Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSt. Domingo, of het Land der Zwarten in Hayti en deszelfs Omwenteling. Door Marcus Rainsford. Naar het Engelsch. Met Plaaten en Kaarten. IIde Deel. Te Amsterdam, bij J. Allart. In gr. 8vo. Behalven het Register, 400 blz.Onze beoordeeling van het Eerste Deel des opgemelden WerksGa naar voetnoot(*) wijst genoegzaam aan, dat de Heer rainsford niet onder de daaglijksche Schrijvers te tellen is. Wij willen hiermede zeggen, dat hij zich niet vergenoegt met algemeen bekende bijzonderheden, Hayti betreffende, den Leezer op te disschen. Zijn Werk is veeleer zonderling. De voortzetting, welke wij in dit Tweede en laatste Deel voor oogen hebben, staast dit gevoelen. Wij kunnen en behoeven; ten bewijze daarvan, niets meer te doen, dan eenige hoofdtrekken aan te voeren. In het voorgaande Deel sprak rainsford reeds voordeelig van toussaint l'ouverture, aan wiens gunstige uitspraak hij zijn leeven verschuldigd was. In het V Hoofdstuk, waarmede dit Deel aanvangt, en ten opschrift heeft, Beschouwing van de Krijgsmagt der Zwarten; Oorlog tusschen de Fransche Repuliek en de onafhanglijke Zwarten in St. Domingo, doet hij ons deezen zwarten Held nader kennen, en hangt van hem de gunstigste Beeldtenis op. Wij tekenen alleen eene verzameling van hoofdtrekken na. ‘Toevallige bedrijven van regtvaardigheid en goedertierenheid kunnen bij wijlen het bewind der regeringloosheid zelve optooijen, en het genoegen verzacht somtijds het norsche gelaat van den grimmigsten dwingeland: maar, als een man, die, gedurende een aanzienlijk tijdvak, met eene onbepaalde magt bekleed was, [terwijl er geen veil dagbladschrijver gevonden werd om zijne goede daden uit te bazuinen; maar duizenden, integendeel, wedijverden om zijne dwalingen bekend te | |
[pagina 660]
| |
makenGa naar voetnoot(*)] nooit beschuldigd is, dat hij die magt misbruikt heeft; maar integendeel eenparig eene onveranderlijke regelmaat in zijn gedrag heeft gevolgd, hem door gezond verstand en schrander oordeel als de allerachtenswaardigste voorgeschreven, en die hem altijd tot bedrijven van grootmoedigheid en goedheid deed overhellen; dan heeft hij de sterkste proef, waarop hij gesteld kon worden, doorgestaan, die, met de broosheden der menschelijke natuur, en zonder de bijkomende hulpmiddelen, welke anderen, geboren om te regeren, te stade komen, eene der hoogste plaatsen in de maatschappij bekleed heeft. - Zijne regering schijnt niet door den invloed van eenigen heerschenden hartstogt bevlekt te zijn: zoo hij alleen door de begeerte naar gezag ware gedreven geweest, zou hij weldra opgehouden hebben, de aanvoerder van opstandelingen te zijn; had gierigheid hem beheerscht, zoo konde hij, even gelijk vele anderen, reeds in de vroegere tijdperken van den strijd, met onmetelijke rijkdommen, na het naburige vaste land zijn ontweken; of had een bloedige wraakzucht zijn hart vervuld, zoo zou hij zich niet zoo dikwerf vermoeid hebben met die aandoenlijke aanspraken aan het gezond verstand (welke het voorwerp der spotternij van zijne ambtgenooten waren) over misdaden, welke de bestuurders van lang beschaafde natien tot de pijnbank zouden veroordeeld hebben! Toen hij een werkzaam deelnemer in de omwenteling van zijn' geboorteland werd, waren zijne beginselen zoo zuiver en regtvaardig, als die, welke de groote grondleggers der Vrijheid, in eenige vroegere eeuw of andere luchtstreek, immer hebben aangedreven.’ - Aan die hoogst gunstige Characterschets van toussaint, voor zo verre de Schrijver hem beschouwt in zijn post als Opperbevelhebber en Gouverneur van het Eiland St. Domingo, hegt hij eene niet min gunstige, doch voor ons ter overneeminge te breede, schilderij van 's Mans Character met betrekking tot vreemde Staaten, alsmede van zijn amptloos en huislijk | |
[pagina 661]
| |
