der naam en faam staanden Koopman onderstellen, 2. door den Koopman zelven of zijnen zaakgelastigden, of boekhouder, moeten geschreven zijn, 3. duidelijk en leesbaar moeten zijn, 4. onder elkanderen moeten overeenstemmen, zoodat 'er tusschen het Grootboek, Memoriaal en Journaal overeenkomst zij, 5. de oorzaak der schuld duidelijk moeten uitdrukken, en eindelijk 6. de schulden en de credieten gelijkelijk moeten bevatten. Het derde onderzoekt, of hier eene stilzwijgende overeenkomst plaats heeft, en tot welke soort van overeenkomsten dezelve behoort gebragt te worden. Het vierde handelt over de kracht van bewijs, welke in
dergelijke boeken gelegen is, en betoogt, dat dezelve wel eenige kracht van bewijs hebben, doch alleen dan, wanneer van elders bewezen kan worden, dat 'er werkelijk tusschen den Koopman en zijnen praetensen debiteur zaken loopeude geweest zijn; en het vijfde eindelijk zoekt de tegenwerpingen op te lossen, welke tegen des Schrijvers gevoelen kunnen ingebragt worden.
Het is waar, Recensent is het niet overal met den Schrijver eens; doch het is hier de plaats niet, in regtsgeleerde onderzoekingen te treden, en over het algemeen is deze Verhandeling inderdaad zoo goed geschreven, dat hij dezelve gerust aan allen, die in dergelijke onderwerpen eenig belang stellen, kan aanbevelen.