| |
| |
| |
Algemeene Vaderlandsche Letter-oefeningen.
Godsdienstig Bijbelsch Huisboek voor Christenen, ter vermeerdering van kennis, en verbetering van het hart, door G.F. Seiler, Hoogvorstlijk Brandenburg-Anspach-Bayreutsche-Geheime Kerk-en Consistoriäal-Raad, gewoon Hoogleeraar aan de Frederik-Alexanders Universiteit, enz. enz. Naar de vierde Uitgaave vertaald, door S. van Hoek, Predikant te Aalburg en Heesbeen. Iste Deel. Te Gorinchem, bij J. van der Wal. In gr. 8vo. Te zamen 532 bladz.
Men heeft lang eene vertaling verlangd van dit voortreffelijk werk van den waardigen seiler, dat, in Duitschland, met zoo veel toejuiching ontvangen is, en, ook in ons Vaderland, bij allen, die zulk soort van schriften beminnen, en naar verdiensten beöordeelen kunnen, op hoogen prijs staat.
Om over het doel en de inrichting van dit Bijbelsch Huisboek wel te oordeelen, zal het dienstig zijn, uit de Voorrede, 's Mans denkbeelden over de populaire Schriftverklaring mede te deelen. ‘Zoodanige populaire verklaring van den inhoud der Heilige Schrift heeft,’ zegt hij, ‘meer hare betrekking op de zaken, dan op de donkerheden in bijzondere woorden: zij laat, zoo veel slechts mogelijk is, alles weg, wat, in de onderscheidene wijze van verklaring, hypothese is; zij houdt zich niet veel bezig met 't geen toch eindelijk niet kan beslist worden; zij vermijdt alle nutloze, spitsvindige onderzoekingen, en stelt alleen het zekere en waare, met alle kortheid, voor, ten einde de geheele aandacht van den Lezer te bepalen bij zulke waarheden, daden, levensregelen, zeden en geneigdheden, die eenen sterken invloed op het verstand en hart hebben kunnen. Dit is de algemeene grondregel, bij het schrijven van een werk van dezen aart. De beärbeiding, bij de verklaring en beschouwing van bijzondere Boeken
| |
| |
der Heilige Schrift, moet derhalven, naar den bijzonderen inhoud en aart van elk Bijbelboek, zijn ingericht.’
Met opzicht tot de oude Geschiedenis in den Bijbel merkt hij aan: ‘De overweging daarvan is, wanneer zij wél wordt ingericht, eene geduurige beschouwing der wijze regering Gods, der toenemende verlichting van het menschelijk verstand, in zaken van den Godsdienst, der geschiedenis van 't menschelijk hart, der zwakte en sterkte des karacters, en der neigingen en gezindheden van de daarin voorkomende, handelende en sprekende personen. Dan elke gebeurtenis moet vooral, zoo veel mogelijk, in hare natuurlijke gesteldheid worden voorgedragen; de denk- en handel-wijze der ouden, naar de zeden van hunnen, en niet van onzen tijd, beoordeeld, wat bij hen deugd of ondeugd is, naar hunne grondstellingen bepaald, en zoo voorgesteld worden, als de menschen, in die tijden, daarover dachten. Wanneer dit geschiedt, dan vervallen vele verkeerde oordeelen, die men eertijds over deze oude gebeurtenissen, en de daden van sommige personen, velde. Men zal dan zeker over eenen Jakob en deszelfs kunstgrepen geheel anders spreken; men zal de misslagen van eenen Moses of David niet zoo hoog opnemen, maar zich veeleer genegen voelen, om die te verschoonen.’
‘Wat de hoofddenkbeelden van den Godsdienst, in deze oude Schriften, aangaat: men moet daarin steeds twee dingen onderscheiden. Vooreerst, hoe dagt Abraham of Izaak, bij voorbeeld, over God, over het beloosde zaad, over den zegen, die over de volken komen zou, enz.? Ten tweeden, hoe moeten wij over deze dingen denken? Wij moeten onze denkbeelden niet aan Jakob of Abraham toeëigenen, maar den trapswijzen voortgang der menschelijke kundigheden nauwkeurig in 't oog houden. Vooral moet men de denkwijzen van het Oude en Nieuwe Testament steeds zorgvuldig van elkanderen onderscheiden, dikwijls met elkanderen vergelijken, en het uitmuntende van het laatste boven het eerste in het rechte licht stellen’ enz.
Eene gewigtige verdienste van dit Bijbelwerk is ook deze, dat de oude Geschiedenissen zoo worden voorgesteld, dat de zwaarigheden en bedenkingen tegen derzelver geloofwaardigheid, zoo veel mogelijk, voorgekomen, of, waar zij ontstaan, en door voltaire en anderen zijn in 't midden gebragt, door eene mede- | |
| |
ingevlochtene wederlegging worden opgeheven; echter zoo, dat deze twijfelingen zelven niet voorgesteld, maar alleen aanleiding gegeven worde ter wederlegging van dezelven. Wanneer dit, in de leerzaame verklaring zelve, niet gevoegelijk geschieden kon, dan heeft de Schrijver dit, in de bijgevoegde Aanmerkingen, trachten te vergoeden. Lezers, die, uit Deïstische Schriften, met deze bedenkingen bekend zijn, zullen van velen dezer Aanmerkingen eerst regt gebruik weten te maken.
