| |
Leevens- en characterschets van den heere William Pitt, inzonderheid als staatsman.
(Vervolg en slot van bl. 114.)
Wij willen nog een woord spreeken van de begaafdheid, welke Mr. pitt bezit, om de zaaken in het Huis der Gemeente te bestuuren. Zijne welspreekenheid is ongetwijfeld groot. Eenige zijner Aanspraaken zou een demosthenes of een cicero bezwaarlijk overtroffen hebben. Uuren lang zijn ze aangehoord door bekwaame Mannen, die geen bijwoord in dezelve te verbeteren vonden. In dit opzigt heeft hij den voor- | |
| |
rang van zijnen Mededinger, inzonderheid wanneer een Redenaar moet beoordeeld worden naar zijn vermogen om te overreeden; nogthans, zekere hulpbiedende bijzonderheden ter zijde gesteld zijnde, is het waarschijnlijk, dat men Mr. fox's wijze van voordragt het bondigst, en Mr. pitt's het inneemendst zou keuren. Het schijnt, dat in pitt alle de vermogens der natuure zich vereenigen om hem welspreekend te maaken: deeze is bij hem volmaakt; maar het is zijne éénige volmaaktheid: terwijl Mr. fox doet blijken, dat hij ook veele andere begaafdheden, dan die eens Redenaars, bezit. Mr. pitt heeft door zijne welspreekenheid zijn eigen character doen rijzen, maar dat zijns Vaderlands niet opgebeurd. Mr. fox sprak nimmer, of zijn Vaderland trok 'er eenig voordeel van, schoon zijn eigen fortuin 'er bij leedt. Niets kan heilloozer voor een Volk zijn, dan eene blinde aanbidding van de redekunst eens Spreekers: die van Mr. pitt vermag veel meer dan die van Mr. fox. Een Hof-glans bestraalt de taal van den eerstgemelden; terwijl onopgesmukt verstand alleen de gevoelens van den laatsten vergezelt. De tegenwoordige dagen zijn de dagen niet, waarin men geschikt is om na een Man als Mr. fox te hooren. Verstandige lieden zullen het bezwaarlijk waagen, het belang des Volks onder den naam van
het belang des Staats te bevatten. De gevoelens van afkeer en toegenegenheid heerschen bij beurten. Wij zijn, in den loop der laatste tien of twaalf jaaren, getuigen geweest van de verbaazendste veranderingen ten deezen opzigte.
Maar, om tot ons onderwerp, het beschouwen van Mr. pitt als een openbaar Redenaar, weder te keeren. Wij loopen geen gevaar van wedersproken te zullen worden, als wij beweeren, dat 's Mans welspreekenheid niet langer de voorige bekoorelijkheden bezit. Het Volk van Engeland schijnt te zeggen:
Satis eloquentiae, sapientiae parum.
Schoon de taal van Mr. pitt zuiver en kiesch is; schoon hij zijne denkbeelden klaar uitdrukt, en vrij van alle belemmering; schoon zijne aanmerkingen altoos passen, en het stuk des geschils met juistheid en op eene welspreekende wijze treffen, en bovenal zijne zinsneeden zeer rond en welluidend zijn, - bevindt men egter,
| |
| |
dat zijne redekaveling, over 't geheel genomen, eerder dient om de verbeelding gevangen te neemen, dan om het verstand op te klaaren. Met één woord, het schijnt zomtijds, alsof hij dartelt met het oordeel zijner toehoorderen, en te verstaan geeft, dat zij niet beter kunnen doen, dan zich geheel op hem verlaaten. - Hieraan, en aan meer andere gewigtige redenen, willen wij liever toeschrijven die vermindering van dat bewonderen, wanneer hij redevoert, dan aan een aanstootlijk en toeneemend hinderend gedrag ten opzigte van zijns gelijken, en inzonderheid ten opzigte van die beneden hem zijn: een gedrag, te meer ergerend, daar het blijkt dat hij kan kruipen voor die boven hem in rang staan. Men kan niet zeggen, dat Mr. pitt waardigheid in persoonlijk voorkomen derft; nogthans is 'er eene afstootende stijfheid in zijn voorkomen. Hij heeft eene welluidende stem, en, terwijl hij spreekt, iets van een man, die een speel-instrument behandelt. Zijn hoofd is in eene eenpaarige beweeging; hij slaat,als 't ware, de maat met zijne armen, 't welk althans geene bevalligheid aan zijn persoon bijzet, dewijl zij buitengemeen lang zijn en zijne elboogen zeer uitsteeken. - Zodanig is de Man, aan wiens beleid de dierbaare schat van Groot-Brittanjes welvaaren is toevertrouwd.
