de u door God geschonkene Kroon te stellen, en genoeg getoond had voor het enkel schitterende dier Kroon uwen Godsdienst niet veil te hebben; wanneer een uitgerektere burgeroorlog het voortduurende gevolg eener langere standvastigheid geweest zou zijn; wanneer de rust van 't Koninkrijk dan met uwe afzweering ten naauwsten verknocht was; wanneer gij van een Volk, dat gij bemint, de rampen in een oogenblik kont doen ophouden; wanneer daar niets toe noodig was, dan het uitspreeken van woorden, met welke gij noch God noch Menschen bedriegt; wanneer dan alles wat u omgeeft onophoudelijk op u aandringt; wanneer uwe eigene partij u aanzet om jegens haar trouwloos te worden; wanneer Leeraars van uwen eigen' Godsdienst u den Hemel gemakkelijk komen maaken, en u verzekeren, dat men in elken Godsdienst kan zalig worden, en dat de Religie-krijg en de vervolging der Protestanten in uw Rijk door uwen afval op zullen houden; wanneer, om alles te voltoojen, wanneer eene halve Natie aan uwe voeten ligt, en u smeekt, om zich haarer te ontfermen: ô, mijne Heeren - de Waarheid is maar ééne: - doch wie onder ons allen durft hier den Man, van wien ik spreek, ligtvaardig veroordeelen? wie zich verzekeren, van niet in zijne plaats gehandeld te zullen hebben gelijk hij!’ Na het afschrijven van deze plaats vindt zich evenwel de Recensent verpligt te zeggen, dat verschooning geene verontschuldiging is, dat de misdaad te wraken blijft, schoon men den dader verschoont, en dat alle schikking van beginselen naar omstandigheden, alle onderschikking vooral van pligt aan belang, het zij van zichzelven, het zij van anderen, in de Staatkunde voegzaam zijn mag, maar in de Zedekunde onbestaanbaar blijft, en dat sully, standvastig Protestant blijvende, ondanks alle beloften voor hem en zijnen zoon, grooter dan zijn Koning geweest is. Had hendrik in de daad eenen Godsdienst
afgezworen, zoo als de Schrijver het alhier en overal in zijne Verhandeling noemt, Recensent zou het bij deze aanmerking nog niet kunnen laten berusten; het gold hier slechts twee Godsdienst-gezindten, die beide denzelfden God en christus vereeren, en zich onderling wel eens mogen verketterd hebben, maar toch gezamenlijk met alle overige Christenen, elders, de ééne en eenige Kerk van christus uitmaken; een denkbeeld, den Recensent veel te dierbaar, om deze wijze van zich te uiten in den geachten Schrijver onopgemerkt te kunnen laten.
Nog houde het de Heer meerman den Recensent ten goede, dat hij Hem het wanvoegelijke in eenen verklaarden voorstander der Nederduitsche tale tot in derzelver bijzondere spelling toe, naar zijne eens aangenomene schrijfwijze, doe opmerken, om eene Verhandeling, als deze, gansch bont