| |
Een tochtje door de belangrijkste gedeelten van Noord-Wales. Door J.N. Brewer, Esq.
(Vervolg van bl. 478.)
Op een kleinen afstand van het zuidlijkst uiteinde der Valei van Festiniog ziet men den Waterval van Rhaidt Du of Dwy. Het pad loopt, op eenigen afstand, langs den gevaarlijken weg na Harlech: wanneer wij van daar gingen, plaatsten wij ons onder het geleide van twee meisjes, wier moeder den hals dier kinderen waagde voor een beloofde geringe gift. Van stap tot stap werd de weg oneffener, en bragt ons in 't einde aan den kant van een tusschenbeiden komenden berg, langs welks steilste en hobbeligste gedeelte onze blootvoetsche geleidsters ons verkoozen te brengen. Eindelijk kwamen wij op eene afhelling, die bijkans loodrecht nederliep, en van welke wij zeker afgerold zouden hebben, indien de heide, welke aan de kanten stondt, den aldaar ongewoonen reiziger niet te baate was gekomen. Met onze geleidsters te twisten over den bijkans ontoeganglijken weg, welken zij verkoozen hadden, was ons onmogelijk, dewijl zij geen Engelsch en wij geen Welsch spraken. Al wijzende en door tekenen onze meening aan die meisjes willende doen begrijpen, gingen zij, met veel bedaardheids, nederzitten, buiten twijfel zich verbeeldende, dat wij verlangden, op ons gemak, het schoone gezigt, 't geen zich daar vertoonde, op te neemen. Haar een denkbeeld te doen vormen van de moeilijkheden, welke wij ondervonden, was niet gemaklijk: van kindsbeen af gewoon, bergen te beklauteren, klommen en sprongen zij van rots op rots, met de vlugheid en onbeschroomdheid van eene geit.
Een gunstige plaats bereikt hebbende, vertoonde de waterstroom zijnen val op de schilderagtigste wijze. De waterval is zeer schoon. De stroom, welken men overgaat zes mijlen beneden Tan-y-bwich, op den Dolgelly-weg, vindt zijn boschagtig kanaal door de bergen van Merionethshire; hier ziet men denzelven schielijk nederstorten, langs eene begroeide bedding, tot op een zeer grooten afstand; dan, eene diepte aantreffende, valt dezelve schuimende nederwaards, ter laagte van omtrent veertig voeten, en wordt ontvangen in eene kom,
| |
| |
omzoomd en bijkans overdekt door berg-geboomte. Hier den loop herneemende, over eene bedding, met steenen bezet, vereenigt de stroom zich met de Drwydd, en glijdt over het zand na den Oceaan: een tak der zamenloopinge is bevaarbaar, en kan zwaare vragtschepen draagen.
Dan, toen ik mij te Rhaidt Du bevond, strekte het schoone weêr, 't welk mij duslang tot eene bron van veel genots gediend hadt, mij tot eene ongunstige omstandigheid, dewijl het den stroom ondiep maakte, en daardoor, mag ik mij dus uitdrukken, het mechanismus van den Waterval ontdekte. Dezelve stroomde omtrent vijf-en-twintig voeten nederwaards, en viel dan vijftien voeten rechtstandig neder; het laatste alleen maakte de vertooning van een waterval. Met dit alles moet ik dit punt aanmerken als in staat om den vreemdeling een recht denkbeeld te geeven van het Alpisch tooneel in Wales. Berg op berg gestapeld, heffen zich aan alle zijden op; de stroom vloeit, langs een met houtgewas begroeid kanaal, op eenen afstand; waarover de Kiekendief, in de lugt drijvende, heen zweeft: alles spant zamen om dien niet onaangenaamen schrik in te boezemen, welken de beschouwing der Natuur, in haare wildste vertooningen, niet kan nalaaten in te boezemen.
