiana, dat door de Span- | |
| |
jaarden, als zoo rijk in goud, aangekondigd was, te veroveren. Tot dat einde zond hij 'er eerst een' ervaren Officier op kondschap heen. Hij ging daarop in 1595 zelf, vernielde de Spaansche Volkplanting St. Jozepho op het Eiland Trinidad, nam den Gouverneur gevangen, en voer daarna den Oronoko op, zonder zijne groote verwachtingen vervuld te zien. - Hij bragt echter, na zijne terugkomst, een eigen sierlijk en waarlijk romanesk berigt over Guiana in het licht, hetwolk daarna in de verzameling van hacluit opgenomen is.
De twee volgende jaren gaven onzen Held tweemalen gelegenheid om door zijne bekwaamheid in den krijg te schitteren. - Toen het, namelijk, bekend werd, dat philips op nieuw groote toerustingen maakte, zocht elizabeth hem voor te komen. Eene groote Vloot van 170 schepen, benevens 6000 man landtroepen, werden in Plymouth uitgerust. De daarna even zoo beroemde als ongelukkige Graaf essex voerde hierbij het bevel over de Landtroepen; terwijl de geheele Zeemagt onder Lord effingham stond. Sir walter raleigh commandeerde met Lord howard onder hem, en hierbij muntte de eerste vooral uit.
Bij St. Sebastiaan te landen, vond men onuitvoerlijk; hierom waagden het howard en raleigh, de Spaansche Schepen in de Haven van Kadix zelve aan te grijpen. Hunne stoutmoedigheid werd met het gelukkigst gevolg bekroond. Raleigh nam of vernielde de Spaansche Schepen, en baande hierdoor den moedigen Graaf essex den weg tot de Stad zelve. De Engelschen maakten eenen onschatbaren buit; men schatte het verlies der Spanjaarden op twintig millioenen dukaten; en had de Hertog van medina niet besloten vele Spaansche Schepen zelf in brand te steken, de buit der Engelschen zou nog veel aanmerkelijker geweest zijn. Sir walter zag hierbij maar te veel op roem; want hij zegt van zichzelven, met betrekking tot de groote onderneming bij Kadix: ‘Ik won daarbij slechts een lam been en verder niets dan arbeid en armoede.’
De Lieveling der Koningin, Graaf essex, ontving in het volgende jaar het Commando over eene onderneming tegen de rijke Indische Vloot van Spanje en tegen de Azorische Eilanden. Sir walter, die over een gedeelte der Vloot het bevel voerde, kwam eerder dan essex bij Fayal aan. Door lang naar dezen te wachten,
| |
| |
zoude hij het gunstigste oogenblik, om de Stad, die nog in zekerheid meende te zijn, te veroveren, hebben laten voorbijgaan. Hij greep daarom Fayal met het beste gevolg aan; doch essex meende hierdoor in zijnen roem benadeeld te zijn; hij was hierover ten hoogsten verbitterd, en zoude, als Opperbevelhebber, hem en meerdere Kapiteinen van deze onderneming van hunnen post ontzet hebben, indien Lord howard hun niet ten voorspraak gediend hadde. Echter was dit de hoofdoorzaak van den onverzoenlijken haat, welke naderhand steeds tusschen raleigh en essex bestaan heeft.
Daarenboven werd essex van raleigh openlijk benijd, om de blijkbare voorkeur, met welke hem elizabeth begunstigde. Toen daarna deze edele, dappere, doch veel te haastige, trotsche en onvoorzigtige Gunsteling, door openlijken opstand tegen zijne Beschermster en Minnares, als werkelijk aan hoogverraad schuldig, veroordeeld werd, wendde raleigh alles aan, om de Koningin tot het beslissend oordeel over te halen. Raleigh werd dermate door naijver bestreden, dat hij in eene ziekte viel, toen de Koningin, omtrent haren Lieveling in den grootsten strijd met zichzelve, eenige hoop op vergeving liet blijken. Naauwelijks had echter de hardnekkigheid van den Graaf essex op de neiging der Koningin gezegevierd, naauwelijks had zij, tegen haar eigen gevoel, het doodvonnis van den Graaf onderteekend, of raleigh was zeer spoedig genezen.
