Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1806
(1806)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelijk.Schets en beoordeeling van het stelzel van Dr. Gall, raakende de oorzaak en de uitdrukking der voornaamste verscheidenheden des verstands en der hartstogten. Door J.L. Moreau de la Sarthe.Helvetius, die 'er voor was om alles aan de Natuur te ontzeggen, ten einde om dies te meer aan het vermogen der Opvoedinge toe te schrijven, beschouwde het als mogelijk, te bewijzen, dat de bewerktuiging van elk mensch, wat het verstand aangaat, oorspronkelijk de zelfde is; dat zij alleen verschilt, ingevolge der toevallige oorzaaken van verbeteringe en veranderinge; en dat, naar gelange der omstandigheden, ieder wel onderweezen mensch, zonder onderscheid, een groot dichter, een uitmuntend wijsgeer, of een man van diepe geleerdheid, kan worden. Dr. gall, een Duitsch Physiologist, die, binnen de jongstverloopene weinige jaaren, groote vermaardheid heeft verworven door de zonderlingheid zijner gevoelens, heeft denkbeelden aangenomen, tegen die van helvetius regelrecht overstaande, als den grondslag van een stelzel, naar zijnen naam genoemd. Niet slegts is hij van gedagte, dat de verscheidenheden in den aart des verstands en der hartstogten van de bewerktuiging afhangen, maar hij waant daarenboven te kunnen bewijzen, dat de verstandelijke werkzaamheden en neigingen vermogens zijn, even zeer onderscheiden als die van het gezigt en het gehoor; dat deeze vermogens hunne onderscheidene werktuigen hebben in het binnenste van het hoofd; dat de verscheidenheden van verstand en karakter ontstaan uit de onderscheidene ontwikkeling dier werktuigen, de zamenvoeging van welke de harssens uitmaakt; en, eindelijk, dat, gelijk het bekkeneel uitwendig, en, als 't | |
[pagina 2]
| |
ware, in vergoeding, de uitdrukking dier inwendige verscheidenheden vertoont, gij, door het beschouwen daarvan, kunt ontwaar worden, grooten aandrang van leevenskragt, eene neiging tot zinlijkheid, koketterij en loosheid, standvastigheid en genegenheid, moed en voorzigtigheid, verbeeldingskragt, de onderscheidene soorten van geheugen, ongemeene geschiktheid tot de teekenkunst, muzijk, enz. Zeer vernuftig is de wijze, op welke Dr. gall de onderscheidene vermogens in het brein verdeelt: de leevenskragt beslaat het middelpunt, het diepste en best beschermde gedeelte; de werktuigen van 't gevoel liggen nagenoeg in de zelfde rigting; die der overige verstandelijke werkingen zijn als op eene rij geplaatst, en van het binnenste tot aan het buitenste. De verstandelijke werkingen, volgens deeze schikking, de buitenste en de bovenste zijnde, wordt haare ontwikkeling noodzaakelijk aangekondigd door de groote bolrondheid van het voorhoofd, en de stompheid van den gelaatshoek, welken de Grieksche kunstenaars, in hunne denkbeeldige schoonheden, niet overdreeven hebben, zonder aan dezelven de uitdrukking van een goddelijk verstand, en al het voorkomen eener hoogere natuure, te geeven. In 't bijzonder beweert Dr. gall, dat het gedeelte der harssenen, uitmaakende 't geen de Ontleedkundigen derzelver omkleedzels noemen, ter schraaginge van zijne leere dienstig schijnt; en, zonder zich door de gevoelens dier Physiologisten te laaten leiden, die zich verbeeld hebben, dat dit gewest der harssenen, op eene bijzondere wijze, tot het werkzaam zijn der gedagte bijdraagt, heeft hij aldaar eene menigte werktuigen ontdekt, aan welke de onderscheidene neigingen en de verschillende verstandelijke vermogens beantwoorden. Thans zullen wij overgaan tot de beschrijving van de wijze, op welke hij de harssenen verdeelt; en hoewel deeze verdeeling den Outleedkundigen eenigzins zonderling moge voorkomen, maakt zij, egter, den grondslag en het eerste deel van Dr. gall's stelzel uit. Deel 1. Het bovenste gedeelte van het ruggemerg moet als het voornaamste werktuig der leevenskragt worden aangemerkt. 't Is eene bekende waarheid, dat, in onderscheidene oorden van Duitschland, de vleeschhouwers van geen ander middel, om hunne ossen te dooden, zich | |
