Kleine Schriften, enz. door W.G. Reddingius. IIde Bundel. 132 Bladz.
Deze tweede Bundel verschijnt, door vertraging der uitgave van den vorigen, gelijktijdig met denzelven in 't licht. Zij bevat de volgende stukjes:
N. IX. Over Joh. VII:8, door g.b. reddingius. Een oordeelkundig betoog, dat 't gezegde van Jesus, door Joh. vermeld, en wel, als men met griesbach dus leest, ik gaa niet op tot dit feest, 's Heilands waarheidliefde geenszins in verdenking brengt.
N. X. Over Rom. V:7, 8, door denzelfden. 't Onderscheid tusschen een rechtvaardigen en goeden wordt dus opgegeven, dat door den eerstgenoemden iemand verstaan wordt, die zeer naauwgezet is in de waarneming van de wetten van Moses, waarvan hij nimmer opzetlijk afwijkt; door den laatsten een menschenvriend, die zijn voornaamste werk maakt van weldoen. Wij vinden met den Eerw. reddingius deze uitlegging veel gepaster en meer gegrond, dan die van vorstius, schleusner en bosveld, die hij met goede redenen tegenspreekt.
N. XI. Korte wederlegging van eenige gezegden van den onlangs overledenen Heidelbergschen Hoogleeraar bauer over Genes. IV:2-5; door den Uitgever. Voor hun, die gevaar loopen, om, door de magtspreuken van verscheidene Duitsche Schrijvers, tot kleinachting van de Bijbelsche verhalen, uit den vroegsten leeftijd, vervoerd te worden, is dit stukje lezenswaardig.
N. XII. Een uitvoerig stuk, tot aanwijzing van de merkwaardige overeenstemming tusschen Lukas en Joh. in hunne verhalen, aangaande Martha en Maria; door denzelfden. Men zal het regt geschikt vinden, ter bevestiging van beider geloofwaardigheid.
N. XIII. Eene uit 't Hoogduitsch vertaalde Verhandeling van j.g. crell over de Accommodatien in het N.T., die overweging verdient.
't Bijgevoegd Mengelwerk bestaat weder grootendeels uit Ontwerpen van Leerredenen, met een Fragment eener Leerrede, eene Anecdote (betreffende den tegenstand