(1) Geest van Salomo's eeuw. (2) Geboorte en opvoeding van Salomo. (3) Salomo de jongeling. Zijne neiging tot liefde, en liefdegezangen. (4) Salomo's throonbeklimming, en geest zijner regering. (5) Inrichting des hofs, en der geldmiddelen. Grenzen des rijks. (6) Tempelbouw en inwijding. Salomo's overige gebouwen. (7) Salomo's wijsheid en kundigheden. Zijn naam in vreemde landen. (8) Salomo van alles meer dan verzadigd, zoekende naar verborgene wijsheid. Gevolgeu hiervan. (9) Salomo's wijsgeerig berouw. De wijsgeerte van den oververzadigden, levensmoeden Koning, zijne terugkering tot de eenvoudige wijsheid des Godsverëerers, en zijn dood. - Dan volgen nog eenige Gedachten, door de geschiedenis van Salomo gewekt. (1) Over vatbaarheid voor genot, en over genot. (2) Over de gevolgen der weelde. (3) Over het ontstaan, de bekoring en gevaren der verborgene wijsheid. (4) Over de natuur en grenzen der verdraagzaamheid. - En eindelijk nog iets, over den ouderdom van het boek de Prediker. Dit Iets zegt de Schrijver van den Heer Dreier, een jongen geleerden, ontleend te hebben. Het bevat eene korte beantwoording van de letterkundige gronden van eichhorn tegen de oudheid van dit boek. Zulke geleerde onderzoekingen vallen zoo zeer niet in het vak van ewald. Men kan omtrent dit onderwerp in 't Academisch Strijdschrift van onzen geleerden van der palm en anderen vrij beter te regt raken.
Meer eigen aan den geachten ewald zijn vele menschkundige en allezins gepaste aanmerkingen over 't leerzaame en waarschouwende, dat voor de beschaafde standen in onze eeuw, in de overweging van 't karakter en de lotgevallen van Salomo, ligt; en wel bepaaldelijk in zijne opvoeding, zijnen trek tot liefde, zijne zucht tot genot, zijne begeerte naar wetenschap, zijne neiging voor kostbare praal, zijne hooggedrevene verdraagzaamheid, en in de wijze, waarop zijne wijsgeerte zich vormde en wijzigde. Evenwel ook hierin heeft de Schrijver zich ook van andere wegwijzers gelukkig weten te bedienen. In de voortreffelijke Moraal van reinhard, eene waarlijk onuitputbare bron van zedelijk onderwijs, was hem veel, zeer veel vóórgeärbeid. Maar niet elk heeft de begaafdheid, om van zoodanige gegevene wenken zoo veel partij te trekken, als de schrandere ewald,