De Familie-papieren, of de Gevaaren der Verkeering. Door A. Lafontaine. Iste Deel. Met de Silhouette van den Autheur. Amsterdam, bij L.A.C. Hesse. In 8vo. 291 Bl.
Vooraf gaat een kort berigt van des Schrijvers levensloop, hetwelk wij overnemen. ‘August heinrich julius lafontaine werd geboren te Brunswijk, den 20 October 1758. Zijne Grootouders, Fransche Resugiés, hadden zich aldaar met der woon nedergezet. Zijn Vader, Leeraar bij eene Fransche Hervormde Gemeente, stelde alles in het werk, om hem eene goede opvoeding te geven en met beoefenende levenswijsheid uit te rusten, waarbij hij hem, van der jeugd af aan, inzonderheid de zucht voor de Ouden zocht in te boezemen. Het gestadig bestuderen derzelven, gevoegd bij eene naauwkeurige kennis van de beste Engelsche, Fransche en Italiaansche Schrijveren, tot de lezing van welke hij vroegtijdig werd aangespoord, gaven zijnen geest eenen hoogen graad van beschaving, en tevens zulk eene juiste oordeelskracht, dat hij zich wist te beveiligen tegen die vooroordeelen, welke zoo dikwerf de beste verstanden in de vlugt van hunnen geest tegenhouden, en hun met Illiberaliteit (het nadeeligste voor waarheid en menschelijkheid) besmetten. Na volbragte studien op de Hoogescholen van Göttingen en Halle, verzelde hij eenen Jongeling van adel op zijne reize door Frankrijk, Italie en Zwitserland; waardoor hij zijne eigene kennis van landen en menschen tot dien graad van volkomenheid bragt, welken hij later in alle zijne geschriften zoo meesterlijk ontvouwt.
Na zijne terugkomst werd hem de zorg aanbevolen voor de zedelijke opvoeding van de kinderen des Pruissischen Generaals van thaden, en hij vervolgens Veldprediker bij het Regiment van dezen Generaal. In den jare 1801 leide hij deze bediening neder, na van de Koningin van Pruissen, voor de Opdragt van zijnen Herman Lange, ten bewijze dat zij verdiensten weet te waarderen en te beloonen, eene Domheers Praebende in Maagdeburg te hebben ontvangen. Thans leeft hij stil in burgerlijke welvaart, ja men zou kunnen zeggen in vermogen, dewijl zijne vlugge veder eene rijke goudmijn voor hem is geworden; beschenkende het letterkundig publiek van tijd tot tijd met de vruchten van zijnen geest.’
Onder zijne vele Romans, door welke 's mans roem reeds ook onder ons zoo wel gevestigd is, wordt door deze de verwachting van zijne vrienden gewis ook niet te leur gesteld; ons althans beviel dit geschrift, en in het bijzonder het zoo uitnemend fraai geteekend karakter van een' der Broederen,