| |
| |
| |
De voornaamste bijzonderheden, betreffende de Flibustiers, Bucaniers, of Broeders van de Kust.
(Ontleend uit archenholtz.)
Een Volk, bij de Franschen onder den naam van Flibustiers, bij de Engelschen onder dien van Freebooters, zo veel als Vrijbuiters bij ons, bekend, ook Bucaniers of Zeeroovers geheeten, terwijl de bij hun meest geliefde naam geen andere was dan die van Broeders van de Kust, verdient, in veele opzigten, onze opmerking.
De stam, uit welken deeze Broederschap voortsproot, vindt men in de Jaagers van wild gedierte op Hispaniola, thans zo wel bekend onder den naam van St. Domingo. Hunne leevenswijze was in den hoogsten graad ruw. Meestal bestonden zij uit Normannen. Een onderneemzieke geest bezielde steeds dit Volk. Voorheen hadt het Staaten vermeesterd, doch hieldt zich thans te vrede met in woeste en wijduitgestrekte bosschen te heerschen, en overwinningen op de boschbewooners te behaalen: dan welhaast zullen wij hun een hooger vlugt zien neemen, de Spanjaarden aanvallende, Steden en Sterkten inneemende, de Gouverneurs krijgsgevangenen maakende, en de plans van eene groote en magtige Monarchie verijdelende.
Der Spanjaarden jaloezij gedoogde niet, dat zij hunne veevangst in de bosschen voortzetteden; en zij waren op niets minder bedagt, dan om dit geheele geslacht van Jaagers uit te rooijen: dan, faalende in dit oogmerk, en veel geleden hebbende in dit te bestaan, bragten zij hunne vijanden in den uitersten nood, door eene algemeene uitdelging van de voorwerpen der jagt. In deezen nood vonden de Jaagers zich genoodzaakt, na een nieuw middel van bestaan om te zien: zij koozen het vrijbuiten, en voerden den naam van Broeders van de Kust. Zij maakten eene Broederschap uit, en vonden, als de zodanigen, middelen in overvloed, om zich op de Spanjaarden te wreeken, wegens de stoorenis, welke deezen hun hadden doen ondervinden in hunne vroegere leevenswijze.
De kusten, welke deeze Broeders in hunne vroegste uittochten bezogten, waren die van Cumana, Cartha- | |
| |
gena, Porto Bello, Cuba en Nieuw Spanje, alsmede die grensden aan de Meiren van Maracaibo en Nicaragua. Zij bepaalden hunne Zeerooverijen tot Schepen, die van de Spaansche Volkplantingen na Europa stevenden, dewijl deeze bevragt waren met goederen van weinig omslags en van groote waarde. Zij bemoeiden zich niet met de veel plaats beslaande goederen, uit Europa na America gevoerd; Schepen, daarmede bevragt, lieten zij ongemoeid zeilen. Het geluk, 't welk hunne vroegste uittochten bekroonde, deedt welhaast hun getal aangroeijen. Gelukzoekers van allerlei soort vervoegden zich onder de vlag deezer Zeerooveren. Allen waren welkom en werden aangenomen, zonder onderscheid van Volk, Taal of Godsdienst - de Spanjaarden alleen vonden zich uitgeslooten.
Tortuga, een klein Eiland, niet lang te vooren eene Volkplanting der Franschen geworden, was de plaats der zamenkomst deezer Vrijbuiteren. Hier waren zij verzekerd bescherming te zullen vinden, alsmede de verkrijging van alle noodwendigheden, en het genot van allen vermaak, geschikt voor hunne ruwe zeden. Onmiddelijk na het landen op Tortuga stonden de tafels gedekt met lekkere spijzen en sterke dranken; in spel, zang en dans bragten zij den tijd door. Slegte ongebondene vrouwlieden van alle volken en kleur, door geldzugt en ongebondenheid gedreeven, verzamelden op dit Eiland, uit alle de Americaansche Eilanden, en maakten het bekoorelijkste, doch tevens het gevaarlijkste gedeelte uit van deeze uitbundige zwelg- en dartelheids-partijen. In deezer voege verspilden zij, in weinig weeken, schatten, welker verkrijging hun te staan gekomen was op het lijden van gebrek in veelerlei gedaanten, op veel bloeds en veeler leeven, om niet te reppen van de rampen en verschriklijkheden, die de geplunderden waren ten deel gevallen, wier minste ramp (over 't algemeen gesproken) bestondt in het verlies van alle eenigzins waardige bezittingen, die de prooi hunner genalooze rooveren geworden waren.
