meen erkend, dat wij het geheel onnodig achten hierover telkens op nieuws uit te weiden. In de daad, die één geschrift van salzman kent, kent in zo verre alle de overigen, dat hij vooraf reeds weet of zij hem al dan niet zullen behagen; en die eenmaal in dit soort van goede spijs smaak vond, voelt wel dat door salzman hem niet anders dan gezond en smaaklijk voedsel zal worden opgedischt; ook dit Verhaal moet hem op nieuws in deze overtuiging bevestigen.
Ernst haverveld, een boer, niet onder de gegoedsten of aanzienlijksten, werd eindelijk een Vrijheer, dat is een braaf en zeer edel mensch, vrij van de overheersching zijner hartstochten, driften en begeerten. Hij leefde in zijnen stand alzo volkomen vergenoegd, vrij van zorgen, kommer, processen-ziekten, en bijna van alle ellende, die in groote huizen zoo wel als in kleine woont. Hij had alzo de vrijheid, de ware eenige echte vrijheid verworven, die hem geene veranderde omstandigheden, geen menschlijk geweld, geen toeval, geen magt hoegenaamd ontroven konden. Hoe hij zo geworden was? Eerst maalde hem de Fransche vrijheid en het geluk in Frankrijk door 't hoofd; het stond hem toen te huis tegen, en hij wilde derwaards; maar zeker braaf Christen-leeraar, en ook een zeer aanzienlijk, en, 't geen meer zegt, een zeer braaf man, hielpen hem met leer en voorbeeld te recht, leerden hem de echte vrijheid kennen, en hoe hij die in ieder land en in iederen levensstand bezitten kon. De Voorzienigheid verzorgde hem al spoedig aanhoudende gelegenheid tot oefening, en hij kwam dikwils op eene zware proef. Aldra meende hij dat hij reeds vrij was, maar op den duur leerde hij het ware en wijze van de vermaning van zijnen vriend, den Predikant. ‘Haverveld! haverveld! haverveld! vertrouw u zelven niet te veel! Ziet gij deze witte haren, die ik onder den hoed heb? toen zij nog bruin waren, kampte ik reeds om de vrijheid, en kampte, en kampte tot mijn hoofd sneeuwwit werd. Ik heb niet vergeefsch gekampt. De withoofd is veel vrijer dan de bruinhoofd. Maar als ik zeggen zou dat ik geheel vrij was, dan zou ik het moeten liegen. Zoo lang wij in dit ligchaam steken, hebben wij ook begeerten, en als wij die negen-en-negentig maal overwonnen hebben, dan verheffen zij zich de honderdste keer weder, en men loopt gevaar van haar overwonnen te worden.’ Haverveld kampte ook moedig, standvastig en gelukkig, zodat wij hem vele
lezers en vele navolgers wenschen. Zijn lezer maakt misschien de aanmerking, dat zo veel toevalligs in zijne geschiedenis zamenloopt; dit zij nu zo; maar wij lezen het boek om de pit, niet om den dop; om de innerlijke waarde, niet om het uiterlijk kleed, hoewel ook dit hier, gelijk altijd bij dezen Schrijver, niet onbevallig zit; en wij vonden geene enkele les, die wij onuitvoerlijk of overdreven houden.