Bij deze gelegenheid werd onze raleigh, door zijne aandrift om over zijnen Vijand te zegevieren, onvergefelijk ver georagt. Hij vond een bijzonder vermaak om de volvoering van het vonnis aan zijnen grooten tegenstander in den Tower persoonlijk bij te wonen; want deze geschiedde niet in het openbaar. Hadde toch toch deze anders zoo groote man zichzelven voorgesteld, hoe ligtelijk men aan het Hof, van het toppunt van geluk, in den afgrond des ongeluks kan nederstorten! Doch het was of de wraak hem van zijne zinnen en alle voorzigtigheid beroofde, dewijl hij zich hierdoor den haat des volks en de berisping van elken bedaarden en weldenkenden man op den hals haalde.
Deze zege op den edelen tegenstander was slechts van korten duur. Elizabeth overleefde haren Gunsteling naauwelijks twee jaren; en met den dood van deze groote Vrouw taande, als 't ware, te gelijk het geluk van onzen Held.
| |
| |
De Opvolger op den Engelschen troon, jakob de I, beschouwde raleigh met geheel andere oogen. Dewijl, namelijk, de Graaf essex, in het laatste tijdperk zijns levens, zich werkelijk met jakob den I, als toenmaligen Koning van Schotland, in onderhandelingen had ingelaten, om elizabeth over te halen, dezen beslissend tot haren Opvolger te verklaren, zoo moest raleigh, als de hevigste tegenstander van den Graaf, uit den aard der zake, bij den nieuwen Monarch gehaat zijn.
Zeer spoedig ook bleek de ongenade van den nieuwen Monarch omtrent raleigh. Hij verloor zijnen invloed aan het Hof, en zelfs kort daarna zijne zoo voordeelige ambten.
Waarschijnlijk was het bittere verdriet, en veelligt de wraakzucht, de drijfveeren, welke eenen man van eene anders zoo onbevooroordeelde denkwijze, als Sir walter waarlijk was, kouden doen besluiten om zich met verscheidene strenge Puriteinen te verbinden, ten einde zijnen regtmatig erkenden Koning van den troon te werpen, en arabella stuart, die ook van hendrik den VII afstamde, de Engelsche kroon op te zetten. Hoe donker ook de Geschiedenis dezer Zamenzwering eenen hume toeschijne, deden zich echter, uit hetgene 'er van bekend werd, sporen eener zulke zamenzwering op.
De beschuldiging echter werd des te zwaarder voor raleigh, naarmate hij zich, door zijn gedrag omtrent den bij het volk zoo zeer beminden Graaf essex, den openlijken haat op den hals gehaald had.
Hierom veroorloofde zich ook toen de toenmalige Advokaat der Kroon, eduard coke, in zijne aanklagte tegen hem, zulke uitdrukkingen, als waaruit de onbeschoftheid van dezen gevoelloozen mensch, tegen de beschuldigden in het algemeen, maar al te duidelijk zigtbaar was. Het was een merkwaardig schouwspel, hoe de groote en voor zijn Vaderland zoo verdienstelijke raleigh, de harde namen, b.v. van ellendeling, monster, helsche adder, waarmede de lompe Advokaat hem vernederde, met bezadigdheid, welsprekendheid en moed beantwoordde. Hij werd echter ter dood veroordeeld. Hij werd naar Winchester en hierop naar den Tower gebragt; zijne goederen werden verbeurd verklaard, en vielen den toenmaligen Lieveling des Konings, robert car, naderhand Graaf van sommerset, ten deel. De volvoering van het
| |
| |
vonnis werd echter uitgesteld. Dat raleigh ondertusschen zeker den dood verwachtte, blijkt uit de brieven, welke hij in dien tijd aan zijne Vrouw schreef.
Gedurende zijne gevangenis beproefde hij onderscheidene middelen om zijne vrijheid weder te bekomen. Eenige derzelven waren, zonder tegenspraak, beneden zijne waarde; zoo hield hij zich b.v. ziek, en zelfs krankzinnig. Alles was ondertusschen te vergeefs; hij zat dertien jaren gevangen.
(Het slot hierna.) |
|