In het spel, thans aan den gang, is de kans hoogst hachlijk, en het Volk van Engeland kan niet te naauwkeurig achtgeeven op hem, die het in zijne hand heeft. Het is van geen minder aanbelang, dan of wij, uit een zwaaren strijd komende, ons zullen vertoonen met bedorvene geldmiddelen en een besmet character; of toonen, door de wijsheid der genomene maatregelen en de klem van derzelver volvoering, dat het een vergeefsch poogen onzer buitenlandsche vijanden is, den val te willen verhaasten van een Rijk, 't welk misschien het toppunt van zijne grootheid nog niet beklommen heeft. Aan Mr. pitt is ons al toevertrouwd, en, 't zij zulks geschied is met of tegen het gevoelen des Publieks, hij is des even verantwoordelijk, niet alleen van wegen de eerlijkheid zijner voorneemens, maar ook van wegen het welslaagen zijner maatregelen.
Het volgende is het gevoelen van een zeer uitmuntend Schrijver, wegens dit staatkundig verschijnzel, wanneer het eerst de oogen des gemeens met deszelfs glans betooverde. ‘Naar gelange Mr. pitt bij u gereezen
| |
| |
is, is hij volgens mijn denkbeeld gedaald. Ik verklaarde op het hooren zijner eerste Redevoeringen, dat hij nimmer een groot Man zou worden. Zij vertoonden de behoedzaamheid, de netheid, de bedaardheid van een grijzen Redenaar; geheel zonder de stoute trekken van eene leevendige verbeeldingskragt, de gewoone charactertrek van een jeugdig vernuft. Voeg hierbij de gemaakte staatlijkheid van manieren, welke geschikt is om ontzag in te boezemen, niet om genegenheid op te wekken; de spreekende teekens van onmaatige hooggevoelenheid van zichzelven, zigtbaar in zijn geheel uitwendig voorkomen, zo lang ik hem gekend heb; zijne gesteldheid op Hof-eere: deeze alle zijn hoedanigheden, onbestaanbaar met eene waarlijk groote en beminnelijke ziel. Wat mij betreft, het dunkt mij ten hoogsten onvoegelijk, dat een zo jong en in de schoole der ondervinding zo weinig onderweezen persoon een Volk bestuure, en opgehoopt worde met de eerste Staatsposten, terwijl eerbiedenswaardige en bekwaame Mannen worden uitgeslooten.’
Een gedeelte des Volks kan niet missen de slimheid in het character van den tegenwoordigen Bewindsman te ontdekken, en daaruit 's Lands lot te spellen. Zijne vrienden kunnen niet outkennen, dat zijne persoonlijke gevoeligheden, die zwakheden in een Staatsman zijn, het Vaderland in groote verlegenheid gedompeld hebben. Zijnen onverzoenlijken haat tegen Frankrijk heeft hij van zijnen Vader overgeërfd; maar van hem mag gezegd worden:
Sequiturque patrem non passibus aequis:
want zijn Vader mishandelde de Franschen niet zo zeer, maar sloeg hun.
Mr. pitt's vrienden en voorstanders hebben gepoogd, den ongunstigen indruk weg te neemen, welken diens streng gedrag gemaakt heeft op het onbevooroordeeld gedeelte des Volks, door de haatlijke Bills, die zij met den naam van Mondstoppende Acten bestempelen: dit doen zij, met zich te beroepen op de gerustheid, welke daarop in den Lande gevolgd is, vergeetende wat tacitus bij eene soortgelijke gelegenheid schrijft: Solitudinem faciunt pacem appellant.