[pagina 3]
| |
bedienen, dan door een scherp werktuig tusschen den eersten en tweeden wervel van den hals te steeken. Niet verre van het werktuig der leevenskragt, en digt bij het boveneinde van het agterste gedeelte der harssenen, liggen, volgens Dr. gall, twee uitsteekzels, die de werktuigen zijn der voortteelingskragt; zoodat het voornaamste werktuig des leevens digt bij die geene is, welke de Natuur meer bijzonderlijk met het voortplanten van hetzelve heeft belast. De harssenwerktuigen der zinnen, dat is, die deelen, welke den oorsprong der zenuwen uitmaaken, in de gewaarwording bijzonderlijk betrokken, zijn meer voorwaarts dan die der leevens- en voortteelingskragt geplaatst; doch naardien derzelver ontwikkeling uitwendig niet kan gezien worden, brengt Dr. gall de beschouwing van dezelve niet in zijn stelzel. Nader aan den omtrek, en rondom de gemelde middelste deelen, plaatst Dr. gall, verscheiden werktuigen, voor onderscheidene werkzaamheden berekend, die met het enkel dierlijk leeven te minder in verband staan, naar gelange zij van de mergagtige en binnenste deelen verder zijn afgelegen. Volgens deeze onderstelling ligt tusschen de werktuigen der voortteelingskragt, doch hooger, een werktuig, wiens overheerschende kragt aandoeningen op de zenuwen en kramptrekkingen veroorzaakt; hooger dan dit, wederom, ligt een ander werktuig, wiens ontwikkeling tot de kragt van tedere en goedwillige aandoeningen bijdraagt; terwijl aan de zijden, en op verschillende afstanden, de werktuigen van moed, loosheid en bedrog geplaatst zijn. De onderscheidene soorten van geheugen, en de aanleg tot de muzijk en de teeken- of schilderkunst, hebben hunne werktuigen, in de voorste deelen der harssenen gelegen; die tot den aanleg tot de werktuigelijke kunsten behooren, liggen meer zijwaarts; eindelijk, de werktuigen van overdenkinge en waarneeminge zijn eenigzins hooger geplaatst. Deeze zijn door goedwilligheid vaneen gescheiden; boven dezelve bevindt zich de verbeeldingskragt, en beneden de laatste, en eenigzins zijwaarts, bevinden zich de werktuigen van vlugheid van geest, de uitwendige uitdrukking van welke gezegd wordt zeer zigtbaar te zijn in het bekkeneel van den Dichter blumauer, in Dr. gall's Verzameling voorhanden. Volgens de beginzels der Gallsche leere, bevatten de | |
[pagina 4]
| |
harssenen verscheiden andere werktuigen, die, in de openbaarwording der hartstogten, en in de werking der gedagte, verschillende werkingen verrigten. Voordat wij de Theorie, waarvan wij boven de grondslagen hebben nedergesteld, bewijzen, moeten wij nader bepaalen, welke deeze vermogens zijn, nevens de gesteldheden, die als van elkander onafhankelijk en onderscheiden mogen beschouwd worden. Deeze kennis verzekert Dr. gall verkreegen te hebben, door, in zijne naaspooringen, de volgende Regels in acht te neemen. Regel 1. Noodig is het, in 't algemeen kennis te bezitten van alle de natuurlijke verscheidenheden, welke de bekkeneelen opleveren; en, om deeze kennis te verkrijgen, moet men dezelve langen tijd zien en behandelen. Om ze te bevoelen, moet men niet van de toppen der vingeren, maar van de geheele hand, zich bedienen: want het zijn geene verhevenheden, maar kleine bolronden, die gevonden moeten worden; en deeze kan men met de toppen der vingeren niet onderscheiden. Regel 2. Onderzoek de hoofden van eenige persoonen, met bijzondere talenten begaafd; neem vervolgens de geheele gedaante hunner hoofden naauwkeurig waar, die deelen zorgvuldig opmerkende, alwaar aanmerkelijke bolronden liggen. Beschouw, eveneens, anderer hoofden, die de zelfde talenten bezitten; vergelijk dezelve, en merk op, of de bekkeneelen der laatsten de zelfde bolronden in de zelfde deelen vertoonen. Dergelijk een onderzoek moet te werk gesteld worden op de hoofden van verscheiden persoonen, die gij weet ontbloot te zijn van de