| |
| |
| |
Tafereel van den tegenwoordigen staat der maatschappije en zeden van het hedendaagsche Rome.
Door C.A. Böttiger.
Zoo verre deeze Stad de Europische Hoofdsteden van den eersten rang, ten aanzien van historische belangrijkheid, overtreft, zoo verre is zij beneden dezelve, met opzigt tot het belang, 't welk door de werkzaamheid en de genietingen des gezelligen leevens in dezelve wordt verwekt. Hieromtrent duldt Rome geene vergelijking met Londen en Parijs, zelfs niet met Petersburg, Weenen of Berlijn, alwaar of een bloeiende Koophandel alle de voortbrengzels en schatten van alle waereldoorden zamenvoert, of de majesteit van den throon door een luisterrijk Hof en een rijken Adel wordt verhoogd; alwaar allerlei talenten voorwaarts streeven na het aantrekkend doel van eere en geluk; alwaar, door den prijswaardigen naijver des vernufts, de kunsten en weetenschappen bloeien, terwijl nijverheid en weelde, onder den scepter der steeds afwisselende Mode, den kring der menschelijke genietingen door duizenden nieuwe uitvindingen uitbreiden; alwaar de edelste gedaanten der menschelijkheid zich ontwikkelen naast de walgelijkste beelden der diepste natuurlijke en zedelijke verdorvenheid. Te midden van zulk eene rijke verscheidenheid vertoonen zich telkens aan den waarneemer nieuwe tooneelen; en de zedelijke teekenaar ontmoet aldaar rijke bouwstoffen voor eene belangrijke schilderij.
Wat ontmoeten wij van deezen aart, wanneer wij het oog slaan op deeze oude meesteresse der waereld, op haare zeven heuvelen ten throon gezeten? Geen bloeiende koophandel, geen geest van nutte nijverheid, bezielt de kwijnende leden van dit onlustig lichaam, in de slaapzucht van algemeene gevoelloosheid gedompeld. Roms's straaten krielen van straatslijpers, bedelaars en priesters, en haare markten van havelooze uitventers; rondsomme verkondigt de verschrikkelijke woestheid van een vrugtbaar, maar verwaarloosd land, de diepe sluimering der nijverheid te Rome. Haare havens, van Galeislaaven meer dan van Kooplieden bewoond, worden slegts van de weinige schepen bezogt, aan uitlandsche Natien behoorende, die de bewooners der Pauslijke Staaten van gezouten visch voor hunne feestdagen voorzien, en artikelen van weelde van buitenlands invoeren. Zints de priesterlijke waaren, voor 't meerendeel, in andere landen haare waarde hebben verloren, is de koophandel van Rome geheel lijdelijk geworden. De stroomen goud en zilver, welke, eenige eeuwen geleeden, in zulk eenen overvloed, uit alle landen, in den schoot der
| |
| |
Kerke vloeiden, zijn nu afgeleid, en vlieten in eene schraale beek, uit eenige donkere oorden in het westen en het noorden; ligtgeloovige Pellegrimmen komen zelden, uit afgelegene gewesten, bij de Reliekkas van den H. petrus hunnen godsdienstigen eerbied betoonen. De aloude luister van het Roomsche Hof is uitgebluscht, zoo wel als de banbliksems van het Vatikaan. De vroegere losbandigheid zijner zeden heeft een einde genomen, met de magt om te zondigen. De vermaaklijkheden en feesten, die over de verblijven van waereldlijke Vorsten luister verspreiden, na derzelver Hoven den rijken Adel uit de Provincien lokken, de bloem der jeugd van beide sexen zamenbrengen, nevens een aantal aanzienlijke reizigers uit vreemde landen: alle deezen zijn, diensvolgens, van een Hof verbannen, zamengesteld uit afgeleefde en ongehuwde priesters en monniken, wier feesten eene eenzelvige herhaaling zijn van ijdele praalerij en godsdienstige plegtigheden, op het gezigt van welke alle de bekooringen der nieuwheid en praal onbekwaam zijn