heet ijzer, het Teken van belli, 't welk van het oor tot de schouder gaat: het gelijkt op eene wonde, door krabben met de nagelen gemaakt. Den tijd van Leerlingschap verstreeken zijnde, geeven de Onderwijzers de Kinderen aan de Ouders weder, en zij worden toegelaaten deel te neemen in de openbaare zaaken.
Eene tweede Instelling gelijkt zeer op de evengemelde. Zij bestaat alleen uit Vrouwen, zamenkomende in een afgeslooten perk, welks toegang den Mannen ontzegd is. Huwbaare Dogters worden daar heen gebragt, in den nagt, door bedaagde Vrouwen, aan welker zorg en opzigt zij zijn toevertrouwd. Naa de Inwijding worden zij gebaad, het hair afgesneeden, en, zo ras zij de proeve der opsluiting ondergaan hebben, gaan zij geheel naakt. Haare lichaamen worden gewend aan het doorstaan van allerlei vermoeienissen. Men boezemt haaren geest geene zagte indrukken in. Dit maakt die verblijfplaats zeer somber en stil; zij leeren de Godsdienstgewoonten des lands, of liever de daar heerschende bijgeloovigheden.
Wanneer zij na haare ouderlijke huizen zullen terugkeeren, worden zij te gemoet gegaan door Oudevrouwen en andere ingewijde Dogters, die zich geheel naakt tot haar vervoegen, haare Inwijding vereeren met zang en dans in den nagt, tot het aanbreeken van den dag. Mannen, wien de nieuwsgierigheid mogt bekruipen om getuigen te weezen van die plegtigheid, zouden, bij de ontdekking, met den dood gestraft worden, of verpligt zijn, een Slaaf, in hunne plaats, ter doodstraffe over te leveren.
Het Genootschap van belli maakt een diepen indruk op aller geest, en oefent in den Staat een verbaazenden invloed. In elke Landsafdeeling is 'er een Opperhoofd dier Orde, gevolmagtigd om de bevelen van belli bekend te maaken.
De Broederschap oordeelt over moord, toverkunst en overspel, en doemt de schuldig bevondenen ter doodstraffe. Zij worden in een ontzettend digt Bosch gevoerd, waaruit zij nooit wederkeeren. Men is van denkbeeld, dat de Leden des Genootschaps van belli de magt des Duivels hebben, en dat zij allen kwaad, 't welk hun behaagt, kunnen doen, zonder vreeze dat hun deswegen lets zal overkomen. Zij worden ook nimmer, wegens eene hunner verrigtingen, ondervraagd.