begaafdheden, door welke de eersten zich onderscheiden. Neem zeer aandagtig waar, of, in stede der bolronden, die in de eerstgemelde hoofden gevonden worden, 'er geene in de laatste bespeurd worden, en of 'er wel geene holligheden plaats hebben. Wanneer dit het geval is, en de waarneeming omtrent verscheiden persoonen, zonder uitzondering, wordt bevestigd, moogt gij met een zeer hoogen trap van zekerheid besluiten, dat in het gewest van het bekkeneel, 't welk dus naauwkeurig is onderzogt, het werktuig dier begaafdheid zijn zetel heeft, welke den eenen bij uitsteekendheid onderscheidt, en in den anderen ontbreekt. Regel 3. Dergelijke naaspooringen moeten voortgezet worden omtrent geheel onbekende persoonen. Slaa, met groote opmerkzaamheid, de onderscheidene bolron- | |
[pagina 5]
| |
den gade, die zich aan hunne bekkeneelen vertoonen, en, agtervolgens de waarneemingen, op de boven beschreevene wijze gedaan, leid daaruit de begaafdheden en neigingen dier persoonen af, en tragt met beleid te ontdekken, of de gevolgen, welke gij uit het onderzoek hebt afgeleid, bevestigd worden. Regel 4. Vervolgens moet gij eene verzameling van schedels van persoonen tragten te verkrijgen, met de geschiedenis van wier leeven gij naauwkeurig bekend zijt. Een doel is dit, zeer bezwaarlijk te bereiken; en Dr. gall, in weerwil van alle moeite, door hem aangewend, bezit tot nog toe slegts weinigen; onder welke, egter, eenigen zeer belangrijk zijn: als die van den Generaal wurmser, van blumauer en alxingerGa naar voetnoot(*), benevens die van eenige Gekken, wier zwakheid van verstand zoo groot was, dat zij zich gestadig met slegts één denkbeeld bezig hielden. Daar het zoo hoogst bezwaarlijk is, zulk een reeks van hoofden te bekomen, is men genoodzaakt, zich met boetseerzels te vergenoegen, die met de grootste naauwkeurigheid moeten vervaardigd worden. Deeze verzameling moet vermeerderd worden met de schedels van alle Dieren, die men kan magtig worden, ten einde om die met Menschenhoofden te vergelijken. De bekkeneelen van dieren, welke zeer in 't oog vallende hoedanigheden bezitten, moeten, in 't bijzonder, onderzogt worden. Regel 5. De laatste regel, en die van zeer veel aangelegenheids is, ter ontdekkinge van de werktuigen en derzelver zetel, bestaat in het allerzorgvuldigst waarneemen van de onderscheidene toevallen, welke bij ongesteldheden en wonden der harssenen plaats hebben. Met in acht neeming van deeze regels, en door de ontleeding der harssenen van een groot getal hem bekende persoonen, verklaart Dr. gall, bestendig een treffend verband te hebben opgemerkt, tusschen derzelver harssenwerktuigen en hunne voornaame en karakterizeerende begaafdheden. Hierom oordeelt hij zich geregtigd, om, op eene proefondervindelijke en stellige wijze, een afzonderlijk werktuig en tooneel aan elke wijziging van het hart en het verstand toe te eigenen. Hij voegt 'er nevens, met oogmerk om het getal der | |
[pagina 6]
| |
proeven, ten voordeele van zijne verdeeling van het gewest der gedagten, te vermeerderen, dat onze verstandelijke en zedelijke vermogens onderscheiden, of zelfs van elkander onafhankelijk zijn; dat het mogelijk is, dezelve beurtelings te werk te stellen, en dat de ontwikkeling, de meerderheid, of zelfs de vernietiging van een derzelven, dikmaals geene uitwerking op de andere doet; die, derhalven, mogen ondersteld worden, haaren zetel in onderscheidene gewesten der harssenen te hebben. Indedaad, iemant kan een zijner verstandelijke vermogens gebruiken, terwijl hij alle de overigen laat rusten, en alzoo de vermoeijenis van eenigen arbeid vergeeten, door middel van een nieuw bedrijf, dienstig om die oeffeningen van het verstand in werking te brengen, welke de voorgaande bezigheid niet in werking hadt gebragt. Aldus, door van voorwerp te veranderen, kunnen onze oeffeningen gemakkelijk worden voortgezet; en een hoofd, van overdenkingen vermoeid, kan zich door leezen verpoozen, en door zulke