de drukkende gewaarwording van verveelinge te verdrijven, met welke zij gepaard gaan. Even slegt berekend is de leevenswijze van den Romeinschen Adel, om het aanweezen te veraangenaamen. Van de menigvuldige treffende verschijnzels, welke de aanhoudende strijd van tegengestelde belangen en driften in groote volkrijke Steden doet ontstaan, door nijverheid en weelde aangezet, vertoont Rome naauwelijks eenige spooren. Naar gelange van Rome's uitgebreidheid, is de bevolking zeer gering. Meer dan twee derde deelen der ruimte, binnen de muuren der Stad beslooten, zijn onbewoond; en rijkelijk een derde gedeelte van het bewoonde Rome wordt door Kerken, uitgestrekte Kloosters en half vervallene Paleizen beslagen. De afkeerigheid van werken, en de vadzigheid van de laagere klasse van inwooners, die in godsdienstige ledigheid hun leeven slijten, bepaalen hunne werkzaamheden tot de
schraale taak, welke ter vervullinge van hunne dagelijksche noodwendigheden maar even toereikende is. Van hier dat het gemeene volk in deeze Stad niet zoo muitzuchtig is, noch zoo ligt tot uitspoorigheden kan vervoerd worden, als in andere groote Hoofdsteden. - Het Romeinsche graauw, hoewel even ruw en onbeschaafd, is minder onbeschoft; en indien, in gevolge der groote losbandigheid en verdorvenheid van zeden, der ellendige regtsoeffeninge, des verzuims van het burgerlijk bestuur, en der onbeschrijflijke behoefte, welke van een groot gedeelte der laagere volksklassen het rampzalig lot is, dieverijen en moorden hier menigvuldig zijn, vindt men, egter, te Rome zulke verzamelplaatzen van schreeuwende euveldaaden, zulke zinkpoelen der diepste verdorvenheid niet, in welke het schuim en de vuiligheden der zamenleevinge uit alle gewesten zich ontlasten, als te Londen en Parijs. De algemeene
| |
| |
staat van vernederinge, losbandigheid en werkeloosheid, die de overhand heeft genomen, is de reden, waarom Rome noch het tooneel van schitterende deugden, noch van in 't oog vallende dwaasheden is; dat zelfs ondeugd en misdaad door iet groots en aanmerkelijks niet onderscheiden zijn: want zij worden alleenlijk ter bereikinge van gewoone oogmerken, ter voldoeninge van laage driften, dienstbaar gemaakt; van hier, zelfs wanneer zij met de meeste woede losbreeken, dat zij den stempel van niet meer dan gewoone woestheid en misdaad draagen.
Deeze weinige vlugtige schetzen zullen voor den Leezer de redenen openleggen, waarom de tegenwoordige schilderij van het hedendaagsche Rome, van het betoverend hulzel der aloudheid ontdaan, geene dier blinkende kleuren vertoont, geene dier uitkomende trekken, dier schitterende afdeelingen, en dier oorspronkelijke karikaturen, die zoo ligt kunnen vertoond worden in soortgelijke beschrijvingen van andere groote Steden, alwaar men eene meer verfijnde beschaafdheid aantreft, grooter nijverheid, rijkdom en weelde, doch tevens verhevener deugden, meer uitmiddelpuntige dwaasheden, en buitenspooriger gebreken. Doch in het bijzonder karakter van het volk van Rome, en diens zeden, onder den invloed van het klimaat, godsdienst en regeeringsform, ontbreekt het aan oorspronkelijke en belangrijke trekken niet. De tegenwerping, tegen Italiaansche teekeningen gemeenlijk ingebragt, dat het dezelve aan koloriet mangelt, en zij meer schaduw dan licht vertoonen, zal, misschien, op onze schilderij passen; doch wij hoopen, dat de onpartijdige beschouwer den schilder niet als een misslag zal aantijgen, 't geen niets meer dan de bijzondere hoedanigheid van zijn onderwerp is.
| |
Ligging en Plaatzelijke Bijzonderheden van Rome.
