hij ons nog het volgend berigt: ‘Eeuwig zij Gods ontferming daar voor geprezen, dat Christus, tot wien wij met alles zoo geheel gewezen zijn, in alle slechts mogelijke betrekking, en in den volkomensten zin, onnavolgelijk is. Zoo is het ook met zijne stemme in der geloovigen harten. Men behoeft daarbij niet te vreezen van het spoor verleid te worden. De Duivel kan zich wel als een Engel des lichts vermommen, maar niet als Christus; neen, zoo waar als God leeft, nooit en in geen geval. Dat is hem voor altoos en eeuwig verboden, Hij mag alle overigen stemmen nabootsen kunnen: de stem van Jesus zekerlijk niet. Men noemt hem wel met recht een duizendkonstenaar, maar zoo ver reikt zijne konst toch niet. Christus stem, de stem des goeden herders in het harte zijner Hem volgende schapen is volstrekt onnabootselijk, en onderscheidt zich van alle andere stemmen, ook door het haar verzellende gevoel dermate, en zoo geheel, dat ze volstrekt niet miskend worden kan.’
‘Wie nog niet weet, wat dat zeggen wil, met den ontfermer in Geest en geloove vertrouwelijk om te gaan, dien is dit als eene vreemde taal. Wie hem echter als arts der zielen kent, en Hem aanhangt, die verstaat mij en bevestigt het, dat dit, wat ik zeg, geene dweeperij maar zalige regtzinnigheid is.’ enz.
Wij verstaan waarlijk den Schrijver hier niet, en verblijden ons zeer, dat hem de sleutelen des Hemelrijks niet zijn toevertrouwd!
Indien men dit Boek bij zijne dagelijksche huisaandacht gebruiken wil, heeft de Schrijver het ook daartoe ingerigt, door den inhoud in 366 kleine stukjens, nagenoeg van dezelfde grootte, af te deelen. Nu, hetgeen misschien een ander' stichten kon, zou voor ons, en hun, die gesticht worden als wij, tijdverkwisting kunnen zijn. Wij zouden een aantal andere Werken, bij voorb. van een' ewald, seiler, rosenmuller, zeer veel liever voor den Huisgodsdienst aanprijzen.