Dr. johnson merkt, met de koelheid van een donkerziend Wijsgeer, op, ‘dat alle groene velden 'er eveneens uitzien;’ met deeze uitdrukking aanduidende, dat het eigenlijk voorwerp van den reiziger veeleer gezogt moet worden in de Zeden der Inwoonderen, dan in de gesteldheid des Lands; misschien vergeetende, dat de beschrijving van het eene dikwijls ter aanwijzing van het andere strekt. Met genoegen merk ik op, dat, zo verre het eenvoudigheid van zeden, beleefdheid en goede geaartheid betreft, de bewoonders deezer Valeije niet behoeven te wijken voor eene waardeering, die reikt tot den hoogen graad van het land, door hun bewoond. Gevoeligheid om overeen te stemmen met de bekoorelijkheid hunner ligging kan men niet wel verwagten; en van die ontheisterende driften, welke beletten om meer te doen, dan ons eene volmaaktheid van geluk te verbeelden, welk wij nimmer kunnen bezitten, welke plek gronds is daar vrij van? 'Er valt egter geen twijfel aan, dat de weelige ranken des onkruids sterkst opschieten in de broeikas, en dat, gevolglijk, de bewoonders van een nederige stulp, verre verwijderd van de woelige wijken der zamenleeving, redelijkerwijze verondersteld mogen worden, minder kennis te hebben aan de onrustbaarende geesten, die het gros des menschdoms beroeren, dan de benijde en benijdende stadbewoonders.
Het verpligtend gedrag der Boeren in deezen afgezonderden oord zet agting bij aan het character van hun Opperhoofd: want de Afhangelingen zullen zelden inschiklijk gevonden worden, wanneer het den Heer aan regtvaardigheid, beleefd- | |
| |
heid en herbergzaamheid mangelt. Zo veel is 'er gezegd van de algemeenheid deezer laatstgemelde hoedanigheid onder de Inwoonders van dien oord, dat het eene bijzondere aandagt verdient. Mr. skrine merkt in zijne Reis door Wales op, ‘dat den Reizigeren, die in dit land komen met voeglijke aanbeveeling, alle de bijzonderheden vertoond worden, met al het betoon van bevlijtigende oplettenheid om daaraan te voldoen, en onthaald met die soort van nadruklijke verwelkoming, welke men te vergeefs in meer beschaafde streeken verwagt.’ - Dan voorzeker is dit eene zeer onbepaalde aftekening van Nationaale Deugd. Wanneer een Ierschman in Londen komt, of een Londenaar te Dublin, voorzien van eene voeglijke aanbeveeling, valt 'er niet aan te twijfelen, of hij zal met allen betoon van gastvrijheid ontvangen worden. Lettende op een aanprijzend ingeleide, heeft die persoon een vooruitzigt op het genot van goede dienstbetooningen: maar hij alleen is den naam van gastvrij waardig, in de volle betekenis diens woords, die gereed is, om de voordeelen, hem bijzonder eigen, mede te deelen aan den Vreemdeling, van alle aanbeveeling verstooken. - Mr. pratt verhaalt ons de geschiedenis van een persoon, die van het huis des eenen Heers tot dat eens anderen ging, het geheele land door, zonder dat hij ergens na eene verblijfplaats hadt om te zien. 't Geen hij vermeldt, mag ten vollen waar weezen, en nogthans het tegenwoordig geslacht van Welsche Heeren niet geregtigen tot het character van algemeene Herbergzaamheid.
De zaak is eigenlijk hier in gelegen, dat de noodzaaklijkheid van het uitoefenen der deugd van Herbergzaamheid heeft opgehouden. Vóór dat 'er geregelde en gemaklijke Herbergen door de geheele Landstreeke waren opgerigt, hing elk, die 'er kwam, af van de naaste wooning, welke hij op zijne reis aantrof, om 'er rust en verblijf in te neemen: in wedervergelding voor dit onthaal, moest zijn huis openstaan voor alle reizigers; en deeze kwamen niet in zo grooten getale, dat hem het ontvangen en onthaalen verveelde. - Ik ken een Heer in het zuidlijk gedeelte van Wales, wiens wooning, schoon niet verre van de grenssteden af gelegen, nog zo open staat, dat 'er altoos een bed of twee gereed ligt, om 'er den vermoeiden reiziger in te laaten rusten; en nogthans staat die Heer niet bekend voor een gastvrij man, of gereed om gunstbewijzen te betoonen aan de zodanigen, van welken hij geene wedervergelding hoopt. De verbetering der wegen en de gemaklijkheid van te reizen hebben, zints lange, dit betoon van gastvrijheid, in de meeste oorden van Wales, onnoodig gemaakt.