Dien vroegen voorspoed, welke de Bucaniers bejegende, hadden zij dank te weeten aan de bescherming, hun door de Groot-Brittannische en Fransche Rijksbestuuren verleend. In elken Oorlog met Spanje verleende ieder deezer Mogenheden hun gereedlijk Lettres de marque. De bloeijende staat van Jamaica en St. Domingo ontstondt
| |
| |
eerst uit de Zeerooverijen deezer Vrijbuiteren; en zonder dier hulpe zouden de Fransche Vastigheden in de West-Indiën, kort naa derzelver oprichting, haaren ondergang gevonden hebben. Hadde Frankrijk zich bediend van hunnen bijstand, en den raad gevolgd van d'ogeron, Gouverneur der Fransche Volkplanting op St. Domingo, dat geheele Eiland en de Carolinas zouden onder diens beheer gevallen zijn: doch de bekrompe inzigten van colbert deeden de weldoordagte plans van den schranderen en staatkundigen d'ogeron mislukken. Indien, egter, het Hof van lodewijk den XIV weigerde gebruik te maaken van de Vrijbuiters, om aan de wijduitgestrekte inzigten van den Franschen Gouverneur te beantwoorden, het hadt geen wederzin om hunne zeeschuimerij te wettigen, door een tiende gedeelte daarvan betaalbaar te maaken aan het Gouvernement van Tortuga of van St. Domingo.
Alleszins bewaarheidt de Geschiedenis van deeze zonderlinge Broederschap het spreekwoord van Trouw onder de Dieven. Hun gevoel van Onafhangelijkheid was ten uitersten sterk. Het was een zetregel in hunne Orde, dat elk, hoofd voor hoofd, zijne neiging en grilligheid zou opvolgen, zonder agt te slaan op 't geen zijne medegenooten goldt. Hadt iemand der Broederschap rust en slaap noodig, hij moest, zonder morren, de poogingen verdraagen zijner makkeren om hem daarvan te ontzetten. Alles wat strekken kon om moed hervoort te brengen, om geduld op de proeve te zetten, aan het lijden van gebrek bloot te stellen en kragtbetoon te oefenen, moest elk met geduld verdraagen en des niet morren. - Hunne getrouwheid in het volbrengen der met elkander aangegaane verbintenissen was voorbeeldlijk. Wanneer iemand deeze schondt, of zijne makkers van het aandeel des buits beroofde, moest hij eene gestrenge strafoefening ondergaan. Hij werd ontzet van zijn lidmaatschap, zonder kleederen of leeftogt op eenig onbewoond eiland gezet, en aan zijn hoogst elendig lot overgelaaten. Het geduld der Bucaniers was onafmatbaar. Zij verdroegen honger, dorst, en de uiterste vermoeienissen, met eene bedaardheid, door niets aan 't waggelen te brengen; nimmer hoorde men hun klaagen of morren.
De besluitneemingen deezer zonderlinge lieden waren schielijk en onveranderlijk teffens. Zo ras zij hun woord gaven, rekenden zij zich onlosmaaklijk verbonden; en
| |
| |
zij gaven 't zelve dikmaals op het enkel voorstel van een tocht. Het was alleen wanneer zij daartoe een besluit genomen hadden, dat zij raadpleegden, geenzins of het plan volvoerbaar ware dan niet, maar over de beste wijze om het oogmerk te bereiken.
In hunne eerste onderneemingen hadden zij geene andere dan kleine vaartuigen, zonder dek - Sloepen en Canoes, waarin zij opeengehoopt lagen. Naauwlijks hadden zij plaats om zich neder te leggen tot het neemen van rust of slaap. Nagt en dag vonden zij zich blootgesteld aan wind en weer en de zeegevaaren. Zij hadden een zeer schraal leevensonderhoud. Deeze elendige staat diende hun tot een bijkomenden prikkel, om, door het bemagtigen van een rijken buit, hunnen staat te verbeteren. Door honger gepraamd, braveerden zij den Oceaan op hunne zwakke kielen. Op het zien eens schips telden zij het getal niet van het geschut of van de manschap; zij berekenden het gevaar niet, waaraan zij zich blootstelden. Zij hadden het besluit om te overwinnen. Zij hadden de overwinning noodig, en behaalden die altoos, door het vijandlijk schip aan boord te klampen. Zij staken uit in deeze wijze van aanvallen. Met de snelheid van den blixem klommen zij aan de zijde van het vijandlijk schip op, 't welk, slegts een open boot ziende, geen gevaar vermoedde. Zo ras zij voet op het dek gezet hadden, was het schip in hunne magt. Indien de partij, welke zij voorhadden aan te vallen, bleek gereed te zijn tot wederstand, wanneer een enkel schot hun in de diepte zou hebben doen verzinken, ontweeken zij het gevaar door schielijk wenden en snel zeilen. Nimmer kwamen zij zijdelings den vijand aan boord, maar voeren met den voorsteven 'er op aan, terwijl eenigen van hunne beste scherpschutters op de kanonniers mikten en deezen troffen, 't welk groote ontsteltenis en verwarring baarde op het dek des vijands. De schrik van hunnen naam, egter, deedt gewoonlijk allen wederstand agterblijven. De overgaaf geschiedde oogenbliklijk. Men verzogt de vermeesteraars om genade; en het was eene bekende zaak, dat zij, door tegenstand verbitterd, ongetwijfeld de vermeesterden over boord zouden geworpen hebben.
