| |
Reis door Holland, in het jaar 1806. (Naar het Fransch.) Met Afbeeldingen. Iste Deel. Amsterdam, bij E. Maaskamp. In kl. 8vo. 250 Bl.
Niet dan met veel lofs kunnen wij van dit Werk gewaagen. Inhoud en inkleeding wedijveren hier als tegen elkander om den hoogsten prijs. Naauwkeurigheid is wel eene hoofdverdienste in eene Reisbeschrijving; en nooit, voor zoo veel wij ons herinneren, ontmoetten wij, in de berigten aangaande ons Vaderland, die vereischte in een zoo treffend licht, vooral wanneer zij uit de pen eenes uitlanders gevloeid waren. Doch wanneer netheid van taal en bevalligheid van stijl zich daar nevens paaren, moet dit de lektuure zoo veel te meer veraangenaamen. Wie toch, zoo als wijlen de Weleer- | |
| |
waardige Amsterdamsche Kerkleeraar schutte zich ergens uitdrukt, wie zal eene fraaie schilderij niet met een zeker bijkomend genoegen beschouwen, wanneer dezelve in eene fraaie lijst gekast is? Een meesterlijke hand moet hier bij de vertaaling de pen gevoerd hebben. Want, daar, bij het overbrengen uit de eene in de andere taal, het oorspronkelijke veelal hier of daar zich verraadt, moeten wij bekennen, bij eene aandagtige leezing niets daarvan bespeurd te hebben. De stijl, de ronding der perioden, alles is zoo zuiver Nederduitsch, dat wij wel eens de twijfeling hoorden opperen, of het wel mogelijk ware, eenen Franschman in die gekunstelde zuiverheid eene andere taal te doen spreeken.
Het Werk, in den vorm van Brieven gegoten, bevat tien in getal; de negen eerste zijn uit Amsterdam, alleen de laatste uit Utrecht geschreeven. Alwat in eene stad, vooral als Amsterdam, de opmerking van een kundigen en weetgierigen vreemdeling kan wekken, wordt hier naauwkeurig beschreeven; zoo naauwkeurig, dat wij dikmaals ons verwonderden, dat een leevendige Franschman omtrent zichzelven het geduld konde oeffenen, tot eene menigte kleinigheden, zoo als hij doet, neder te daalen. Over 't geheel genomen spreekt hij met grooten lof van de Hollandsche Natie, zoo wel met opzigt tot derzelver smaak en geschiktheid voor Geleerdheid, Kunsten en Weetenschappen, als omtrent het algemeen zedelijk Karakter. Daar een doorloopend verslag te lang zou vallen, willen wij de moeite des overschrijvens van den Inhoud der Brieven ons getroosten, als het meest dienstig middel om de Leezers met het geheel eenigzins bekend te maaken. Brief I. Indruk der eerste aankomst in deze Stad. Karakteristieke trekken der Hollanders. Beschouwing van den handel. Gezigt van den Ystroom, en op het Tolhuis. Trek voor de Zeevaart. Br. II. Netheid en zindelijkheid. Fraaiheid der grachten. Beschouwing van het Stadhuis. Bloemmarkt. Pinksterbloem. Zeilpartijtje naar Nieuwendam. Gezigt uit het Y op de Stad. Moddermolen. Kameelen. Br. III. Over de openbare verkeering. Beschrijving van het Musaeum. Het Gezelschap Concordia et Lihertate. Maatschappij van Taal- en Dichtkunde. De Maatschappij Felix Meritis, en het Gebouw, alwaar zij vergadert. Het letterkundig Genootschap Doctrinâ et Amicitiâ, en deszelfs Vergaderplaats. Br. IV.
