Den 2den, 's morgens bij tijds, bij mijnen Lijder komende, vernam ik, dat hij, des nachts, ene vermis teres was kwijt geraakt; waarop ik nu terstond dacht, dat alle toevallen e vermibus ontstaan waren, en vleide mij, dat alles weldra een einde zoude nemen, zo het 'er maar één geweest ware. Edoch daar het braken bleef aanhouden niet alleen, maar 'er nu en dan singultus bij kwam, en de pols intermitteerde, (alle welke toevallen ik nu toeschreef aan de vermes) liet ik mijn Lijder 't volgende gereed maken:
℞ Rad. Valer. Sylv. ℥j. |
- Rhabarb. el. dr. ij. |
Inf. l.a.s.q.a. Colat. ℥viij. |
adde |
Aq. st. Cort. Ciaoi ℥β |
Laud. liq. Sydenh. gtt. XL. |
Spir. Nitr. dulc. dr. ij. |
Syr. Altheae Fern. ℥j. |
M. |
S. om hiervan alle uren een kopje te nemen. |
benevens twee
Clysmata ex infusione saturata Radic. Valer. Sylv. et Flor. Chamom. cum melle appliceren, een geruimen tijd na elkander; dan ik zag 'er gene meer te voorschijn komen, en de toevallen verminderden ook geenszins: wat meer is, den volgenden dag, den 3den Sept., waren de toevallen verergerd, als, bij het nog aanhoudend braken, hevige
singultus, onwillige ontlasting der excrementen komende; de uiterste ledematen waren op 't gevoel koud; 'er was een zinkende pols en een
facies Hippocratica; daarbij kwam een afkeer, niet alleen van alle geneesmiddelen, welke hij niet bij zich had kunnen houden, maar zelfs ook van al 't geen hem tot drinken, op mijnen raad, was aangeboden geworden; als b.v. Citroenwater, rode Aalbessensap, met water verlengd, Thee, enz.
Terwijl ik nu mijnen Lijder als zeer gevaarlijk beschouwde, en hem, als 't ware, met den dood zag worstelen, vroeg hij mij, met ene flauwe stem, of hij Bier mogt drinken. Ik stond hem zulks toe, (daar ik toch zag, dat al het toegediende hem van het braken niet konde bevrijden) onder die voorwaarde, dat hij weinig te gelijk, en dan lauw, zoude gebruiken, en, dit kun-