speurbaare pijn bij het aanraaken en drukken; eene sterke spierkragt, zodat een zeer sterk man naauwelijks in staat was, zijn arm te houden; met een vollen sterken pols, die ongeveer tachtig slagen deed in ieder minuut. Bij de Vrouw hadden ongeveer dezelfde verschijnzelen plaats, als bij den Man, maar in een minder geweldigen graad; zijnde haare beweegingen ongelijk minder sterk, en haare zinnen ook minder bedwelmd, dewijl zij, sterk aangesprooken wordende, de geslootene oogen opende; waaruit bleek, dat zij nog eenig gehoor had, 't welk bij den Man geheel ontbrak. Ondertusschen kon zij geen antwoord geeven, en prevelde, even als de Man, op eene onverstaanbaare wijze, tusschen de tanden. Voorts was haar bovenbuik sterk opgezet, en haar pols, die negentig maalen in de minuut sloeg, vrij sterk en vol.
Dat hier eene Vergiftiging plaats moest hebben gehad, bleek genoegzaam uit de verschijnzelen, en uit het gelijktijdig ongeluk deezer beide persoonen. Om te ontdekken, wat deeze beide lieden, die alleen ontbeeten hadden, zouden hebben kunnen gebruiken, zocht ik het geheele woonvertrek door, en vond eindelijk een pannetje met meelbrij, waarvan zij des morgens hadden gegeeten, boven op welke spijze ik eenige zwarte korreltjes zag drijven. Om dezelve naauwkeuriger te kunnen onderzoeken, liet ik dien brij in een schotel uitgieten, en vond nog eene groote menigte van zodanige korrels, die ik thans zeer gemakkelijk voor het Zaad van den Dolappel herkende; kunnende ik echter, wegens gebrek aan tijd, niet naauwkeurig de hoeveelheid deezer zaaden bepaalen.
De hoofdäanwijzing was, in dit geval, de nog overgebleevene vergiftige stoffe, zo veel doenlijk, te ontlasten. Had ik het Wit Vitriool bij de hand gehad, zou ik van hetzelve, van wegen zijne spoedige werking, gebruik gemaakt hebben. Doch thans moest ik mij met Braakwijnsteen behelpen, waarvan ik den Man, in eens, eene oplossing van vier greinen gaf; zonder dat die, in drie vierde uur tijds, eenige uitwerking deeden. Hierom gaf ik hem toen nog eene oplossing van twee greinen, en wat laater nogmaals; met dat gevolg, dat hij eindelijk die dingen uitbraakte, welke hij 's morgens genuttigd had. Van wegen de spanning der vaten, liet ik hem vervolgens twaalf oncen bloed aftappen; 't geen