Geene Stad is meermaalen en omstandiger door in- en uitlanders beschreeven, dan Rome. Haare aloude gedenkstukken, haare hedendaagsche gebouwen, en haare vermaardste kunststukken, zijn tot in het oneindige vermenigvuldigd, en door alle landen verspreid; en de toverkragt van den blooten naam van Rome doet alles, wat daarmede in verband staat, met de leevendigste belangstelling aanneemen. Wij zullen, derhalven, beginnen met den Leezer een denkbeeld te geeven van de merkwaardigste voorwerpen, welke deeze Stad bevat; eene omstandige beschrijving van welke anders niet in ons plan zou vallen.
De ligging van Rome, in eene uitgestrekte vlakte, op eene groep van verscheiden heuvelen, tusschen welke de geele stroom des Tibers kronkelt met zagte bogten, levert eene groote menigte bekoorlijke gezigten uit, zoo van de stad als van het omliggende land; stootende, ten noorden, tegen de afgelegene hoogten van de boschrijke Cyminus en Soracte; ten westen, tegen eene vlakte, die tot aan de zee strekt;
| |
| |
ten oosten, tegen de majestuenze keten der Apennijnen; en ten zuiden, tegen den Albaanschen berg, met fraaie dorpen en bekoorlijke lusthuizen gekroond. Geene andere groote Stad, behalven Napels, bevat zulk eene rijke verscheidenheid van schilderagtige gezigten, als Rome van haare onderscheidene heuvels. De zulken, die Rome bezogt hebben, behoeft men, onder veele andere, slegts de uitzigten te herinneren van den toren van het Capitool, van de San Pietro in Montorio, van de Villa Corsini, van de koepel der St. Pieterskerk, van de Villa Medici, van de puinhoopen van het keizerlijk paleis op den Palatijnschen berg, en op Monte Mario. Met haare tegenwoordige schoonheden paart zich het gewigt van klassieke oudheid en geschiedenisse, welke, op elke schrede, het genot van het tegenwoordige met dat van het voorleedene vereenigt, en ieder deel van dit rijk Panorama grooter gewigt geeft.
Meer verdient Rome den naam van eene grootheerlijke dan fraaie Stad. Het groot getal prachtige kerken en paleizen, met alle de sieraaden der hedendaagsche bouwkunde rijkelijk voorzien; de menigte openbaare fonteinen; de gedenkteekens en obelisken, welke de pleinen en markten versieren; de menigvuldige en eerwaardige overblijfzels der aloude Romeinsche bouwkunde, door de Stad verspreid, even als de afgescheurde overblijfzels van een reusagtig lichaam; en zelfs de uitgebreide opene ruimten in de onbewoonde gedeelten der Stad, alwaar de eenzaame wandelaar op de graven der verscheiden grootheid treedt, - verwekken eenen indruk van grootheid en heerlijkheid, welke geene andere groote Stad bekwaam is in gelijke maate te verwekken, en zelfs de tegenstelling van tegenwoordige ellende en vernederinge niet in staat is uit te wisschen. Om den naam van eene fraaie Stad te verdienen, moesten de gebouwen van Rome eenpaariger, en derzelver stand meer regelmaatig zijn. Een groot gedeelte van het hedendaagsche Rome bestaat uit kleine, kromme en morzige straaten; en de prachtige tempels en paleizen maaken een te treffend kontrast uit met de belendende hutten der armoede en ellende. 'Er ontbreekt eene vereeniging van de twee uitersten, door middel van gebouwen van de middelklasse, die, zonder zich door praal of bekrompenheid te doen kennen, door hunne reinheid, en door de netheid van bouworde, een naauwkeurig denkbeeld van de omstandigheden van derzelver bewooners zouden geeven. Van deeze klasse van huizen bevan Rome, naar evenredigheid, veel te weinig; en kerken, paleizen, en wooningen der armoede, heeft zij veel te veel. Aldus is het uitwendig aanzien van Rome eene getrouwe afbeelding van de omstandigheden der onderscheidene klassen haarer inwooners. Overvloed en armoede, weelde en berooid- | |
| |
heid, pracht en morzigheid, zonder eenige tusschenrangen, maaken het treffendste kontrast
uit.
