Anekdote raakende den heer De Voltaire.
Op zijne laatste reize na Parijs wierdt de Heer de voltaire met allerlei soort van bezoeken lastig gevallen. Een jong Autheur, van middelmaatige bekwaamheid, en eene onbeschrijflijke trotsheid, oordeelde het mede zijn pligt te zijn, aan den nestor der Letterkunde zijne hulde te betoonen; met dat oogmerk liet hij zich bij hem aandienen. Men leidde hem in de kamer des Wijsgeers. ‘Groote man,’ zoo sprak hij, ‘heden kom ik homerus begroeten; morgen zal ik sophocles komen zien; overmorgen plato, en de volgende dagen....’ - ‘Ach, Mijnheer,’ voerde voltaire, hem in de rede vallende, hem te gemoet, ‘zoudt gij van daag niet alle die bezoeken kunnen afleggen?’