van Opvoeders, van 't welk wij den grondregel reeds opgaven. ‘Al het hout is geen timmerhout;’ met dit woord, dat, zo ergens, hier ook volkomen waarachtig is, eindigt dit nuttige boekje. Wij zeggen 'er niets meer van, daar het te rijk is in heilzaam onderrigt en nuttige wenken, om het niet in zijn geheel te lezen, en wij den Opvoeder zijnen post onwaardig houden, die de lessen van eenen man van zulk eene beproefde ondervinding in haar geheel niet ten spoedigste hooren, toetsen en beproeven wil. Geen Huisvader zal zich ook de lezing beklagen, en kan men niet alles, men kan ten minste iets, ja men kan zeer veel doen.