Het klimaat deezer Stad wordt gemeenlijk niet als het gezondste beschouwd; doch deeze algemeene tegenwerping is aan merkelijke uitzonderingen onderhevig. Rome bevat oorden, zoo gezond, als de gezondste Steden van Italie; maar het geheel is aan zich zelf niet gelijk. Alle de hooge plekken, inzonderheid de Pliniaansche en Quirinaalsche heuvels, hebben eene zuivere lucht en gezonde ligging. De aria cattiva, aan welke de inwooners van Rome alle ongesteldheden toeschrijven, is een loutere harssenschim, voor welke zij zonder de minste reden bang zijn. De koortzen, welke in den zomer te Rome menigvuldig zijn, mogen, met veel meer regt, worden toegeschreeven aan gebrek aan genoegzaam en gezond voedzel, en de daaruit ontstaande verzwakking, dan aan de ongezondheid der lucht. Eene andere oorzaak dier koortzen, minder algemeen bekend, en niet zeer gereed toegestemd, zijn ongetwijfeld de kerken, die in den zomer zeer koel zijn, en met de verpestende uitwaassemingen der lichaamen besmet worden, in de onderaardsche gewelven nedergezet. Op deeze plaatzen wordt de uitwaasseming, door de hitte van het weêr op de straaten veroorzaakt, ligtelijk gestremd; het lichaam slorpt de verrotte miasmata uit den omringenden dampkring op; en aldus brengen veelen de zaaden van kwaadaartige koortzen na huis, die welhaast hen ter zelfde plaatze brengen als de zulken, door welke zij besinet wierden; waarnaa zij insgelijks nieuwe bronnen van besmettinge voor anderen worden. In de dagen der Republiek wierdt eens in beraad gelegd, de heillooze gewoonte van het begraaven in de kerken te verbieden; doch ingeworteld vooroordeel, bijgeloof en priesterlist, die alle nieuwigheden haaten, zullen tegen zulk eene weldaadige en wenschelijke verandering zich nog lang verzetten.
Ongetwijfeld zijn veele wijken van Rome ongezond in den zomer. De nabuurschap van het Vatikaan was, zoo wel in het aloude Rome, als nog heden, om de ongezondheid der lucht vermaard. Met even veel regts mag het zelfde gezegd worden van andere laage oorden nabij den Tiber, en van andere min bewoonde oorden der Stad; zoodat de inwooners, en de Monniken, behoorende tot de Kloosters, in die oorden gelegen, genoodzaakt zijn, hunne wooningen te verlaaten, geduurende de heete maanden, dat is, van 't laatst van Junij tot het laatst van September, en na gezonder streeken te verhuizen. Die erkende ongezondheid van veele wijken te Rome gaf aanleiding tot eene wet, verbiedende aan een huisheer, geduurende het heete saisoen, de zulken, die bij hem gehuisvest zijn, te doen verhuizen; als hebbende de ondervin- | |
| |
ding geleerd, dat verandering van wooninge, in dat saisoen, zeer dikmaals nadeelig voor de gezondheid is. In het Campagna di Roma, 't welk, voor 't grootste gedeelte, woest ligt, en door de schadelijke uitwaassemingen van stilstaande wateren en rottende planten wordt besmet, is de lucht in nog veel hooger graad ongezond. Onmogelijk kan men aldaar den nacht in de open lucht zonder gevaar doorbrengen. Geduurende de dagen der jongste Republiek, wierden eenige honderden uit het Poolsche Legioen afgezonden, om, ter zaake des gebreks aan werklieden ten platten lande, den oogst te helpen inzamelen. Naar gewoonte sliepen zij in de open lucht; doch de meesten keerden met kwaadaartige koortzen te Rome terug, aan welke zeer veelen stierven. Naar het gevoelen van kundige lieden, zon het kwaad niet slegts verzagt, maar welhaast geheel weggenomen, en het Campagna di Roma niet alleen bewoonbaar kunnen gemaakt, maar zelfs in een der vrugtbaarste en aangenaamste streeken veranderd worden, door het bearbeiden van den grond en het
aanleggen van dorpen, door het opdroogen der stilstaande wateren, en het planten van boomen rondsom de huizen en tusschen de velden. Maar hoe kan aan zulk eene verandering gedagt worden, onder eene regeering als die van den Paus? En indien zij al bewogen wierdt, door het allengskens toeneemend kwaad, om in goeden ernst aan zulk eene onderneeming de hand te slaan, om middelen, ter bereikinge van haar doel, zou zij welhaast verlegen zijn.