Wanneer dus de slagboom tusschen twee landen opgeheven wordt, houden ook alle weezenlijke of vermeende Volksbijzonderheden van zelve op. Van de gesteldheid der Inwoon- | |
| |
deren van Wales op Geslachtrekeningen van hooge afkomst heeft men veel gesproken, en deeze dikwijls stoffe tot lachen gegeeven. De trots op oude herkomst is een zo natuurlijk genoegen voor menschen in eenen beschaafden staat, dat het bijkans overboodig schijne, dit stuk te ontwikkelen: dan van deezen trots bij de Inwoonders van Wales kan men den onmiddelijken oorsprong nagaan. - In een tijdperk, toen krijgsdaaden alleen de voorwerpen waren van openbaare toejuiching, als hoogstnoodzaaklijk voor Nationaale veiligheid, baande de Bard den weg; en, terwijl hij de daaden hunner doorlugtige Voorvaderen opzong, kreegen zijne toehoorders smaak in de op hun afdaalende beroemdheid, en telden met genoegen op, alle de Helden van vroegeren tijde, met welken zij konden rekenen in bloedverwantschap te staan.
Een onbeschaafd en hier en daar verstrooid volk, verdeeld door plaatslijke oneenigheden, hadt noodig, de banden van bloedverwantschap naauw toe te haalen, en de zekerheid te bevestigen van bijzondere familien, door elken mogelijken band. Van hier werden van geslacht op geslacht naauwkeurig opgetekend alle de Huwelijksverbintenissen. Maar, even als in het boven gemelde geval van de Gastvrijheid, heeft, daar de beweegreden ophoudt, ook het gevolg geen plaats meer; behalven in zodanige bijzondere gevallen, als ten allen tijde eene uitzondering op algemeene waarneemingen maaken. - De werkzaamheden, thans in Wales in zwang, zijn te algemeen, om te gedoogen, dat de trots op Geslachtrekeningen veele vereerders kan aantreffen. Indien men 'er nog iets van aantreft, is het mogelijk in de Familien van die weinige hier oorspronglijke Heeren, die zich te vrede hielden met op het voorouderlijk Landgoed te leeven, en die gezegd mogen worden een zegen te zijn, dewijl zij alle de voordeelen van het leenstelzel in hunnen kring verspreiden, zonder eenige van deszelfs nadeelen te doen gevoelen.
Men heeft de Valei van Festiniog niet doorreisd, of men ontwaart, dat deeze vrugtbaare bodem slegts eene uitzondering uitmaakt in 't midden eener wildernisse. De Reiziger komt, op 't onverwagtst, in een onmeetlijke bergketen, langs welke men te Snowdon komt. De weg is, ondanks alle heden daaraan gemaakte verbeteringen, vol steile opgangen en even steile nederdaalingen, zo dat dezelve de poogingen van den stoutmoedigsten Reiziger schijnen te bespotten: dikwijls heeft men geen bekwaam pad op de rotzen voor een paard, op de gewoone wijze beslaagen: een misstap dreigt den dood. De Landbouw is geheel verbannen uit de woeste streeken, welke men dan doorreist: nu en dan, egter, ziet men een elendige hut, omringd door nog elendiger veldgewassen, letterlijk gesproken groeiende in de spleeten der rotzen.
Langs zodanig een weg komt men tot Pont Aberglaslijn;
| |
| |
een doortocht, waar het schoone en het verschriklijke allergelukkigst vereenigd is. De donkere en ongestuime waterstroom, die de twee landen Merioneth en Caernarvon van elkander scheidt, schuimt hier over verward liggende rotsbrokken; klompen, welke nedergestort zijn van de hooge en ontzettende rotsgevaarten, die over deezen stroom hangen, en den trotschen kruin door de wolken steeken. Langs de zijden van deeze verbaazende bergen ziet men veelvuldige watervallen, door de spleeten heen stortende, die den stroom aanvullen, en, met een steeds meer spoeds neemende vaart, na den Oceaan loopen, en met een zeer stuitenden val nederstorten onder de brug, welke ten overtocht strekt, en met een enkelen boog van rots op rots gemaakt is. Voortgaande langs deezen ontzettenden weg, wijkt deeze bruischende stroom allengskens tot een grooter diepte beneden u; in 't einde wordt dezelve bijkans geheel bedolven door de digte schaduwen der hoogten rondsomme: nieuwe schriktooneelen openen zich in deeze schemeragtige donkerheid, en de rommelende donders van de echo paaren zich met het gekras der bergvogelen.
