merkwaardigste gebenrtenissen, zoo wel des Hebreeuwschen als andere volkeren, met geduurige betrekking op den Bijbel, en in zoo verre dezelven daarin voorkomen, met de Chronologie en Genealogie, volgen; voorts de Bijbelsche Natuurkunde en Natuurgeschiedenis, Mythologie en Geschiedenis der Goden, en allerlei Oudheden, Bijbelsche Kunstgeschiedenis, betreffende de Bouwkunst, Beeldhouwkunst, Toonkunde enz., en eindelijk ook nog een historisch Bericht van alle de Bijbelsche Schrijvers. Van dit alles heeft de Schrijver nog niets geleverd, 't geen wij toch hopen dat hij eenmaal doen zal.
Men vindt reeds, in dit eerste Deel, zoodanige verscheidenheid van wetenswaardige zaken, in een kort bestek bijeenverzameld, en met zoo veel naauwkeurigheids behandeld, dat wij ons alles goeds van de voortzetting van dezen roemwaardigen arbeid mogen voorstellen. Bellerman is een van die weinige Geleerden, wier schriften van deze soort men klassiek mag noemen. Voor de taak, die hij op zich nam, geheel berekend, en bekend met de beste bronnen, onderzoekt hij alles grondig, velt daarover doorgaans een juist oordeel, en schrijft de vrucht van lange en diepe navorschingen met weinig omslag kort en duidelijk ter neder. 'Er is zeer veel uit dit Boek te leeren. Wij hopen, dat een goed vertier den Vertaler en Uitgever tot aanmoediging moge strekken, en dat de overhelling van den Schrijver tot deze en gene, voor sommige Lezers mogelijk al te vreemd klinkende gevoelens, niemand zal afschrikken, om het geheele Werk, waarvan zoo veel partij te trekken valt, onbevooroordeeld door te gaan en, zoo als het verdient, door te studeren.