Uit vreeze voor de ongezondheid der lucht, verlaaten gemeenlijk de reizigers Rome met het begin van het heete saisoen; vooral, omdat de groote feestdagen, die gewoonlijk hun verblijf tot aan St. Pietersdag rekken, alsdan voorbij zijn. Nogtans heeft het klimaat van Rome geenen nadeeligen invloed op vreemdelingen; vooral moeten zij zich in eeten en drinken maatigen, inzonderheid geduurende het heete saisoen, en allerlei ongeregeldheden vermijden, in 't heetst van den dag weinig uitgaan, van alle moeijelijke zielsoeffeningen naa de maaltijden zich onthouden, en nooit met opene raamen slaapen. Ongeregeldheden zijn overal schadelijk voor de gezondheid; doch hier dubbeld heilloos, uit hoofde der groote verslappinge des lichaams geduurende het lang zomersaisoen, en vooral ter zaake van den Sirocco-wind, die dikmaals lang agtereen waait, en wiens werking bijzonder schadelijk is voor de werktuigen der verteeringe. Door het in agt neemen van deeze behoedmiddelen, en door zijne leevenswijze naar het klimaat te regelen, kan een vreemdeling veele jaaren te Rome vertoeven, zonder het geringste letzel aan zijne gezondheid te lijden.
| |
| |
| |
Volkskarakter.
Hoewel het ligt moge vallen, het bijzonder karakter eener Natie uit het gedrag der individus (afzonderlijke persoonen) op te maaken, hoogst bezwaarlijk valt het egter, deszelfs weezenlijke trekken uit te kippen, en van dezelve eene naauwkeurige afbeelding tot een geheel te vormen. Eene veel moeijelijker taak, nogtans, schijnt het te weezen, de zamenstellende deelen van zulk een karakter te ontleeden, op een groote schaal geteekend, en eene afbeelding te geeven van het bijzonder karakter, en van de onderscheidende trekken der verschillende standen, uit welke eene Natie is zamengesteld, met die naauwkeurigheid, dat, uit de onderscheidende trekken van het algemeen nationaal karakter, elks bijzonder karakter worde voorgesteld. De meest in 't oog loopende voorwerpen, de gelaatstrekken, de tongval en de kleeding, zijn daar toe niet toereikende. Het karakter kan alleen geteekend worden met opzigt tot de gewoonten; en deeze hebben wederom haaren grond in de plaatzelijke ligging, in den godsdienst, in de burgerlijke regeering, in de leevenswijze des volks, 't zij deeze natuurlijk of volgens kunstmiddelen van bestaan gewijzigd zij, en in nog afgelegener oorzaaken. Tot dat alles wordt langduurige en gezette beoeffening en waarneeming vereischt. Bij eene naauwkeurige kennis aan de Italiaansche Natie laat het zich ligt bespeuren, dat eene grooter spanning en prikkelbaarheid van het zinnelijk stelzel, eene fijner bezintuiging (organisatie), eene leevendiger en dieper gaande aandoenlijkheid, een vuuriger temperament, eene vrugtbaarer en meer verhitte verbeeldingskragt, en, in gevolge dier natuurlijke geaartheid, eene meerdere buigzaamheid van lichaam en geest, eene vaardiger bevatting, eene leevendiger uitdrukking door woorden, toon en gebaaren, een verhevener verstand, eene fijner aandoenlijkheid voor het schoone, een meerdere smaak voor muzijk en dichtkunde, en meer natuurlijke welleevendheid; maar tevens eene sterker geneigdheid tot wellustigheid, jaloersheid, wraakzucht,
