| |
Brief van den heere G.J. van Wij, te Arnhem, aan den heere B. Hussem, te amsterdam, wegens een meer dan waarschijnlijk ontdekt kankermiddel.
Wel Ed. Heer en Vriend!
Onder andere mij twijfelbaar voorkomende gevallen van Kankergenezingen door den Med. Doctor f.h. katzenberger,
wonende te Warendorff, in 't Munstersche, zoo door mondelinge berigten, als bij annonce in de Couranten en andere Tijdschriften, zag ik ook onlangs de bejaarde Juffrouw V.O., welke zes jaren te voren mij wegens hare carcinomatense borst geraadpleegd had, doch aan mijne raadgeving, welke ik toen heilzaam achtede, geenen zin had, en nu eindelijk ruim zes maanden te Warendorff ter genezing zich opgehouden heeft, als hersteld teruggekeerd is naar hare woonplaats, doch bevonden hebbende dat nog aanmerkelijke overblijfsels aanwezig waren, zich zelve het Kankermiddel (zekere roode zalf) geappliceerd heeft, met het zelfde effect, als onder vorige behandeling des Heeren katzenberger aan haar gebleken was, en met volkomen vertrouwen op de radicale genezing, waaraan ik echter zeer twijfele, aangezien onder andere haar zwakke toestand, aanhoudende koortsen en zeer verzwakkende buikloop, verplaatsing van Kankergift, in de vochten heerschende, denoteeren.
Deze Lijderesse heeft (volgens verhaal) langs geschikte wegen, en met veel beleid, het bij haar Ed. zoogenaamde Geheim, uit het zelfde kanaal, waar langs de Heer katzenberger 't zelve magtig geworden is, weten te bekomen; en niettegenstaande zij 't zelve op zeer hoogen prijs waardeert, ben ik bij gelegenheid, in hare woonstad geroepen zijnde, (bij eenen Lijder, wien ik, om reden eenes afgrijsselijken Tongkankers, geene andere dan palliative hulpmiddelen konde aanraden) volkomen geslaagd, om van haar Ed. en 't middel on t voor- | |
| |
schrift ter bereiding, en verdere behandeling ter beproeving, magtig te worden.
De verpligting van geheimhouding des voorschrifts, vooralsnog, mij opgelegd, is van zoodanigen aard, indien ik er, in geval van waren Kanker, mede slage, (waaraan ik alsnog wantrouwe) dat ik, aan de belofte voldoende, 't zelve, ten nutte van het Menschdom, aan mijne Kunstgenooten zal kunnen mededeelen.
Nadat ik nu in het geachte Maandwerk, de Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen voor 1807. No. XII. van de mededeeling door den Med. Doctor cleve, het volgende gelezen had: ‘Daar welligt vele uwer Lezers, en vooral die van de beminnelijke sexe, zullen getroffen zijn door het voorbeeld van onzen Kunstbroeder, den schranderen katzenberger, in 't genezen van den Kanker, onlangs uit menschenliefde medegedeeld door den Heer j. de heer, in No. 9. voor 1807. van uw geacht Maandwerk; heb ik het niet ondienstig gedacht, UEd. of liever uwe Lezers, met de nevensgaande eenvoudige Methode om den Kanker in de Borsten in vele gevallen voor te komen en te genezen, in het Journal der Practischen Heilkunde, 23 Band, 4 Stuck, van den beroemden hufeland, en door hemzelven medegedeeld, bekend te maken, enz.’ voelde ik mij (met voorbijgaan der beoordeeling van hufeland's voorschrift ter afwending of verligtingskuur tegen den Kanker, 't welk iederen ervaren Heelkundige, die de lecture van hufeland's schriften niet onverschillig acht, bekend is, en door hen naar waarde kan, maar nimmer door de Lijderesse zelve ter aanwending behoort beoordeeld te worden) verpligt, om wegens de Heelmethode, in navolging van den Heer katzenberger, aan mijne Kunstgenooten zoo veel mede te deelen, als ik tot nog toe vrijheid heb te mogen bekend maken; terwijl ik tot aan den tijd, dat ik door proeven, wegens de geneeskracht des middels tegen waren Kanker, proefondervindelijk en volkomen overtuigd ben, mij aanbiede, om dat Kankermiddel, (met de manier van behandeling in scriptis) 't welk mij voor het echte Kankergeneesmiddel des Heeren katzenberger (en, zoo als het mij ook duidelijk toeschijnt, op ontwijselbare gronden)
medegedeeld is, aan ieder ervaren Heelarts ter beproeving toe te schikken, in hoop dat ik spoedig in staat zal zijn, om het voorschrift zelve bekend te maken, zoo als ik het uit de hand van zekere edelmoedige Juffrouw, Nichte der voorbedoelde Lijderesse, ontvangen heb, die de behandeling (op voorschrift en onder opzigt van den Heer katzenberger) harer Tante te Warendorff heeft bijgewoond, ten zelfden tijde der behandeling van de Lijderesse, waarvan de Heer j. de heer met zoo veel (althans tot hier toe en zoo veel daar van bekend is) verdienden lof, en als waren alle
| |
| |
Heelkundigen van die behandelingsmethode ongelukkig geheel en al onkundig, gewag gemaakt heeft.
