thans onsterfelijke Naam, ondanks den prijs van des Leeraars zedelijke verdiensten, bereids met hem voor den Volke in de vergeetelnis van het graf zijn nedergedaald. ‘Immers,’ met volle waarheid en regt, merkt de kruyff aan, ‘wat heeft het vreedzaam, stil, eenzelvig bedrijf van een Christen Wijsgeer, in zijnen engen huiselijken kring, gemeens met de onrust, woelingen en beroeringen eener door duizend strijdige belangen geschokte wereld? of wat, om, van uit dien bedwelmenden maalstroom, het zinnelijk oog tot zich te trekken?’ Neen! vervolgt onze Redenaar, (doch voor ons te uitvoerig, om zijne welspreekende taal letterlijk over te neemen;) terwijl de schitterende werkkring van den Staatsman, of de nog rusteloozer en hagchelijker loopbaan van den Held, aller aandacht boeit aan tooneelen, die men mag vergelijken bij eene stormende zee; boezemt de eenpaarige levensloop van den menschlievenden Christen, bij de wereld, maar niet bij God, vergeeten, slechts eenen stillen eerbied, zachte verwondering en verheven gevoel van reinen wellust in, even als de majesteit der natuure op eenen liefelijken zomeravond. Gelukkig de Grijsaard, die, den langen dag van eenen ruim een-en-tachtigjaarigen leeftijd met eere en deugd, tot nut des naasten, besteed hebbende, en nu in het graf rusrende, eenen Redenaar ontmoet heeft, die, eer hij tot de hoofdzaak toetreedt van zijnen lof, ten vollen hulde doet aan het Character van zijnen overleeden Vriend. ‘De Godsdienst, de verheven Godsdienst van Jesus is,’ volgens de kruyff, en zulks beäamen wij hartelijk, ‘de eenige onbedriegelijke toetssteen van roemwaardige Grootheid.’ Hieraan beproefd, schijnt meuwenhuyzen volheerlijk, glansrijk uit, als het echte gezuiverde goud. In deeze beginselen wierd hij, zonder eenigen luister van geboorte, opgevoed van deugdzaame Ouders, en voorts bij uitstek gesterkt en aangekweekt bij
de toenmaalige Schriftuuroefeningen in de Doopsgezinde Gemeente te Haarlem, in welke hij zelf, meer volwassen zijnde, zich als spreeker hooren liet. Schoon opgeleid en met er daad geplaatst in den Boekhandel, lag echter 's Mars zucht voor het Predikambt, door gedachte oefening aangevuurd, den grond van zijne bevordering tot eenen nuttigen Leeraar, en nam hij alzo, met achterstelling van meerdere tijdelijke voordeelen, het opgedraagen Beroep in de Gemeente van Middelharnis aan, welk hij vervolgens voor dat van Aardenburg, en laatstelijk voor zijne Standplaatze te Monnikendam, verwisselde. Dus vond hij, in eenen bijna 48 jaarigen dienst, rijke gelegenheid, om, naar zijnen wensch en vroome verkiezing, veelvuldig goed en Godsvrucht te stichten. In voorbeeld bovenal betoonde hij zich bij uitneemendheid getrouw aan de verheven Leer des grooten Meesters, wiens Dienaar hij was; en levert ons daarvan de Hr.