In de nabuurschap van deeze brug zagen wij de eerste Geiten, in een staat, die aan den wilden staat grensde. Die wij eerst ontdekten, waren geheel wit. En daar zij van bergtop op bergtop springen, om het schaars staande voedzel op te zoeken, bragten zij niet weinig toe om het tooneel te charactermaatiger te maaken. Hij, die volksbegrippen omhelst, zonder naa te denken, zal zo veele van deeze Geiten hier niet aantreffen, als hij zich verbeeldde te zullen ontmoeten. Dan, in de nog woester oorden van het gebergte, die geen leevensonderhoud aan eenig ander wild Dier verschaffen, is een veel grooter aantal voorhanden, die zo zeer in den natuurstaat leeven, dat het voor de onderscheide eigenaars zeer onverschillig wordt, dat ieder zijne eigene kenne. Het vleesch der jonge Bokskens wordt bij vierendeelen verkogt op de Markten in de Steden, en smaakt heerlijk.
Te Berthkelert, zo als men de weinige hier en daar verspreide huizen noemt, gelegen aan den voet des bergs Snowdon, is onlangs eene nieuwe herberg gebouwd, onder het opzigt en volgens den raad, zo ik geloof, van Mr. oakley, die zeker, indien dit het geval is, den dank der Reizigeren verdient. De ligging van dit kleine Dorp nabij Snowdon prijst zich aan. Van hier begint de te voet gaande Reiziger door dit vervaarlijk gebergte doorgaans zijn tocht, en een man, lloyd genaamd, is de algemeene gids. - Het onthaal in de herberg is redelijk goed: een kreupele speeler behandelt de Harp met eene meesterlijke hand. Dan wij konden niet nalaaten den smaak te wraaken zijner toehoorderen, die hem aanspoorden om thans bekende Engelsche
| |
| |
deuntjes te speelen, welke zeker voor de harp niet geschikt zijn.
Nevens meer Reizigers door deeze zelfde oorden moet ik mij beklaagen, dat ik buiten staat was om den hoogsten bergtop onder de veelvuldige in Wales te beklimmen. Men kan in dit bergagtig land geen staat altoos op het weêr maaken. De dampkring is 'er zeer stormagtig, en men heeft eene bijkans geduurige opvolging van damp en regen. Op een schoonen morgen uitgaande, ontmoet men vaak, een klein gedeelte van den tocht gedaan hebbende, geweldige stormwinden en regenbuijen. In mijne eerste onderneeming te leur gesteld, nam ik voor, het op een anderen dag te hervatten; doch deeze liep, als de voorgaande, in nevel en storm voorbij. - Ik vervolgde daarom mijnen weg, mijzelven poogende te overreeden, dat dit onbereikbaar voorwerp het gevaar en de moeite niet waardig was. In de daad, de hoogste toppen van den berg Snowdon mag men veronderstellen dat eer voorwerpen van ontzetting dan van verwondering opleveren. Die verschriklijke hoogte, van waar het Eiland Anglesea als eene kaart aanschouwd wordt, en het oog de wijdafgelegene kusten van Ierland kan zien, moet zekerlijk al te groot en te wijduitgestrekt zijn, om eenigen trek van schilderagtig schoon op te leveren. De vreemdheid van het gezigt, nogthans, gepaard met zo veele de nieuwsgierigheid wekkende omstandigheden, veroorzaaken bij den teleurgestelden Reiziger stoffe van klagten.
Ontzet van het beklimmen des tops van Snowdon, zal het den Reiziger egter niet aan bewonderenswaardige voorwerpen ontbreeken, als hij langs den voet deezes bergs wandelt, op zijnen weg na Caernarvon. Wanneer de wolken en nevels, waarin alles bedolven ligt, bij toeval eens opklaaren, ziet hij daar onmeetelijk groote rotsklompen, geduurig vervangen door nog ontzettender. Onder deeze steeken boven alle uit Moel-Elean, Castel-Cedwin en Mwnwdd-Vawir. Alles is eenzaamheid en woestheid, behalven dat de Waterraave zijn prooi in schijnbaare gerustheid zoekt, en de Kiekendief als beheerscher van het lugtgewest vliegt, ten zij de Arend, 't geen niet zelden gebeurt, zich vertoont, en hem doet wijken.