Dat ondertusschen de edelmoedige Heer j. de heer, ten opzigte der onbekendheid van het middel des Heeren katzenderger aan de Heelkunstoefenaren, gedwaald heeft, zal blijken, zoo dra ik het genoegen zal kunnen hebben, om openlijk de Heelmethode van laatstgemelden Heer mede te deelen. - Dit is mij voorloopig geoorloofd te zeggen, dat het voorname doel dier geneeswijze gelegen is in de geheele vernietiging der Kankerklieren door het Arsenicum: en dat men voorlange, onder andere door wilhelm reinhard le febure, op soortgelijke wijze een aanmoedigenden wenk ter genezingsbeproeving gekend heeft, blijkt uit zijne openlijke mededeeling zelve, of kan men ook aangeteekend vinden in mijne bekroonde Prijsverhandeling, beantwoordende de Vraag, voorgesteld door het Genootschap onder de zinspreuk Servandis Civibus, IVde Deel, in 't jaar 1779, bladz. 138. enz. De Vraag is van den volgenden inhoud: ‘Kunnen wij ons overtuigd houden, dat een ware Kanker zonder de afzetting tot genezing is gebragt? Welke ongemakken zijn het veelal, die zich onder de gedaante van deze woedende kwaal vertoonen, en onder dien naam of genezen, of door nog erger dwaling, als ongeneeslijk behandeld worden? Hoe velerlei is de oorsprong van dusdanige misslagen, naar de verscheidenheid der lijdende deelen, naar de onderscheiden soorten van Kankers, of naar den bijzonderen aard van het bedriegelijk ongemak, 't welk men er te onregt voor aanziet? En kan, eindelijk, ook zoodanig een ongemak ooit wel tot wezenlijken Kanker ontaarden?’ - Het zal er dan nu maar alleen op aankomen, om te doen zien, (wij hopen tot heil der lijdenden) dat, schoon de Heelartsen meestal op den weg geweest zijn, om met dit middel voordeel te kunnen doen, zij echter, en met reden, te beschroomd geweest zijn, om alsnog zulk een nog niet genoeg beproefd, gevaarlijk, en, onbedreven beslierd, doodelijk middel aan te wenden; tot dat
nadere proefnemingen, door meer kloekmoedige uitoefenaars der behandelingen van Kankergebreken, meer zekerheid en licht verspreid, en de genezingsbehandeling meer veilig uitgeoefend zouden hebben.
In hoe verre nu ons bedoelde zoogenaamde Kankermiddel den voorrang boven dat van le febure en anderen verdiene, zal nader moeten blijken; terwijl wij intusschen zeker stellen, dat de Kankerbehandeling, welke wij in navolging van den Heere katzenberger gezien hebben, niet op welberedeneerde, maar op Empirische gronden gevestigd is, en hartelijk wenschen, dat deze Empirische behandeling, gelijk alle voorouderlijke geneeskunstbehandelingen, den weg moge banen tot volkomen zekere genezing van dat afgrijsselijk, schrikbarend en doodelijk venijn, de Kanker.
| |
| |
Ik behoef hier niet op nieuw er voor uit te komen, dat ik het anders, ten opzigte der ware Kankers, ten meesten opzigte met Uw Ed. en alle Heelkundigen van den besten stempel eens ben, daar ik er in mijne voorgemelde Prijsverhandeling zeer uitvoerig en zoo ik meen voldingend voor uitgekomen ben, en in mijne verschillende gevallen, in latere tijden medegedeeld, ja zelve meermalen beredeneerde Kankergenezingen vrnchteloos beproefd heb; maar met dat al zijn er gevallen, waarin men, naar mijn inzien, veilig kan en behoort te beproeven, wat men met het Kankermiddel voornoemd ter behouding der lijders kan uitrigten, in die gevallen bijzonderlijk, waarin wij op eene andere wijze niets ter genezing, in onzekerheid van den waren scrophuleusen, kankerachtigen of venerischen aard des gebreks, durven aanwenden, en naar ons beste weten eenen gewissen kort aanstaanden dood te wachten hebben; althans het zijn die gevallen, waarin ik het middel voorgenomen heb te beproeven, terwijl ik met hetzelve zoodanige inwendige midderen paren zal, als mij naar omstandigheden toeschijnen, en met den aard des gebreks meest nuttig voorkomen zullen, te behooren.
En, dewijl het voor Heelkundigen hoogst wenschelijk is, dat de waarheid van het al of niet geneeskrachtige dezes middels spoedig ontdekt worde, en er bovenal het lijdend menschdom veel belang bij heeft, dat men allerwegen, waar zich Kankerlijders bevinden, zulk eene begeerlijke hulp, zonder van eenen enkelen Heelarts alleen af te hangen, kan bekomen; zoo biede ik mij nogmaals, ten slotte van dezen Brief, aan (en dit was de reden vooral, waarom ik Uw Ed. in het openbaar dezen deed toekomen) aan alle zoodanige Kunstgenooten, wier kunde en ervarenheid in de Heelkunde den toets der ondervinding hebben doorgestaan, ter bezorging van het middel; ten einde hetzelve met die behoedzaamheid als daarbij vereischt wordt, en met die oplettende waarneming als tot de verzameling van echte proeven strekken kan, gebruikt zoude kunnen worden.
Intusschen wensche ik, dat mijne heilbedoelende pogingen gelukken mogen; terwijl ik, mij steeds in uwe voortdurende vriendschap aanbevelende, ben
Wel Ed. Heer en Vriend!
Uw Eds. zeer dienstv. Dienaar
g.j. van wij.
Arnhem,
11 October 1807.
In No. XL Letteroef. bl. 489. reg. 4. staat Door, lees Daar. En in No. XII. bl. 532. reg. 6. van ond. Sythen, in plaatse van Scythen. |
|