in ons Vaderland tot het vervaardigen van nieuwe Zangwijzen, zegt, opmerking verdiend; maar wie weet, hoe de nieuwe vinding, van ook de gemoedsbewegingen aan te wijzen, den Heeren Verzamelaais der Kerkgezangen had behaagd, en of wij dan nu ook niet het genoemd Genootschap met de woorden Ernstig, Eerbiedig verheven, Weinig klagende, Uitlokkend vrolijk, Verheffende, Bedachtzaam vrolijk, Statig vrolijk, Veel vrolijk. Eerbiedig vrolijk, Uitdagende met sterk geluid, Deftig roemende, Ernstig vrolijk, Eerbiedig roemende, Enkel eerbied, Kinderlijk, enz. boven die Gezangen zouden mogen geluk wenschen! Het zou, wel is waar, niet zeer gemakkelijk geweest zijn, de regte meening dezer woorden aan het verstand te brengen van iederen leek, en bij sommige boeten-gemeenten zou men misschien daartoe nog eenen opzettelijken voorzanger, onderwijzer, of soort van drilmeester, behoeven; dan welligt hadden Heeren Gecommitteerden voornoemd van hunnen Drukker j. allart (wien toch aan het ernstig, op den duur, zingen van die Gezangen nog al iets gelegen ligt!) ook nog wel een matig honorarium voor zulk eenen persoon kunnen bedingen, die dan de Gemeenten rondreizen kon, en aan wiens bekwaamheden voor zulk eenen post wij voor ons geen oogenblik zouden twijfelen, zoodra hij zijne proeve gedaan had b.v. met het reeds alom door dit Koningrijk vermaarde Tweeen-dertigste Gezang uit dien Bundel, (Uw Adam was, - Uw Eva was, enz. enz.) en hij slechts ééne Gemeente geleerd had, dit verwonderlijk Zangstuk ernstig, dat is zonder
lagchen, te zingen. In de daad de vermaning: ‘ernstig,’ had boven dit lied vooral gevoegd.
Wat den inhoud der Liederen van den Heer hazeu betreft, het: ‘Met Kerklijke Goedkeuring,’ op den rug van het titelblad, is reeds bewijs, dat, wat de regtzinnigheid betreft, men dezelve gerust eene plaats in het Euangelisch Gezangboek der Hervormden mogt aanwijzen; en in dichterlijke waarde behoeft geen derzelven voor velen althans van het straks genoemde te wijken. Zie hier een paar coupletten uit een der Kersliederen:
Juicht nu vrolijk, ongetroosten!
't Blij orakelwoord heeft kracht;
Juicht: ‘de heilster gloord' in 't oosten,
Jezus is aan 't licht gebragt!’
Hij, op wien al d' Englen staaren,
d' Albeheerscher vol genaê,
Deed zich door zijn Moeder baaren,
Juicht nu vrolijk, Reisgezellen!
Neen; 't was u nog duisternis;