| |
| |
Algemeene beschouwing der leefwijze, zeden en welvaart. Coquetterie. Hollandsche Vrouwen. Onderscheidene Vrouwelijke Kleeding. Aansprekers. Tappers. Wijnhuizen. Br. V. Toonkonstig Gezelschap Harmonica. Italiaansch Opera-Gezelschap. Benesit-Concerten. Hollandsche Schouwburg. Fransche en Hoogduitsche Schouwburgen. Praalgraf van de ruiter. Gedenkteeken voor van vondel. Nieuwe Kerk. Oude Kerk en hare geschilderde glazen. Br. VI. Gezigt van den Amstel. Hooge Sluis. Berebijt. Gedaante der Stad, van de land-zijde. Boeren-stand. Landleven. Beschrijving der Plantaadje. De Stads Kruid-tuin. Het Badhuis. Aantal van Herbergen. Kolf-spel. Diemer-Meer. Uitspanning van Visschen. Voorraad van Visch. Br. VII. Togt naar Zaandam. Deszelfs beschrijving. Bedrijf. Kleeding aldaar van Mannen en Vrouwen. Woning van Czaar peter. Noordhollandsche Jufferschap. Beschrijving van Broek. Ongemeene zindelijkheid aldaar. Kerkglazen. Avondvertooning van de Kalverstraat. Br. VIII. Konst-gallerij in het Trippen-huis. Athenaeum. Deszelfs Gehoorzaal. Stads Boekerij. De Boekerij der Remonstranten en Doopsgezinden. Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen. Koffijbuizen. Beschrijving van de Beurs. Spoedig brandblusschen. Kweekschool voor de Zeevaart, en hare beschrijving. 's Lands Magazijn en Werven. De herberg Zeeburg. Joodsche Schoenpoetzers. Venus-Nymphen. Br. IX. Beschrijving van het Werkhuis. Aalmoezeniers Weeshuis. Maatschappij van Drenkelingen. Proeve van Dr. schrage. Voormalige en nog levende Konstenaars in teeken-, schilder- en graveer-konst. Konst-kabinetten. Br. X. Vaart langs de rivier de Amstel. Porcelein-sabriek. Het Dorp
Loenen. De Vesting Nieuwerstuis. De Lustplaats Rupelmande. Slot van Breukelen. Maarssen. Aantal van Joden aldaar. Verrassend gezigt op Utrecht. Zijde-Baalen. Katoenspinderij. Komst binnen Utrecht. De Malie-baan. Het maliën. Zeist. Hernhutsche Broeders en Zusters. Houding en Kleeding van beiden. Winkels. Legerkamp bij Zeist. Piramide met de Opschriften. Avond-kerkdienst der Hernhutters. Gooiland. Het Dorp 's Graveland. De Lustplaats Trompenburg. Het Dorp Hilversum. Voortreffelijk gezigt.
Om onze Leezers niet met eene bloote opgave van den algemeenen inhoud, welks uitvoerigheid zij nevens
| |
| |
ons zullen bewonderen, af te zetten, willen wij iets ter proeve leveren. Daartoe valt onze keuze op des Reizigers berigt wegens de openbaare verkeering te Amsterdam. ‘De menschen (zoo schrijft hij in den Derden Brief) leven hier, gelijk in alle beschaafde Landen, van de vruchten hunner dagelijksche nijverheid of van hunne overgewonnene of geërfde schatten. Zoo hoogst natuurlijk deze overeenkomst is, zoo verschillende echter zijn in zommige opzichten hunne zeden, gewoonten en gebruikelijkheden. Meer dan in eenig Land, nogtans, is in dezen de vrijheid van elken inwoner of reiziger vrij en onbepaald. De wellevendheid moge den laatstgenoemden, die in de deftige gezelschappen wordt toegelaten, eenige opoffering kosten, maar in de dagelijksche verkeering is zulks geenszins het geval. Van der jeugd aan den omgang met vreemdelingen gewoon, schikt men zich gereedelijk naar hunne manier van leven, en in den vollen zin kunnen zij gezegd worden ook hier t' huis te zijn. In de openbare bijeenkomsten, vindt schier iedere landaard altoos eenigen zijner Landgenooten, of door middel der Fransche taal gelegenheid om in gesprek te treden. De publieke tafels, de Schouwburgen, de Beurs, en vooral de Koffijhuizen, zijn daartoe bij uitnemendheid geschikt: bijzonder de laatstgenoemde, alwaar men geduriglijk de Engelsche, Fransche, Hoogduitsche, Italiaansche, en meermalen de Spaansche en Portugeesche talen hoort spreken; en, eere hebbe de Koophandel! zelden mangelt het aldaar aan inboorlingen, die ook eenige derzelven verstaan. Ook hier ontbreekt het niet aan hetgeen de lieden van de groote waereld beschaving heeten, die echter altijd door zekeren karakteristieken trek van stijve, doch gulle, opregtheid gewijzigd wordt. In een woord, men vindt hier in een kort begrip alles, wat ter verademing van het maatschappelijk leven kan verstrekken: jammer slechts dat de verteringen zoo kostbaar zijn. De huishuren vooral, en de levensbehoeften van de eerste
noodzakelijkheid, gevoegd bij de gewone en buitengewone belastingen, vorderen zulke aanzienlijke inkomsten en uitgaven, waarvan het thans verbroken evenwigt, door vlijt en spaarzaamheid, voor velen naauwelijks te herstellen is.’