bijgeloof en vadzigheid; van den anderen kant, minder gezond verstand, minder gezetheid en kragt tot bedaard, diep denken en naaspooren, dan de noordelijke Volken van Europa bezitten, - de onderscheidende karaktertrekken eens Italiaans zijn: want die hoedanigheden ontmoet men in elke provincie van dat land. Niet zoo gemakkelijk ware het, de bijzondere karakters van den Venetiaan, den Genuees, den Lombardijër, den Toskaan, den Romein, den Napolitaan, in zulker voege te teekenen, dat ieder van deeze onderscheidene smaldeelen der Italiaansche Natie uit de beschrijving konde herkend worden. Gaarne laaten wij, derhalven, het vervaardigen van zulk een meesterstuk aan een bekwaamer kunstenaar over, met verhevener talenten en eene grondiger kennis van het onderwerp
| |
| |
toegerust; wij zullen ons vergenoegen met eene teekening van het karakter van het volk van Rome, ten aanzien van deszelfs zeden, zoo als het, naa eene langduurige waarneeming, ons is gebleeken. Vooraf verzoeken wij, voor eenige oogenblikken, het geduld des Leezers tot eene schets van het uitwendig voorkomen des Romeins en van zijne natuurlijke hoedanigheden.
Een veelbeteekenend gelaat, regelmaatige trekken, een groot, fraai, zwart oog, waarin een vuur van aandoenlijkheid gloeit, zijn karaktertrekken der Italiaansche Natie in 't algemeen. Te Rome ontmoet men deeze uitwendige hoedanigheden meer algemeen, en in een hooger graad van volkomenheid, dan in eenige andere groote Stad van Italie. Die edele gestalten, die fraaie profilen, die bekoorlijke ovaalen, welke men hier dikmaals, zelfs onder de laagste standen, aantreft, zijn spreekende betoogen, dat het volk van Rome eens een zeer hoogen trap van beschaafdheid moet bereikt hebben, om de zintuiglijke begaafdheden tot eene zoo hooge volkomenheid te hebben doen klimmen. Rome was het, alwaar de grootste Kunstenaars in laatere tijden, raphael en dominichino, hunne Origineelen vonden; en 't is blijkbaar, dat zij hen niet met denkbeeldige bevalligheden tooiden. Fraaie vrouwelijke gestalten vindt men 't meest onder de middelstanden der inwooneren; en de schoone sexe is hier, in vergelijking, fraaier dan de mannen, die gemeenlijk te mager en schraal zijn, en wien het aan die kragt van gestalte mangelt, welke een schoon manspersoon kenmerkt. De vrouwen, daarentegen, paaren met die betoverende rondheid, welke een weezenlijk vereischte der schoonheid is, eene edele gedaante, en de hoogste zagtheid van gestalte; jammer is 't alleen, dat de gedaante der Romeinsche vrouwen dikmaals, naa haaren bloei, in gevolge van te groote lijvigheid, van de evenredigheid der schoonheid verbastert. Aan haare werkelooze leevenswijze moet dit worden toegeschreeven: want, volgens landsgebruik, bemoeien zich de vrouwen weinig met huislijke bezigheden, en, bij mangel aan opvoeding, weeten zij niet, hoe zij haaren geest zullen bezig houden. De Romeinsche Dames vertoonen eene bevalligheid in haaren gang en gebaaren, en loopen langs de straaten met eene deftigheid, die u aan de Matroonen van het
oude Rome doet gedenken, en een treffend kontrast uitmaakt met de korte trippelende schreden der Fransche schoone vrouwen; zodat eene overbergsche vrouw hier gemakkelijk alleen aan haaren tred zou kunnen onderkend worden. De deftigheid van houdinge, welke met de natuurlijke leevendigheid der sexe te Rome zoo kwaalijk schijnt te strooken, moet enkel als de sluier van het welvoegelijke worden aangezien, met welken elke Donna Romana
| |
| |
zich bedekt, wanneer zij in het openbaar verschijnt, doch aflegt, zoo dra zij van de straat is.