leeven. Alle deeze gunstige trekken doen zich voor in zijne reis door het Eiland, vóór de Verklaaring van Onafhanglijkheid, in Julij 1801. Voorts ontvouwt onze Schrijver de gedraagingen van Frankrijk jegens dit Eiland, in het tijdvak des geslooten Vredes, onder den invloed van den Eersten Consul bonaparte, welke den krijgstogt van de Fransche Republiek tegen St. Domingo onder den Generaal le clerc ten gevolge hadt. Hij bragt twee Zoonen van toussaint l'ouverture mede uit Frankrijk, waar zij waren opgevoed, als gijzelaars voor de goede bejegening van het Fransche Leger door derzelver Vader. Het gedrag des Franschen Generaals bij diens aankomst wordt met haatlijke kleuren geschetst. De ontmoeting van toussaint en diens kinderen is een treffend tafereel. Bij derzelver voorstelling om den Vader in de maatregelen der Franschen over te haalen, sprak hij in 't einde: ‘Neem mijne kinderen terug, indien het zoo zijn moet; ik zal getrouw blijven aan mijne Broederen en mijnen God!’ Deeze pooging, om den Opperbevelhebber tot begunstiging van der Franschen oogmerken over te haalen, mislukt zijnde, nam alles eene krijgshaftige gedaante aan, en worden de bedrijven van le clerc als die der veragtlijkste laagheid opgegeeven. - Christophe, dessalines en toussaint in een voorgesteld Verdrag begreepen hebbende, hielden de openbaare vijandlijkheden op. Toussaint en dessalines onttrokken zich aan de openbaare zaaken. Beschuldigd van verraadlijke oogmerken, werd de eerste gevangen genomen, met de zijnen na Frankrijk gevoerd, waar hem het deerlijkst lot wagtte, en hij op eene ellendige wijze zijn leeven eindigde, hier alles breedspraakig vermeld. Van toussaint ontslaagen, verwisselde le clerc den titel van Capitein-Generaal in dien van Generaal en Chef. Het krijgstooneel opende zich op nieuw; christophe en dessalines voerden de Eilanders op nieuw tegen de Franschen aan. Ten deezen tijde nam der Franschen Regeering, gelijk onze Schrijver optekent, ‘een bloeddorstiger en verschrikkelijker aanzien aan, dan men onder een beschaafd volk kan beseffen. Tot het ontwapenen der Zwarte troepen, die in de Fransche waren ingelijfd, werden de allerbarbaarste maatregelen in 't werk gesteld. Men verzamelde geheele scheepsladingen, en deed ze in 't ruim versmoren. Eens had men er zes- | |
[pagina 662]
| |
honderd omsingeld, en toen zij tegenweer wilden bieden, werden zij op de plaats geslagt, en dagelijks vielen er, in de nabuurschap van Kaap François, zoo groote slagtingen voor, dat de lucht door de verrottende ligchamen besmet werd. En dewijl ter zelfder tijd de Fransche troepen uit het veld gedreven en genoodzaakt werden om zich in de voornaamste steden te versterken, verspreidde zich de besmetting alom, en werd de ellende en schrik algemeen. Tot het uiterste voortschrijdende, en om de maat der buitensporigheden vol te meten, nam men de toevlugt tot het gebruik der Bloedhonden, dat verschrikkelijk hulpmiddel, welks aanwending voor eenen tijd, in eene naburige Volkplanting reeds de verontwaardiging der Mogendheden van Europa had gaande gemaakt.’ - Wij geeven slegts, wat wij vinden. Welk een verschriklijk Monster is de Krijg! De Generaal en Chef le clerc, elf maanden op St. Domingo die waardigheid bekleed hebbende, overleedt, en kreeg den Generaal rochambeau ten Opvolger, die dien Krijg voortzette. Wreedheden stapelden zich opeen. Naa het wederzijdsch versterken der Legermagten, viel het gevegt van Acul voor. Naa 't zelve werd de wreedheid der Franschen door het Leger der Zwarten vergolden. Oogenbliklijk zag men eene menigte van galgen oprigten. De Generaal koos uit zijne gevangenen de Officiers uit, vulde het ontbréekende getal met Gemeenen aan, en hing hun, met het aanbreeken van den dag, in onderscheidene kwartieren op, in het gezigt van de Legerplaats der Franschen. - Daarop stortten de Zwarten, met de verbaazendste onverschrokkenheid en geregeldste orde, van hunne bergen af, tastten de legerplaats zelve aan, wierpen de geheele linie overhoop, en dreeven de Fransche krijgsmagt tot digt onder de wallen van Kaap François. ‘Zulk eene vergelding, schrijft rainsford, verkreeg de bloeddorstige maatregel; eene vergelding, waarvan de billijkheid, hoe zeer betreurenswaardig zij ook is, niet in twijfel kan getrokken worden.’ - Men bedenke, dat de Schrijver een Engelschman is. De hervatte Oorlog tusschen Groot-Brittanje en Frankrijk gaf eene wending aan al dit bedrijf. Rochambeau hieldt zijn verblijf aan de Kaap, waar dessalines hem naauw insloot. Der Franschen wreedheid nam, naar onzes Schrijvers vermelding, naar gelange hunne magt verminderde, toe. De afschuwlijke Bloedhonden en Men- | |