Dit eerste Deel bevat alleen het Boek Genesis; maar men moet daaruit niet tot dergelijke uitvoerigheid van al het volgende besluiten. Men kan den inhoud van dit eerste Boek der Heilige Schrift aanmerken, als den grondslag van den geheelen Geöpenbaarden Godsdienst. In hetzelve liggen de zaden van alle de denkbeelden en grootsche begrippen, die, van tijd tot tijd, verder ontwikkeld, en met vele andere vermeerderd zijn; in hetzelve vindt men ook de eerste aanleiding tot het Godsdienstig dialect, dat door den geheelen Bijbel heerscht: de Schepping door het Woord van God, Beeld van God, Zonde, Dood, als straf der zonde, Vleesch, Geest, Geloof, Rechtvaardiging, Vloek, Zegen, Belofte, Vervulling. Men kan het Nieuwe Testament volstrekt niet verstaan, wanneer men niet, uit de oude Godsdienstgeschiedenis, met deze gronddenkbeelden van den Geöpenbaarden Godsdienst bekend is. Hier kon de Schrijver dus niet zoo kort zijn, als hij zich voor 't vervolg had voorgesteld. 'Er konden ook, uit dit Boek, slechts weinige Hoofddeelen en plaatzen voorbijgegaan worden. In 't vervolg kon dit voegelijker geschieden, en de Schrijver zijn doel genoeg bereiken, door uit de overige Bijbelboeken alleen den inhoud kort samen te trekken, en zoo voor te stellen, dat de geheele Bijbel met vrucht kan geiezen worden.
'Er zijn dan ook, in het eerste Boek van Moses, eenige Hoofddeelen en plaatzen, die elk Christen wel voor zichzelven kan lezen; maar die, naar het welwikkend oordeel van den Eerw. seiler, noch in den openbaren, noch bij den gemeenschappelijken Huisgodsdienst behoorden voorgelezen te worden. Van dien aart is de geschiedenis van Loth met zijne dochters in de spelonk, van Juda met Thamar, en dergelijken. Zoodanige geschiedverhaalen zijn door den Schrijver aangewezen,
| |
| |
ten einde men dezelven zou kunnen achterlaten. Daar zij echter strekken kunnen, ter bevordering van menschkunde, tot waarschuwing tegen, en afmaning van zonden, en tot onderwijs, is tevens het een en ander over dezelven gezegd, en 't gebruik daarvan aan eenen iegelijken, naar welgevallen, overgelaten.
Gaarne wilden wij nog iets, tot eene proeve van de wijze, waarop de onderscheidene Aanmerkingen, tot vermeerdering van kennis en verbetering van het hart, in dit uitmuntend werk voorgedragen zijn, mededeelen; daar dit echter niet kan geschieden, zonder te uitvoerig te worden, willen wij liever nog iets, omtrent des Schrijvers wijze van beöordeeling der verkeerdheden en misslagen der in den Bijbel voorkomende personen, in 't algemeen, uit de Voorrede, bladz. XV, XVI, overnemen. ‘Ik heb,’ zegt hij, ‘mij wel, volgends het voorschrift van billijkheid, verplicht geacht, die met zedigheid te beöordeelen; maar ik heb die echter niet geheel verontschuldigd, veel weiniger, zoo als dikwijls gedaan wordt, tot deugden verheven: dikwijls heb ik integendeel erinnerd, dat alle hunne neigingen en daden ons geenszins ter navolging zijn aangeteekend: dat zij menschen, en nog daarenboven zeer onbeschaafde menschen waren, die, door de vooroordeelen van hunnen tijd, en gebrek aan meerdere kennis, zeer gereedelijk op dwaalwegen konden vervoerd worden. Intusschen dienen zelfs ook deze misslagen ter beveiliging tegen soortgelijke dwalingen, en wekken ons op tot bewondering van Gods lankmoedigheid en wijsheid, die deze zwakheden in de goede menschen droeg, en dezen zelfs gebruikte ter vermeerdering van derzelver gelukzaligheid. Zoo dient alles tot stichting’ enz. Want wij meenen reeds genoeg gezegd te hebben, om elk, die op zoodanige schriften prijs stelt, en nog niet bekend was geworden met dit in zijn soort eenige, waarlijk hoogst belangrijke werk, begeerig te maken om het zelf te lezen. Het zal, vertrouwen wij, den kundigen Vertaler niet aan aanmoediging ontbreken, om zijnen begonnen, waarlijk lofwaardigen arbeid, met allen mogelijken spoed en vereischte nauwkeurigheid, voort te zetten. |
|