slegts in het voorbijgaan te vraagen, of de Redenaar niet sterkere klem aan zijn betoog had mogen geeven, indien hij de Epitrope, de schijnbaare vergunning, onzes inziens in Pred. XI:9 opgeslooten, en daarna van Salomo door den bijgevoegden wenk van het Goddelijk oordeel gewraakt, krachtiger had doen gevoelen, en nagevolgd ware in zijne voordragt of aandrang? Wij vertrouwen dit zoude het voorkomen eener Verhandeling nog meer hebben doen wegvallen in deeze zijne Leerreden, die (laaten wij zulks ten gevalle des aanzoeks van de Academische Jeugd hier opmerken) ons toeschijnt op oorsprongelijkheid ruim zo veel aanspraak te hebben als de eerste. Beiden intusschen draagen zij overvloedig bewijs van eene bekwaame hand en penne. Beschaafdheid en zuiverheid van taal, nadruk, duidelijkheid en kracht van stijl, korte en welgeronde volzinnen, en eene vloeiende welspreekendheid, getuigden ons, dat zij het werk zijn van eenen rijkbegaafden Redenaar. Netheid van behandeling, blijkbaar in eene juiste schikking van stoffe en bondigheid van betoog, tekende den wijsgeerigen Denker. De kiesche onderscheiding, eindelijk, tusschen hetgeen geoorlofd en verboden is, en bevallige maar deftige ernst in het geheel, verpligtte ons, den Prof. tinga onder de ervaarenste en schranderste Predikers van Christelijk geloof en zeden in ons Vaderland den hoogen rang toe te kennen, dien hij, in gevolge van zijnen Stand, met luister bekleedt. - Ziet hier een enkelen trek: ‘En, opdat ik alles in korte woorden samenvatte, rekent Gij (Jongeling) het niet volstrekt nodig, dat alle zulke plaatzen des vermaaks vermijd worden, op welke de gezondheid gekrenkt, de driften ontijdig opgewekt, de hartstogten te zeer geroerd, de verbeelding misleid, de eerbaarheid gekwetst, de onschuld ligt verlooren wordt? Zoude God den Jongeling, die hierin misdoet, niet voor zijn gerichte eenmaal trekken?’ Maar
genoeg! wij willen niet zo ongunstig van onze Landgenooten, van onze Jeugd in het algemeen oordeelen, dat zij niet, op het voorbeeld van die der Hoogeschoole te Groningen, reikhalzen zouden om deeze Leerredenen te leezen.