| |
| |
Weinig tijds geleden werd het Volk van Engeland opgebeurd door de hoope, dat de Man, wiens talenten wij met die van pitt vergeleeken of daar tegen over gesteld hebben, deezen zou worden toegevoegd. Ware zulk een maatregel uitvoerbaar, welk een voordeel zou Engeland niet hebben kunnen raapen uit de vereeniging van zo ongemeene begaafdheden in de bevordering van de gemeene zaak! Neen! gelijk lentulus in het Veld, zo wilde Mr. pitt Heerscher in den Raad zijn. Deeze beide Mannen zijn van zo wijdverschillende hoedanigheden, dat zij nooit kunnen zamengevoegd worden. De een is edelmoedig van aart, medelijdend van hart, voelt anderer ongelegenheden, heeft inschiklijkheid met de zwakheden der menschlijke natuure: de ander is koel en onmeêdoogend, altoos meer overhellende en gereed om een misslag te straffen dan te verschoonen.
Onder allen, die Mr. pitt bewonderen, hoorde men nimmer van iemand, die hem beminde. Het was de strenge en buitenspoorige uitoefening van magt, bij den aanvange der jongste beroerten, die menigeen' zo wanhoopig maakte. Het valt niet te lochenen, dat misbruikte vrijheid de menschen onbeschoft doet handelen; maar de heillooze uitwerkzels van deeze noodloos gestrenge handelwijze zullen langen tijd gevoeld, en misschien nimmer vergeeten worden. - Weinig twijfels lijdt het, dat, bij het uitbarsten der Fransche Staatsomwenteling, de openhartigheid van Mr. fox hem zou hebben kunnen blootstellen aan het gevaar om als een catilina te worden aangeklaagd; in welk geval een cicero, te zijner beschuldiginge, niet verre van de hand was. Maar zou onze hedendaagsche tullius, gelijk de Romeinsche, een pilaar met een opschrift, om die daad te doen gedenken, verworven hebben? Zou men hem te dier gelegenheid den Behouder des Vaderlands genoemd hebben?
Mr. pitt leeft in den ongehuwden staat; men zegt, dat hij ongevoelig is voor de bekoorelijkheden der schoone Sexe. Het zou, behalven bij den Paus, in elk Souverain eene zwaarigheid baaren, dat zijn Eerste Staatsdienaar slegts een zijdelings belang heeft in het welvaaren van den Staat, dien hij beheert. Mr. pitt's inzigten zijn louter persoonlijk, en loopen uit op eerzugt en wraak. Hij is geschikt om alles op te zetten ter verkrijging van een door hem bedoeld oogmerk. Zijn
| |
| |
moed is, in die gevallen, uitsteekend kenbaar; hij is gereed, om zich, als 't ware, een te maaken met het Land, over 't welk hij heerscht, en schijnt vast beslooten te hebben om de verdwijnende orde der dingen in Europa te herstellen, met gevaar zelfs van 's Lands eigene onafhanglijkheid.
In het stelzel van verdeediging des Lands, aangenomen in gevolge van de bedreigingen des Vijands, heeft Mr. pitt, te gader met de andere Staatsdienaaren, die het omhelsden; wèl verdiend van het Vaderland: zijne bekwaamheid, egter, om ons voor nieuwe rampen te hoeden, hangt grootendeels af van zijne verbintenissen met andere Staaten. De verdeediging of bescherming onzer Volkplantingen en buitenlandsche Bezittingen zal altoos moeilijk vallen zonder Alliantien. Een toevoegzel van bekwaamheid in het Kabinet zou niet missen dit hoogst noodige daar te stellen. Mr. pitt staat in den Lande bekend voor een Man, die de bekwaamheid bezit om Geld te heffen; eene zaak zo noodwendig, daar elk de hand wel diep steekt in de Nationaale schatkist. Mr. fox staat buiten 's lands nog meer bekend van wegen zijne opregtheid en kloek verstand in de wederzijdsche betrekkingen der staatkundige belangen. Is Mr. pitt de grootste Redenaar; Mr. fox is de bekwaamste Staatsman. Hij zou gewis kragtdaadig onzen Vijand wederstaan, indien niet overwinnen; niet door het Zwaard, maar door Wijsbegeerte. Dit is het weezenlijk wapen, 't geen hij met kragt zou zwaaijen; terwijl onze Vijand slegts gebruik maakt van een voorgewend wapen der Wijsbegeerte.