werkzaamheden, die de verbeeldingskragt meer bezig houden. Daarenboven zou 'er eene groote menigte gevallen kunnen vermeld worden, in welke men onderscheidene persoonen één of meer hunner verstandelijke vermogens heeft zien verliezen, terwijl zij de overigen ongeschonden behielden. Eenige jaaren geleeden wierd ik zelf in soortgelijk geval geraadpleegd. De lijder hadt, door een toeval van beroerte, zijn geheugen bijkans geheel verloren, en alleen de woorden onthouden: ja, neen, zeer wel, niet met al, 't is waar, recht zoo, verwonderlijk, en meer dergelijken. In zijne ontvouwing van Dr. gall's stelzel vermeldt de Heer villers een even zonderling voorval van eene Mevrouw, die, in gevolge van een toeval, geduurende haare eerste kraaming haar overgekomen, het geheugen, van al wat 'er zedert haar huwelijk was voorgevallen, had verloren. Zoo groot was haare vergeetelijkheid, dat zij haaren man, en haar kind, 't welk haar wierdt aangeboden, afwees. Nooit heeft deeze Dame de herinnering van haar eerste huwelijksjaar, en van 't geen daarin is gebeurd, terug bekomen. Door bewijzen en door sterke verzekeringen gelukte het eindelijk haare bloedverwanten en vrienden, haar te over- | |
[pagina 7]
| |
tuigen, dat zij gehuwd was, en eenen Zoon ter waereld hadt gebragt. Zij gelooft hun, omdat zij liever zich wil verbeelden, dat zij het geheugen van een jaar heeft verloren, dan allen, die haar omringen, voor bedriegers aanzien. Doch zij gelooft hun op hun woord alleen: zij ziet haaren echtgenoot en haar kind aan, zonder te kunnen begrijpen, door welke toverkragt zij den eenen verkreegen, of het ander het leeven heeft gegeeven. Voorbeelden zijn 'er voorhanden, waarin slagen aan het hoofd, schokken, het trepaneeren, en onderscheidene kwetzingen der harssenen, zekere vermogens geheel vernietigd of spoedig ontwikkeld hebben. Dus gewaagt fabricius hildanus van een Jongeling, die, door eenen val op het hoofd, volkomen uitzinnig wierdt, en haller van eenen Idioot, wien eene wonde aan het hoofd zijn verstand herstelde. Bekend is het, dat Vader mabillon aan het trepaneeren een spoedigen aanwas zijner verstandelijke vermogens was verschuldigd. Volgens Dr. gall, derhalven, spannen ontleedkundige, psychologische en geneeskundige naaspooringen te zamen, om te bewijzen, dat de onderscheidene wijzigingen van het hart en verstand onderscheidene vermogens zijn, en dat de harssenen niet een enkel werktuig zijn, maar een toestel, uit verschillende werktuigen zamengesteld, de verscheidenheid van wier verrigtingen en kragt (energie) de oorspronkelijke en werktuiglijke oorzaak van alle de verscheidenheden des verstands en der hartstogten daarstelt. Dr. gall bepaalt zich niet bij deeze nieuwe wijze van de beschouwing der harssenen, maar hij matigt zich aan, door de uitwendige teekens, alle de schaduwen en verscheidenheden der zedelijke geneigdheden en verstandelijke begaafdheden te kunnen ontdekken. Het tweede deel van het Gallismus, welk den naam van Beenkundig stelzel van Dr. gall voert, is gegrond op het verband, welk 'er tusschen de harssenen en derzelver beenagtig omkleedzel bestaat; welk verband zeer naauw zijn moet, om den waarneemer in staat te stellen om een oordeel te kunnen vellen over de inwendige gesteldheid van het harssengestel door de gedaante van den schedel, en op de onderscheidene punten der oppervlakte van het hoofd, even als op eene geografische kaart, de gewesten aan te wijzen, welke | |
[pagina 8]
| |