Van hier dat gij menigmaalen eene vrouw kunt zien, de deftigheid en afgepastheid van wier houdinge eene Vestaalsche Maagd aankondigt, eenige oogenblikken daarnaa, in de ijdeltuitigste Bacchante veranderd. Roozenwangen en een bloozend gelaat zijn even zeldzaam als blank hair; doch deeze ontbeeringen benadeelen de schoonheid niet. Eene edele gedaante, spreekende gelaatstrekken, en oogen vol vuur, vergoeden het gebrek deezer bekoorlijkheden door eene meerdere belangrijkheid.
De Natuur heeft den Romein met de gelukkigste hoedanigheden begiftigd. Hij bezit eene groote aandoenlijkheid, welke hem voor de hoogste geestdrift vatbaar maakt; eene vrugtbaare en sterke verbeeldingskragt; een helder en snedig verstand. Hij is opstuivende en driftig, spottende en luimig in een ongemeenen graad; hij bezit een kieschen smaak voor 't geen groot en schoon is, en een verwonderlijk talent voor de muzijk. Zijn buigzaam lichaam is een gewillig werktuig eener werkzaame ziel. Zelfs onder de laagere klassen, ondanks alle hunne ruwheid en onkunde, ontmoet gij geene spooren van die kinkelagtige lompheid, die den bewooner van meer noordelijke landen aankleeft, en van welke hij zich zoo moeielijk kan ontdoen, om dat zijne minder tedere zenuwen en sterker spieren de werking beide van lichaam en van geest even zeer belemmeren. Van de gelukkigsten is insgelijks het temperament des Romeins, vrolijk en helder als zijn firmament, gelijk de Natuur, die hem omringt, en allerwege tot vermaak en genieting noodigt. Maatig in het voldoen aan de grovere lusten, viert hij alleen ongedwongen bot aan die vermaaken, in welke de ziel en de verbeelding nevens de zinnen kunnen deel neemen.
Nog voordeeliger komen deeze hoedanigheden bij de jonge vrouwen uit. Gelijk haare huislijke opvoeding zoo goed als geene is, en aan de kweeking van haar verstand en hart geene moeite wordt te kost gelegd, worden zij gemeenlijk geheel aan zich zelve overgelaaten; doch dit ontbreekende wordt, zoo veel mogelijk is, vergoed door haaren goeden smaak, haar uitmuntend verstand en bondig oordeel. En indien, onder zulke nadeelen, de ziel der schoonheid, vrouwelijke bevalligheid, slegts onvolkomen zich ontwikkele, vertoonen zij nogtans eene vaardigheid van bevattinge, eene leevendigheid en beminnelijke openhartigheid, en eene opregtheid, te behaagelijker, om dat zij enkel de uitdrukking der ongekunstelde Natuure is. Die aangenaame hoedanigheden spreiden een gedienstigen sluier over het gebrek aan verstandelijke beschaaving, en over de onkunde, die gemeenlijk omtrent de sexe
| |
| |
te ligter vergeeving vindt. Gelijk de opvoeding der vrouwen van den hoogsten rang even zeer als die der laagere klassen verwaarloosd wordt, kunt gij geen onderscheid bespeuren tusschen de verkeering met eene Romeinsche principessa (Prinses) en de dogter van een ambagtsman. Indien de Romeinsche vrouwen, bij haare natuurlijke begaafdheden en groote vatbaarheid, het geluk hadden van zulk eene opvoeding te genieten, als aan het meerendeel der sexe, in meer noordelijke landen, wordt gegeeven, zouden zij niet slegts in staat zijn, den palm der schoonheid, maar ook van alle vrouwelijke begaafdheden, alle haare Europische Zusters te betwisten. |
|