door moeder toch niet dwingen; hij kende ander en beter geluk; en, dat misschien nog meer afdeed, 'er was ook reeds een meisje in 't spel, waarmede hij in kennis geraakt was op eene vrij zonderlinge wijze. De ervenis komt, en nu wordt Juultje gedwongen, den minnaar, aan wien zij met toestemming harer ouderen haar hart schonk, op te offeren, om een groter partij te doen; en zij wordt nu eindelijk ook ijdel, trotsch en boos, zo wel als ongelukkig. De zoon volgt, met toestemming des vaders, de keuze van zijn hart, en leeft nu, van de moeder verstoten, onder een vreemden naam, als rentmeester op een kleen landgoed, armelijk genoeg. De jongere zuster trekt met eenen bozen verleider op, die haar, toen haar geld op was, laat zitten. Het medelijden der moeder ontwaakt; zij trekt met deze ongelukkige op het land; dan het was te laat, en dit mishandelde kind bezwijkt onder den last der doorgestane ellende. Nu breekt het hart der moeder, en eene verzoening met den zoon, die met vrouw en kind gelukkig in zijne armoede leefde, maar nu ook rijk wordt, volgt onmiddelijk. Kort hierop sterft ook de echtgenoot der oudste dochter; deze vat nu de hoop op, om eenmaal ook nog gelukkig te worden; en zo is de rust in de familie hersteld. Ziet dit is de ervenis.
Nu volgen de broeders. Eén schrijft alle deze brieven. Hier is het nu een vader, die zijne kinderen al hoger en hoger wil doen klimmen; ook een gedwongen huwelijk; een zoon, die zich niet dwingen laat; eene zonderlinge kennismaking, waaruit een huwelijk wordt; en eindelijk ook eene rijke ervenis; - echter lopen de verhalen genoegzaam uiteen. Een der zonen offert zijne liefde op aan des ouders wil, maar gaat nu ook geenen stap verder, en leeft met de hem opgedrongene vrouw op het land tot des vaders grievend verdriet. De ander huwt in stilte zijne geliefde; doch, daar het ontdekt wordt, volgt scheiding, en voor hem gevangenis, daar hij zich door den vader tot geen ander huwelijk laat dwingen; hij ontsnapt, maar laat zich vrijwillig weder vangen, toen hij van den dood zijner geliefde verzekerd was. De vader ontslaat hem toch, en hij leeft moed- en werkloos; tot dat hij, de beschimpingen moede, de wereld doorzwerft. Na jaren komt hij bij den geliefden broeder, die na den dood zijner eerste vrouw met het meisje van zijn hart gehuwd was; dan deze is niet volkomen gelukkig; zijn zoon uit het eerste huwelijk had zich, tegen het genoegen der ouderen, aan een arm onbekend meisje verloofd: dan alles schikt zich nog, daar oom nu in dit meisje zijne dochter, en bij haar zijne vrouw vindt, die zich eeniglijk had dood gehouden, opdat men haren echtgenoot op vrije voeten zou stellen. Eene rijke ervenis uit Engeland ontnam nu de ouders des jongelings allen bezwaar; en, daar de oude heer reeds lang ten grave was, vindt nu het geluk nergens beletsel.