Geschiedenis des Christendoms, der Hierarchie en der Ketterij, volgends derzelver oorsprong, uitbreiding en werking in de elf eerste Eeuwen. Door F.J. Kutscher, Prediker te Afferden bij Hameln. Iste Stukje. Te Nijmegen, bij J.C. Vieweg. 1806. In gr. 8vo. 64 Bl.
Die, door de uitgebreidheid der meeste voorhanden zijnde schriften, over de Kerkelijke Geschiedenis, afgeschrikt van 't lezen, alleen een kort overzicht verlangt van de voornaamste bijzonderheden, die 'er toe behooren, en wel in zoodanig oogpunt geplaatst, waarin de bekwaamste en oordeelkundigste Schrijvers dezelven hebben leeren beschouwen, dien kunnen wij dit beknopt werkje van kutscher, uit de beste werken over deze wetenschap, met goed overleg, zamengetrokken, wel aanprijzen; en dat te meer, dewijl 't gelukkig eenen goeden Vertaler gevonden heeft, die 't ook, door vele korte aanteekeningen, nog merkelijk verbeterd en meer bruikbaar gemaakt heeft.
Dit Stukje bevat slechts de Eerste Afdeeling. Men vindt daarin de volgende onderwerpen: - eene korte schets van het leven van Jesus, en van zijne Apostelen. - Geschiedenis der eerste, door de Apostelen gestichte, Gemeenten, en derzelver doorgestane vervolgingen. - Geschiedenis der zoogenoemde Ketters, in de twee eerste eeuwen. - Eenige berichten omtrent de zoogenoemde Kerkvaders, en derzelver nog voorhanden zijnde schriften. - Geschiedenis der verdere uitbreiding van het Christendom. - Deszelfs door hunne schriften bekende vijanden. - Vervolgingen. - Ontstane scheuring door de Novatianen en Donatisten. - Twist over het Pascha. - Het van langzamerhand ingevoerd onderscheid onder de leden der Gemeenten. - Mystiken, Asketen en Eremiten. - Oorsprong der Kerkvergaderingen. - Verdere beschaving der Christelijke Leer, deels door den geheel veranderden toestand van het Genootschap, deels door de ontstane Ketterijen, deels door den invloed van eenige bijzondere vermaarde Mannen. - Dit gedeelte der Geschiedenis loopt zoo voort tot de regering van Diokletiaan, of wel tot 't jaar 300. De Vertaler zegt, bijaldien dit eerste wel bevalt, de twee overige, nagenoeg van gelijke grootte,