[pagina 663]
| |
schenjagt kwamen weder te voorschijn. De komst van een Engelsch Esquader deedt alles van gedaante veranderen. De Fransche Generaal werd tot overgave genoodzaakt, en geraakte bij de Engelschen gevangen. De Eilanders zegepraalden onder het Opperhoofdschap van dessalines. Met den aanvange des Jaars 1804 hernam het Eiland den ouden naam van Hayti, en kreeg eene nieuwe Staatsregeling. Dessalines vermeldt, ‘dat door verdrinken, slagten, ophangen en doodschieten meer dan zestigduizend Eilanderen onder de onmenschelijke regeringen van le clerc en rochambeau waren om 't leven gebragt.’ - Men berekende, dat er binnen tien maanden naa de aankomst der Franschen omtrent veertigduizend man hunner troepen waren omgekomen. Dessalines werd met den post van Gouverneur van Hayti voor zijn leeven bekleed, en vervolgens Hayti onder jan jacob dessalines tot een Keizerrijk verheven. ‘Of dit besluit,’ voegt er onze Schrijver nevens, ‘uit de soortgelijke gebeurtenis, die in Frankrijk had plaats gegrepen, voortkwame, dan of het zijnen oorsprong hadde in de grootsche denkbeelden, welke in eenen Staat ontstaan, die eensklaps uit de nevelen des tegenspoeds in heerlijkheid te voorschijn treedt, is onbeslist; maar zeker is het, dat het op een verhevenen grondslag rustte, en ten uitvoer gebragt werd op eene wijze, met de eenvoudigheid der vroegste instellingen, en tevens met de beschaafde deftigheid der hedendaagsche hoven, overeenkomende.’ Deeze wordt, ten slot deezes Hoofdstuks, beschreeven. Het VI en laatste Hoofdstuk, ten opschrift voerende, over de Oprigting van een Keizerrijk van Zwarten, en de waarschijnlijke gevolgen van deze Omwenteling eener Volkplanting, vangt hij, in verband met het voorgaande, dus aan: ‘Zoodanig was dan, aan het slot van het jaar 1804, het einde dezer Omwenteling, zoo rijk in gebeurtenissen, en waarin de Keizerlijke waardigheid de belooning was van den moed en de ervaring des Bevelhebbers, die, met de ongelukken van zijn braven en goeden voorganger voordeel doende, zijne vijanden met beteren uitslag bestreden had.’ Het vervolg deezer leezenswaardige beschouwing van het mogelijk lot diens nieuwen Keizerrijks rust op 's Schrijvers voorige bevindingen, door de uitkomst be- | |
[pagina 664]
| |
waarheid, en verdere mensch- en staatkundige gronden; dan het moet in den zamenhang geleezen worden. - De tijd, zints dit schrijven verloopen, en de jongste lotgevallen deezes Rijks, elk uit de Nieuwsmaaren eenigzins bekend, heeft reeds aangeweezen de gegrond- of ongegrondheid van eenige hier aangevoerde stellingen. Bijkans de helft deezes Boekdeels bestaat uit een Aanhangsel in XIX Afdeelingen. Het heeft betrekking tot het geheele Werk, en behelst oorspronglijke Stukken, te lang om in het Werk zelve te worden ingevlogten, gepaard met Aanmerkingen. Deeze bijgevoegde Stukken staaven de egtheid van 's Schrijvers berigtgeevingen, en hebben veel bijzonders. De Etsnaald geeft ons in dit Deel eene Afbeelding van toussaint l'ouverture; alsmede het Fac simile van eenen Brief diens Bevelhebbers. Voorts heeft dezelve zich bezig gehouden met de hoogst afzigtige vertooning van de Middelen, bij de Franschen gebruikt om de Zwarten te verdelgen, en, tot een tegenhanger, de Wraakneeming der Zwarten tegen de Franschen; de vernieling door Bloedhonden van eene Familie in een bosch overvallen, waarvan men zich in de Americaansche Volkplantingen bedient, en, tot slot dier akeligheden, de manier van aanfokking der Bloedhonden. - Waarlijk wij zien de kunst liever uitgeoefend in min schriklijke vertooningen! |
|