boekje met lessen van levenswijsheid mogen aanprijzen? - Dan zoo ver is het, Gode zij dank! in het Koningrijk Holland in 't algemeen nog niet; en mogt dit werkje, waaruit de Dames zelve nog al iets kunnen op merken en seeren, mede iets toebrengen, dat het nimmer alzoo hier worde, - indedaad dan zou onze verdienstelijke Landgenoote, aan welke wij de weluitgevoerde vertaling te darken hebben, den daaraan besteden tijd onder de beste uren van haar leven mogen rekenen.
Het zal niet noodig zijn, dat wij veel van den inhoud zeggen. Frederica wfisz, eene zeer brave, verstandige, maar arme moeder, geeft door lessen en voorbeeld hare dochters de uitmuntendste opvoeding, en deze worden alle regtschapene en in haren kring zeer gelukkige menschen; eene slechts uitgezonderd, welke door een huwelijk te zeer boven haren staat, doch waartoe zij zich niet opdrong, maar veeleer door een zamenloop van omstandigheden gedrongen werd, bij al den glans der grootheid, het grievendst hartzeer had, en onder dat hartzeer bezwijken moest; hetwelk alles door de waardige moeder vooraf was berekend en vooruitgezien. Ook dit deel van het verhaal is voortreffelijk, en wij wenschen zeer hartelijk, dat geheel het werkje, tegen onze verwachting, (dit kunnen wij helaas! niet ontveinzen) zeer vele en wel de regte lezeressen vinde. Wij willen iets van de laatste woorden der stervende ongelukkige dochter tot hare jonge vriendinnen hier eene plaats inruimen: ‘Weent niet over mijnen dood, gij lieve vriendinnen! eert Gods voorzienigheid door geduldige onderwerping, en, gelooft mij, mijn leven is een gansch bijzonder bewijs van Gods wijze inrigting, naar welke de lotgevallen der menschen, meestendeels, uit hunne eigene handelingen voortvloeijen. - Toen mijn onvergetelijke lieve grosse mijne genegenheid zocht, achtten alle meisjes mij zeer gelukkig; velen benijdden mij; niemand kon begrijpen waarom ik zijn aanzoek niet aanstonds aannam, en zeker wenschte ieder in haar hart zich geen beter geluk dan het mijne; maar, lieve kinderen, de loop der natuur en van het menschelijk hart was u onbekend, anders zoudt gij mijn volgend lot vooraf gezien, en mij niet benijd hebben: thans, nu ieder weet dat mijn huwelijk, zoo wel mijnen man als mij, ongelukkig maakte, thans beklaagt gij mij, en houdt het voor een zeer ongelukkig lot dat mij getroffen heeft: dit is het niet, het is een natuurlijk gevolg van onze dwaze verbindtenis; wij
waren zeer onderscheiden opgevoed, dachten dus onderscheiden, en hadden geheel verschillende neigingen: die innige hartelijkheid, die huisselijke stilte, die ingespannen vlijt, waaraan ik zoo geheel gewend was, en welke mijn grootste geluk uitmaakten, zijn in de groote wereld, waarin mijn man is opgevoed, zeer belagchelijk: hij kon zich daaraan niet ge-