met de onderscheidene grondgebieden der neigingen of begaafdheden overeenstemmen. Deel 2. In het voorgaande gedeelte heb ik de grondslagen van Dr. gall's stelzel getragt te ontvouwen, en, in de ontleeding van dat stelzel, te bewijzen, dat het op twee beginzels rust, de waarheid van welke noodzaakelijk moest gevoeld worden: 1. De aanweezigheid der onderscheidene en bijzondere werktuigen, die de harssens uitmaaken. 2. De onderscheiding en onafhankelijkheid der verstandelijke en zedelijke vermogens. Het voorwerp des tweeden deels, zoo als wij reeds gemeld hebben, is de waarneeming van de uitwendige gesteldheid van het hoofd, die de hoofdtrekken van het karakter, verstand en de hartstogten aankondigen. Dr. gall, die een buitengewoonen aanleg tot dit slag van naaspooringen schijnt te bezitten, raadt, dat zij niet zonder groote voorzigtigheid en oplettendheid moeten ondernomen worden. Hij zelf heeft aan dit gelaatkundig gedeelte ongemeene oplettendheid besteed; en zoo groot is de ijver, van welken hij wordt bezield, dat hij, in een oogenblik van verrukkinge, schrijft: ‘Indien de Engel des Verderfs ten mijnen believe stondt, wee dan kant, wee wieland en andere groote mannen! En waarom bewaarde niet deeze of geene de schedels van homerus, virgilius, cicero, hippocrates, boerhave, alexander, frederik (den Grooten), josephus, catharina, voltaire, locke, rousseau, bacon, newton, enz. enz.?’ Om niet aan dergelijk een verwijt bloot te staan, heeft Dr. gall geene middelen onbeproefd gelaaten, om in zijn Museum de schedels van eenige vermaarde mannen te verzamelen. Zijne werkzaamheid in het bekomen van deeze dierbaare stukken kent geene paalen; en gelijk eigenliefde, in zoodanige gevallen, ligtelijk misslagen veroorzaakt, zoo was 'er eens een tijd, dat elkeen te Weenen voor zijn hoofd beefde, en beducht was, dat het, ten eenigen dage, de eigendom des gretigen Geneesheers zou worden. Belachelijke anekdoten worden ter deezer gelegenheid verhaald. Onder andere plaatste de Heer denis, 's Keizers Boekbewaarder, een artikel in zijnen Uitersten Wil, uitdrukkelijk ingerigt, om zijn hoofd tegen Dr. gall's naaspooringen te beveiligen. In weerwil, egter, van al- | |
[pagina 9]
| |
le deeze bekommernissen en behoedmiddelen, heeft de Dokter in zijne Verzameling bijeengebragt de verscheiden schedels en een goed aantal boetseerzels van vermaarde mannen, doch vooral van ongemeene persoonen, kunstenaars, dichters, gekken, roovers, gelijk ook van dieren, die, op eene duidelijk in 't oog loopende wijze, het uitwendig teeken vertoonen van zekere geneigdheden, of vermogens, die in den mensch zich nooit zoo sterk teekenen. In deeze gedenkstukken, welke de oningewijde waarneemer zonder belang of vermaak beschouwt, leest en ontdekt Dr. gall duidelijk de geschiedenis der persoonen, tot welke zij behoorden, de hoofdtrekken althans van hun karakter en verstand. Zijne menigvuldige naaspooringen, in dit opzigt, hebben hem als onfeilbaar de volgende aanwijzingen doen beschouwen, welke hij zelf op kleine ijvoiren schedels met nummers teekent. Een daarvan stelde hij ter hand aan den Hoogleeraar cuvier, door welken ik daarmede wierd begunstigd, ter mijner ontvouwinge van het Gallismus, in het Athenaeum te Parijs. [Bij mangel aan Afbeeldingen, zijn wij genoodzaakt, het berigt wegens deeze aanduidingen agterwege te laaten; doch zij zijn zoo hoogst harssenschimmig, dat onze Leezers bij de agterlaating niets verliezen.] Allereerst maakte Dr. gall zijne leere openbaar door zijne lessen, waarmede hij onverhinderd voortging tot in den jaare 1792, toen zij door het Weener Hof verboden wierden, verklaarende dat de nieuwe theorie van het hoofd alleenlijk was berekend om de onderdaanen duizelhoofdig te maaken, en de leere der Stoffelijkheid voortplantte. Het eenige artikel, door Dr. gall in druk gegeeven, met oogmerk om zijn stelzel te doen bekend worden, is een Brief aan den Baron von ritzer, en geplaatst in wieland's Magazijn. De Heer froriep, een zeer kundig en diepdenkend Gallist, heeft een uitvoeriger verslag van dit stelzel gegeeven, in een uitgebreid geschrift. De Heer bojanus, een ander leerling van Dr. gall, ontwikkelde zijns Meesters leere in eene Vergadering der Geneeskundige Societeit te Parijs; en de Hoogleeraar chaussier, die van het onderwerp verslag deedt, vondt geene zwaarigheid om te verklaaren, dat Dr. gall's stelzel op geene der zekere en erkende grondslagen der Ontleedkunde steunt. (Het vervolg hiernaa.) |
|