De aangeboorene of verkreegene bits- en bitterheid van de gesteltenis onzes tegenwoordigen Eersten Staatsdienaars wekt de vijandschap meer en meer op, en drijft aan tot het te werk stellen van nieuwe middelen om ons te vervaaren en te beleedigen. Het stelzel van pitt is groot, maar tevens verwoestend - onze zegepraalen verzwakken ons. Hetgeen onze Vlooten kosten, moet in 't einde ons uitputten, schoon het ons gelukte om daadlijk elk vijandlijk schip in zijne eigen haven op te sluiten.
Dat wij, derhalven, ernstig en in tijds overweegen, of wij in de bekwaamheden van pitt, die buiten twijfel schitterend zijn, de middelen vinden om onze veiligheid en voorspoed daar te stellen. Denkt men zulks
| |
| |
niet, 'er zijn constitueele middelen om die twijfeling te verstaan te geeven, en die strekking ten kwaade te keer te gaan.
Mr. pitt's talenten hebben hem zeker vijanden berokkend: want het is den mensch eigen, te benijden wat boven zijn bereik is. Doch 'er doen zich gevaaren op, bij 's Mans aanblijven in het Opperstaatsbewind. Hij is vast aan zijnen post gehegt, en heeft Bondgenooten, die hij met drift aanzogt, in een kwaaden luim verlaaten. Heeft men pitt, van wegen een zijner Talenten, met cicero vergeleeken; hij mag ook met dien Man vergeleeken worden ten aanziene van eenen diens grondregelen, getoond in den raad, welken die Romein aan zijnen Vriend gaf; welke bestondt, om zich op eenen goeden voet te houden met de Bezorgers der Inkomsten, of, met andere woorden, met de Actiehandelaars, en deezen, gelijk quintus scaevola deedt, zich niet tot vijanden te maaken. Om dit slag van volk te verpligten en te begunstigen, heeft Mr. pitt niet alleen toegestemd in eene soort van Nationaal Bankroet, maar hun vergund, een stelzel van omloopend Papieren-geld, van eene onbepaalde uitgestrektheid, daar te stellen: een stelzel, 't welk niet kan missen den prijs van alle leevensnoodwendigheden te verhoogen: zo dat vreemde schepen, in onze havens komende, zich buiten staat zullen vinden, zich op onze markten te voorzien.
Om deeze Schets van dit buitengewoon Character te besluiten, over wiens Staatsdienaarschap Boeken zouden kunnen volgeschreeven worden; wij denken dat hij groot mag genoemd worden, schoon hij de Magnus Apollo, ten deezen tijde, niet is bij de Britsche Patriotten. Een trek van grootheid van Character betoonde hij: Toen de moedige Republikeinen in de Nationaale Conventie van Frankrijk hem bij de wereld aanklaagden als een vijand van het Menschdom, en de Hervormers in Engeland hem bij hunne Landgenooten aanduidden als een verwoester van de Britsche Constitutie, kon geen vrees voor gevaar ('t welk men weet dat bij zommige gelegenheden de moedigste geesten overweldigt) hem beweegen om eenigzins van zijne strengheid af te laaten, of van koers te veranderen.
Mr. pitt heeft aan zijne vijanden geene gelegenheid gegeeven om hem van zwakheid in eenig geval te be- | |
| |
schuldigen, of als Mensch, of als Staatsdienaar. Geene ligtzinnigheid beheerscht hem. Hij bestuurt zichzelven naar algemeene grondregels, van welken het schijnt dat noch vriend noch vijand hem in 't allerminste kunnen doen afwijken. Men heeft hem nimmer van iemand hooren spreeken, als van een Boezemvriend. Zwaarigheid vindt hij 'er niet in, om het fortuin te maaken van allen, die hem de behulpzaame hand bieden; dan hij schijnt nooit eenig verlangen te toonen om de zodanigen te begunstigen, die hem ondersteunden, toen hij eerst op het staatkundig tooneel tradt. - Mr. addington's bevordering verzwakt deeze aanmerking niet in het minste, en Lord sidmouth is aan iets anders zijn Pairschap verschuldigd. |
|