Den grooten doortocht van Snowdon doortrekkende, ziet men, met de hoogste verbaazing, ontzettend groote klompen rots over de vlakten verspreid, en dit zomtijds op een zeer grooten asstand van de hoogte, van waar dezelve moeten gekomen zijn. De tijd is lang verstreeken, waarop men de vertellingen des landvolks aannam, dat zij dus daar gebragt waren door de tusschenkomst van hoogere weezens. Wij moeten ons dan grootlijks verwonderen over de kragt van dien storm, welke die steenklompen dus van het gebergte afscheurde, en nedersmeet in een zo wijdafgelegen gedeelte der vlakte. Hier
| |
| |
ook, even als in de meeste andere gedeelten van Wales, ontdekt men, aan de zijden van de steilste uithoeken, groote steenen, in eene verbaazende verscheidenheid van vreemde gedaanten. Men kan zich niet wel verbeelden, dat deeze reusagtige borstweeringen door de Veehoeders, tot tijdverdrijf, gemaakt zijn, daar en de zwaarte der steenklompen, en de steilte der afhelling, dit tot een te zwaar en te gevaarlijk werk maaken, om, ten deezen einde, door hun ondernomen te worden. Aan den anderen kant schijnt de verschillende en onbepaalde gedaante, waaronder deeze steenen voorkomen, het zeer twijfelagtig te maaken, of men daardoor eene bepaalde verdeeling der weidlanden beoogd hebbe. Misschien zal men het voor eenen inval der verbeelding houden, dat zij eenige gemeenschap gehad hebben met de krijgsverrigtingen des lands. Zo veel is zeker, dat zij eeuwen lang in den tegenwoordigen stand daar waren, en dat de persoonen, die ze daar mogten gebragt hebben, een ras van menschen uitmaakten, zeer verschillende van die 'er tegenwoordig leeven.
Nader aan Caernarvon komende, verzagt de gedaante van Snowdon eenigermaate, en begint na een bewoonbaar land te gelijken. Naa de brug van Llyngwennyn overgegaan te zijn, rust het oog op een zeer verrukkend landtooneel. De staatlijkheid van eene rots, welker gedaante door de geduurige stormen en regenvlaagen afgesleeten is tot een tooren van de Gottische bouworde, wordt verleevendigd door het nederstorten van een Alpischen waterval, asdaalende langs eene langzaam nedergaande schuinte: in het voorbijgaan wordt de loop daarvan gestuit door een molen, het water hier en daar verspreidende. Verderop ziet men eene kleine doch lachende valei, en in 't verschiet boven de laagere wolken Snowdon met het daartbe behoorende gebergte.
De Stad Caernarvon, bekend door eenen naam gegeeven te hebben aan edward den II, ligt aan de zeekust, bij den ingang van de Straat Menai, ten westen en ten noorden door de zee bespoeld. Beroosd van alle uitsteekenheid, heeft dezelve eene netheid van voorkomen behouden, en de huizen, schoon slegt gebouwd, staan geregeld en zijn zindelijk. Van hoe veel aangelegenheids men, ten eenigen tijde, deeze plaats gehouden hebbe, ontdekt zich ten klaarsten, door de grootsche bouwvallen van het Kasteel, die niet alleen aan de Stad ten gedenkteken van den voorigen luister strekken, maar nog heden tot het voornaamste cieraad dienen. Dit eerwaardig gebouw is gesticht door edward den I, en in den jaare 1284 door hem voltrokken. Met die staatkunde, welke alle de daaden van dien grooten maar bloeddorstigen Monarch kenmerken, haalde hij zijne Koningin, wier moed en beleid gelijken tred hielden met haars Mans onderneemvollen geest, over, om nier het kraambedde te houden. Zij beviel van eenen
| |
| |
Zoon, 's Vaders Opvolger, naderhand de zwakke en ongelukkige edward de II.
