Zijn alle de Christen-geestelijken Huichelaars? of uitnodiging, tot een Mondgesprek, aan den Maaker van den Lierzang, getiteld Leiden's ramp geene Gods-straf. Te Amsterdam, bij W. Brave. In gr. 8vo. 64 Bl.
‘Misverstand,’ zeiden wij onlangs, bij de beöordeeling van het hier bedoelde gedicht; ‘misverstand,’ zeggen wij nu ook, na de bedaarde lezing van dit tegenschrift; en wij twijfelen geen oogenblik, of het meerderdeel onzer Lezeren zeide toen en zegt nu ook met ons: ‘misverstand.’ Intusschen, wat toch een misverstand niet kan uitwerken! daar krijgt nu de Heer Zeloot voor de hooge wijsgeerte van em. kant, zo maar in eens, zeven brieven op zijn dak, van een godgeleerden Kampvechter, en daarin eene uitdaging in farma tot een wijsgeerig en godgeleerd gevecht, in eigen persoon, en wel niet in geschrifte, maar bij monde, en voor 't oog en oor van zo velen van het geëerd publiek, als de gedaagde zelve zal verkiezen. Indedaad, zo herleeft dan de geest der vroegere Ridders hier te lande, en zonderling genoeg! Maar van den godgeleerden Zeloot is het toch minder edelmoedig, dat hij nu alvorens de alarmklok trekt; en wil, dat het Gouvernement, en alle de Geestelijken, (de Joden alleen uitgezonderd) en daarenboven nog iedere Gemeente, rekenschap en bewijs zullen afvorderen van den Dichter. Edelmoediger evenwel verschiet hij vooraf reeds eenige pijlen, en toont zo wat van zijne wapenen.
De Lezer voelt intusschen wel, waarover men vechten zal: zo hij anders ons vorig Stukje bij de hand heeft, sla hij onze beöordeeling van het Dichtstuk nog eens op. De Uitdager meent, geene kwalijk begrepene of eenigzins overdrevene uitdrukking van dezen of genen Kerkleeraar, maar de leer eener wijze en goede Voorzienigheid, zo als die door iederen Christenleeraar, indien hij anders geen deugniet is, geloofd en gepredikt wordt, en met toepassing ook op Leidens ramp, blijkens alle de in 't licht gegevene Leerredenen, werkelijk gepredikt is, wordt door den Dichter bedoeld; en dus moet hij ten aanzien van alle Geestelijken hier te lande (de Joodsche alleen uitgezonderd) gezongen hebben: De dienaars van
Opperwezen doven het redenlicht - zij zijn verwaten