Eene naauwkeurige afbeelding zullen, vertrouwen wij, allen, die in de Amsterdamsche groote waereld eenig- | |
| |
zins bekend zijn, in deeze teekening ontmoeten. Dezelfde naauwkeurigheid hebben wij meestal door het geheele. Werkje aangetroffen. Alleenlijk meenen wij eene zeer ongetrouwe opgave ontmoet te hebben in het verslag, welk wij hier van de Doopsgezinden vinden. Onze Reiziger, een man van smaak niet alleen, maar ook van geleerdheid, bezogt, onder andere ook, de voornaamste Boekerijen. Die der Remonstranten gezien hebbende, waarvan hier met zeer veel lofs wordt gesproken, gaf hij zijnen Leidsman zijn verlangen te kennen om ook die der Doopsgezinden te gaan zien. Doch zijn Leidsman verklaarde, daartoe een vruchteloos aanzoek gedaan te hebben; ‘en hij zelf,’ voegt 'er onze Reiziger nevens, ‘scheen weinig belang te stellen in eene kerkelijke Secte, die, zoo als hij aanmerkte, zich zelve vernedert, door niemand Christen te noemen, dan die bij haar bejaard gedoopt is, en de geestelijke wapenen tegen het overheids-ambt, het degen dragen en den wereldlijken krijg aangordt.’ Vergeefs voerde de Schrijver voorbeelden aan van veele mannen, leden dier gezindheid, die hij in zijn verblijf te Amsterdam hadt leeren kennen, als ten eenemaale vervreemd van de dweeperij der oude Wederdoopers, en zelfs regeeringsposten bekleedende. De Leidsman bleef bij zijn gevoelen, beweerende, dat zulks nog de Kerkleer deezer Gemeente was, waaraan de Leeraars stiptelijk gehouden zijn, terwijl de leeken slegts bij oogluiking zondigen. - Recensent doet het leed, in een waarlijk schoon Werk deeze vlek te hebben aangetroffen; en hij kan niet nalaaten, zijne hoogste verwondering te betuigen, dat de Leidsman van onzen Reiziger, die van alwat in zijne geboortestad eenige opmerking verdient zoo wel onderrigt was, omtrent eene Gezinte, die,
hoewel niet zeer talrijk in leden, nogtans, om veele redenen, tot opmerking en hoogachting geregtigd is, den bal zoo deerlijk heeft misgeslagen. Voor de Doopsgezinden zoekt Recensent geen partij te trekken; doch de liefde tot de waarheid, op kennis van zaaken gegrond, verpligt hem, te beweeren, dat de bovengemelde opgave ten eenemaale bezijden de waarheid is. Dit zoude den Amsterdammer blijken, indien hij, zoo als Recensent meermaalen deedt, de openbaare zamenkomsten der Doopsgezinden ging bezoeken, met naame dezulken, in welke de Doop en het Avondmaal bediend, alsmede de Belijdenispredika- | |
| |
tien, in welke, naar de heerschende denkwijze deezer Gezinte, de hoofdwaarheden van den Godsdienst in een kort bestek worden voorgedraagen. Dit zoude hem van de ongegrondheid zijner opgave overtuigen, en over eene, in veele opzigten achtenswaardige Gezinte, gunstiger leeren oordeelen. Recensent, door zijn bestek tot eene zekere ruimte bepaald, kan hier in geene bijzonderheden uitweiden; voegende hij alleen 'er nevens, dat, de Doopsgezinden, althans die van Amsterdam en veele anderen, aan geene verbindende Geloofsbelijdenissen verbonden zijnde, geheel t' onregt van eene Kerkleere wordt gewaagd, waaraan de Leeraaren stiptelijk zouden gehouden zijn. - Dit weinige vondt Recensent, uit liefde tot de waarheid, zich verpligt, aan te merken; terwijl hij, verder, den Heere maaskamp, of wie anders het opzigt over de uitgave van dit fraai en leezenswaardig Werk heeft, in bedenking wil geeven, of, om de aangevoerde redenen, de regtvaardigheid niet zoude gebieden, bij eene casu quo nieuwe oplage van dit, of wel bij de uitgave van een volgend Deel, aan de gegispte plaats eene meer met de waarheid overeenkomstige rigting te geeven.
De afbeeldingen, met welke dit Werk versierd is, zijn, over 't geheel genomen, vrij wel uitgevoerd. Op eene en andere zoude egter nog wel iets vallen aan te merken. Zoo leezen wij onder eene derzelven: Amsterdam uit het Y te zien, terwijl ondertusschen van die Stad op de afbeelding zeer weinig te zien is, althans niet dan zeer schaduwagtig. Een Oorlogschip, wanneer het op Kameelen rust, ligt nooit midden voor de Stad; gezweegen nu, dat, alvoorens die ligting geschiede, stengen en raaën meestal worden weggenomen. Ook ontmoet men, al zints geruimen tijd, bij de Hofstede Rupelmonde, de Berceau's aan den kant der Vegt niet meer, welke voorheen deeze Lustplaats, naar dat zulks in iemants smaak valt, versierden of outsierden. |
|