P.H. Peerlkamp, Carmina quinque, pertinentia ad calamitatem Leidensem, quae suit a.d. XII. Jan. MDCCCVII.
De Heer peerlkamp, reeds met lof bekend door zijne Vitae excellentium aliquot Batavorum, doet zich door deze proeven ook als Latijnsch Dichter kennen. Het eerste gedicht heeft Leijdens ramp in het algemeen ten onderwerp; het tweede betreurt den dood der Hoogleeraren kluit en luzac; het derde is aan de schim van dousa gerigt; het vierde verheft de menschlievendheid, waarmede de Nederlander, ondanks het algemeen verval, de ongelukkigen is bijgesprongen; en het vijfde bezingt den lof van den Heere kinsbergen, wiens menschlievendheid bij deze gelegenheid ook bij den Dichter de achting nog vergroot heeft, waarin deze verdienstelijke man bij zijne landgenooten staat, en verdient te staan. De verzen zelve zijn schoon en vloeijende, en wij durven de lezing daarvan gerust aan alle beminnaars der Latijnsche poëzie aanbevelen. Op pag. 13. vs. 5. leest men viam, dit moet ongetwijfeld iram wezen.