heid. Zij behelst eene duidelijke, wel zamenhangende, en op de beste uitlegregels gegronde opgave van de Leer des Bijbels, inzonderheid des Nieuwen Verbonds, aangaande het laatste algemeene gericht, 't welk Jesus Christus over de wereld houden zal, en verdedigt dezelve, met de overtuigendste redenen, tegen onderscheidene misvattingen en vreemde vooronderstellingen, die, vooral in de laatste jaren, daaromtrent zijn ter bane gekomen. De voornaamste hiertoe behoorende schriften, die een groot getal uitmaken, zijn den geleerden Schrijver bekend geweest, en van dezulken, die min of meer met zijne gevoelens overeenstemmen, is overal noodige partij getrokken. 't Beste, dat men, over deze moeielijke stof, in vele grootere en kleinere geschriften verspreid vindt, is hier, met snedig oordeel des onderscheids, in eene juiste orde, ter regter plaats, zamengebragt, de vrucht van eigen nadenken daarbij gevoegd, en, daar de beslissing moeielijk viel, doorgaans 't beste, ter nadere overweging, in 't midden gebragt.
De kundige reddingius, met Zilver bekroond, komt, in de hoofdzaak, met zijnen mededinger overeen, en heeft ook zijne taak, over 't geheel genomen, voortreffelijk uitgevoerd. Zijne Verhandeling breidt zich echter niet zoo ver uit tot alle bijzonderheden, die tot het aangewezen onderwerp behooren, terwijl hij zich ook niet van alle die hulpmiddelen schijnt te hebben kunnen bedienen, die aan suringar zijne rijke voorraadschuur opleverde. Maar dit gebrek wordt wederom vergoed door verscheidene eigene, dikwijls zeer aannemelijke gedachten, die geene geringe maat van gezond verstand en gegronde Bijbelkennis aan den dag leggen. De schrijftoon van suringar onderscheidt zich door innemende bescheidenheid, waarmede hij ook over anders denkenden zijn oordeel uit, en hunne verschillende gevoelens wederlegt. Die van reddingius valt meer in het beslissende, en heeft hier en daar eenige scherpheid.
Beiden verdienen zeer veel dank voor 't geen zij, door dezen loffelijken arbeid, toegebragt hebben, om 't gezag van Jesus en de Apostelen, en derzelver Goddelijke Leer, ieder op zijne wijze, te helpen handhaven.