Schreef de Doctor dan ook voor de gezonde rede van het algemeen? - Dit moeten wij uit zijne eigen woorden opmaken, daar hij zich op bl. 40 en 69 dus uitdrukt: ‘Ik zal zoodanig een voorbeeld aanvoeren, dat de minstkundige zich in staat zal bevinden, zoo wel om het onbestaanbare der stelling van
della lena te bevatten, als om mijne oordeelvelling te regtvaardigen. - Ik heb mijne voordragt zoodanig ingerigt, dat daardoor het verband der Verhandeling van della lena onder het oordeelend bereik van den minstkundigen komen, en dus algemeen ter toetse der gezonde rede gebragt worden kan.’ Het zou voorwaar zeer onwellevend zijn, het algemeen van gezonde rede ontbloot te achten; maar, al bezit men deze, dan nog kan men niet in staat geöordeeld worden, om, zonder behoorlijke wetenschappelijke kennis, zaken te bevatten, waartoe eene bijzondere geneeskundige oefening vereischt wordt; en dus gelooven wij, dat de Verhandeling van craanen duidelijker, beknopter, en hier en daar met minder Latijnsche woorden had moeten doormengd zijn. Ook dat Latijn wordt niet algemeen door de gezonde rede begrepen; het moge bij den Schrijver al eens tot een blijk van geleerdheid verstrekken, de minstkundige verstaat de taal niet. Zonder nu eens van de kunstwoorden te gewagen, vragen wij, wat het ter zake afdoe, op bladz. 5. ut vulgari utamur sermone, bl. 38. per sequelam, bl. 42. sub debitis conditionibus, bl. 43. consideratis considerandis, bl. 49. licet veri speciem praeseferat, bl. 53, 54. cura symptomatica indicationibus vitalibus respondens, - latiori et habita ratione ad corporis, ejusque partium habitum, en meer anderen, te bezigen, daar de Schrijver dit even goed in onze moedertale had kunnen uitdrukken? - Vraagt men ons nu, of de Verhandeling van den Heer craanen die van della lena wederlegge, zoo moeten wij antwoorden, dat wij voor ons, die eigenlijk geene wederlegging behoefden, door dezelve in onze reeds opgevatte meening wegens hare nutteloosheid zijn versterkt geworden.
Niets ter zake afdoende is dat gedeelte der voor ons liggende Verhandeling, welk della lena beschouwd wil hebben, als geene de minste aanspraak op den naam van Geleerde hebbende, en nog oneindig minder regt bezittende, om den eertitel van Geneesheer, veel min