Een standbeeld van den Stichter der Stad staat nog bij de hoofdpoort, en nevens een grooten tooren. Het voorplein van het Kasteel is langwerpig, en omzet met hooge hoekige toorens, uit welke kleinder toorentjes uitsteeken, van dezelfde gedaante. In den grooten of hoektooren laat men eene kleine donkere plaats zien, waarin men zegt dat de eerste Prins van Wales gebooren werd. Schoon de Reiziger in verzoeking moge komen, om te bejammeren, dat een zo slegt en verbasterd Monarch ooit de kamer, in welke hij eerst het leevenslicht aanschouwde, verliet, zal nogthans een reeks van aandoeningen - zwak mogelijk, maar zeker niet geheel te misprijzen - hem aan deeze plaats hegten, en verpligten tot eene wel droeve, maar niet geheel onbehaaglijke opmerking. Hij gaat na, elke gebeurtenis van aanbelang, voorgevallen in een tijdperk, zo lang in de schaduwe geraakt, tot dat zijne verbeelding verleevendigd wordt door 't geen hij rondsom zich aanschouwt.
De gerijflijkheden van deeze vermaaklijke Stad zijn, in de laatste twee of drie jaaren, zeer veel vermeerderd; dewijl het eenigermaate de mode geworden is, dat eenige Familien in het zuiden van Engeland, die smaaks genoeg hebben om de stille en romaneske ligging van deeze en andere Steden van Noord-Wales de voorkeus te geeven boven de luidrugtige en opgepropt volle sterk bezogte zomerverblijven, zich nu voor eenen tijd derwaards begeeven. Een herberg, waarin men alle de aangenaamheden en verkwikkingen des leevens aantreft, is aan den zeekant gebouwd; men heeft 'er onlangs postwagens aangelegd, 't geen zeer goed opneemt. De Stad heeft gestaage gemeenschap met Ierland; 't welk zeer veel voordeels aanbrengt. De kaai, op welke de wandeling zeer aangenaam is, ligt vol kleine schepen, welke de goederen, van binnenslands langs ontelbaare stroomen afgevoerd, van hier na Engeland, Schotland en Ierland brengen. Op de werkdagen vindt men zich hier omringd door Kooplieden, Zeevaarenden en Arbeiders: men herinnert zich vol verwondering de verrukkende stilte van het omringend gebergte, en denkt te verkeeren met weezens van eene andere soort dan de eenvoudige Bergbewoonders.
In de nabuurschap doet zich iets op voor den Oudheidminnaar: digt bij de Stad ziet men nog overblijfzels van het oude Segontium. Op de plaats nabij eene oude Romeinsche Sterkte is een klein Zomerhuis gebouwd, waaruit men aan den eenen kant het gezigt heeft op het Gebergte, en aan de andere zijde over de Straat na Anglesea.
De weg van Caernarvon na Bangor is uitsteekend goed; de landgezigten zijn vol verscheidenheids en vermaaklijk. Het vlak en vrugtbaar Eiland Anglesea ligt voor het naspeurend
| |
| |
oog ter slinker zijde, als men het kanaal van Menai overvaart; terwijl men, aan de regter hand, nu een digt begroeid bosch, dan over een welbebouwd veld ziet, en alle de schoonheden van Snowdon zich aan het oog opdoen. - De dag was zo schoon, dat Y-Wyddfa (Het verste toppunt van Snowdon) zich vertoonde, door geen wolk altoos beneveld: de geheele bergreeks vertoonde zich scherp aan het helder uitspanzel.
Alzins vertoonen de Boerenhutten hier tekens van welvaard en overvloed: in kleine hoeken gelegen, maaken zij een vreemd vertoon bij het grootsch en oud verblijf des Graaven van uxbridge, op de digtbegroeide oevers van Anglesea. Alles is vrolijk en lachend; terwijl de gestadige verandering van voorwerpen alles weert, wat naar verveeling zweemt. - Het oog afwendende van het beschouwen des hoogen Snowdons, rust het op de kronkelingen van de Menai, die aan den eenen kant het vertoon oplevert van eene veilige baai, bedekt door een amphitheaters-wijze rondloopenden kring van land, met houtgewas bezet, en aan de andere zijde de drukke scheepvaard vertoont op eene wijde rivier. Door zulk eene landstreek trekkende, bereikt men de Stad Bangor, in alle opzigten eene der meest opmerklijke plaatzen in deezen oord.
(Het vervolg hiernaa.) |
|