Opwekking tot opmerkzaamheid op 's Heren geduchte daden; naar aanleiding van Ps. XLVI:9. Gedaan te Hilversum, den 18 Januarij 1807, door F. Ham, Predikant aldaar. Ten voordeele van het ongelukkig Leijden. Te Amst. bij W. Brave. In gr. 8vo. 24 Bl.
'Er ontstaan somtijds, en zelfs onverwachts, de grootste verwoestingen op aarde; - toen wij zagen dat dit het eerste hoofddeel dezer Leerrede wezen zou, en dat de Eerw. Redenaar met den Zondvloed begon, hadden wij ons exspectat judicium reeds in de pen; doch na de lezing houden wij het gaarne terug. Deze geschiedkundige waarheid toch wordt niet betoogd; maar, daar de Leeraar vooral ook aan de verwoesting van zijn dorp door eenen fallen brand, in 1766, wilde herinneren, en door deze herinnering het deelnemend gevoel voor Leiden krachtig opwekken, zo is het ophalen van deze en gene ramp voorzeker niet ongepast; echter, indien de Leeraar hiertoe juist niet een afzonderlijk hoofddeel genomen, maar, bij wijze van inleiding, kort het een en ander gebeurd onheil, breeder dat van Hilversum, en eindelijk uitvoeriger het nu gebeurde te Leiden, hadde aangevoerd, dan had, naar ons gevoel, het geheel eene betere houding gekregen: maar ieder heeft zijne eigene wijze van doen. Het tweede deel betoogt, dat alle zodanige verwoestingen van den Heer zijn; het derde behandelt de waarheid: dat wij ook daarover, zo wel als over 's Heren zegeningen, ernstig moeten nadenken, en daaruit leering voor onszelven zoeken te trekken. De Eerw. ham erkent, het stuk is met overhaasting opgesteld; 's mans gemeente verlangde de uitgave, zo ter herinnering van derzelver vroegere ramp, als nu van het ongeluk te Leiden; en de geheel stichtelijke Leerrede is van dien aard, dat wij, zonder eenig bezwaar, den Predikant, nu bij de uitgave, (zo als de Eerw. Broeders Ouderlingen zeker bij de mondelijke voordragt zullen gedaan hebben) zegen op zijnen arbeid mogen wenschen.