Manier, om de bevruchting van zommige boomgewassen, door middel van eene inenting door leiders, (Greffe par aproche) te bevorderen.
Men vindt in de Reis van den Heer borij, door Africa, eene waarneeming van gewigt, betrekkelijk tot de Nootmuscaatboomen, die men thans met groot voordeel plant, op het Fransch Oostindisch Eiland Reunion; welke uitvinding men verschuldigd is aan de zorgen en ijver van den Heer hubert, een beroemd Landbouwer in deeze Colonie.
De Myristica Officinalis, of Nootmuscaatboom, door linnaeus gerangschikt onder de Veelmaunige eenwijvige Gewassen (Polyandria Monogynia) en dus beschouwd als een tweeslagtige Boom, wierd bevonden te behooren onder de Tweehuizige (Dioecia). Om denzelven vruchten te doen draagen, bleek het, dat men de maanelijke boomen bij de vrouwelijke moest plaatzen; eene zwaarigheid, die den bouw van dien boom in het groot geweldig bezwaarde. Buitendien was 'er nog eene zwaarigheid te overwinnen, te weeten, het groot verlies van grond, in eene Muscaatnooteboom-plantagie, veroorzaakt door de mannelijke boomen, die, behalven de bevruchting der vrouwelijke bloemen, van geenerlei nut zijn. De Heer hubert nam deeze zwaarigheid weg, door vrouwelijke Nootmuscaatboomen op de mannelijke in te enten, 't geen hij volbragt door mid-