Zal het geloof vinden, dat deeze Zeeroovers zeer gezet waren op het waarneemen der uitwendigheden van den Godsdienst? Vóór het aangaan eener vermeesterin- | |
| |
ge, sloegen zij op hunne borst, baden met vuurigheid, boezemden boetbetuigingen uit, vereffenden de geschillen, welke zij onderling mogten hebben, vroegen elkander vergiffenis, en omhelsden de een den ander ten teken van hartlijke verzoening. Men wil ook, dat deeze Roovers nimmer bij het eeten verzuimden te bidden, en dit met veel vuurs deeden. De Catholijken zongen het Lied van zacharias, het Magnificat, of het Miserere; terwijl de Protestanten een Hoofdstuk uit den Bijbel of een Psalm lazen.
Deeze Broederschap hadt geen geschreeven Wetboek, dewijl zij over 't algemeen in de schrijfkunst onbedreeven waren. Het onderhouden der Wetten bezwoer ieder lid bij de aanneeming. De grootste gelijkheid heerschte in deeze op zee dobberende gemeenschappen. Het was een misdrijf, waarop de dood stondt, eene Vrouw of Jongen aan boord te brengen. In den strijd een post te verlaaten, hadt dezelfde straf te wagten. Dieverij werd bij zommigen gestraft met het afsnijden van neus en ooren, bij anderen met het aanzetten op een onbewoond eiland. Was de misdaad twijfelagtig, dan werd 'er een regtspleeging gehouden. De Engelschen en de Hollanders deeden den Eed op den Bijbel, de Franschen op een Kruis. Geringe overtreedingen werden gestraft volgens de bepaaling van lieden, die een lichaam uitmaakten, de Zee-societeit geheeten, die tot de strafoefening van geesselen of stokslagen verwees. Bij meerderheid van stemmen werden de Wetten vastgesteld, en dikmaals besloot men tot inrichtingen voor eenen tijd.
Onder deezen hoop trof men Persoonen aan, die, door enkele geestdrift vervoerd, zich tot vrijbuiten begaven, om op de Spanjaarden wraak te neemen, wegens de onvergelijklijk groote wreedheden, door deezen ten aanziene van de Indiaanen gepleegd. Een zonderling voorbeeld van deezen aart verschaft mombars, een Jongheer van aanzienlijke herkomst in Languedoc. Nog een schoolknaap zijnde, hadden de wreedheden der Spanjaarden op zijnen geest eenen onuitwischbaar diepen indruk gemaakt, en zijne verbeelding tot den hoogsten graad verhit. Naauwlijks was hij meerderjaarig geworden, of hij besteedde zijne middelen geheel tot het uitrusten van een schip, om met hetzelve wegens de wreedheden, den Indiaanen aangedaan, wraak te neemen. Met dit inzigt maakte hij eene gemeene zaak met
| |
| |
de Broeders van de Kust. Hij onderscheidde zich welhaast, zo ter zee als te land, als een hunner kundigste en stoutmoedigste aanvoerderen. Roof en ongebondenheid hadden voor hem niets aanlokkends; wraak alleen bezielde hem. Hij spaarde ongewapenden; maar een gewapend Spanjaard ontkwam zijn zwaard nimmer: deeze onverzoenbaarheid deedt hem den naam van Uitdelger verkrijgen.
Veelen der Bucaniers gaven voor, door dezelfde beginzelen als mombars gedreeven te worden. Zij ontkenden, dat begeerte na buit het hoofdroerzel was van hunne woede tegen de Spanjaarden. Zij grondden hun regt van beoorlogen op de weigering deezes Volks, om hun op de Eilanden te laaten jaagen, en te visschen langs de onmeetelijk wijd uitgestrekte kusten. Zij zogten hunne zugt tot roof onder dien mantel te bedekken. Hunne zeetochten werden aangemoedigd door andere Volken, op andere gronden, nu eens openlijk, dan eens meer bedekt.
De gesteldheid der West-Indiën was zeer geschikt voor, en bevorderlijk tot die invallen der Zeerooveren. De ontelbaare natuurlijke havenplaatzen, golven, kreeken en kleine eilanden, in dien oord voorhanden, de overvloed van spijze en goed water, begunstigden zeer hun poogen. Plaatzen van veiligheid waren ligt toeganglijk voor hunne kleine vaartuigen; grootere schepen konden 'er niet naderen. Deeze gedeelten maakten dus het tooneel uit van hunne rooverijen, en zij bepaalden dezelve tot de Americaansche Zeeën. St. Christoffel, Tortuga, St. Domingo en Jamaica waren hunne voornaamste wijk- en verblijfplaatzen. Een vaste verblijfplaats was onbekend aan zulke omzwervende weezens.
Onder hun stak bijzonder uit een inbooreling van Dieppe, pierre le grand geheeten. Hij zeilde met een vaartuig, 't welk niet meer dan achtëntwintig man voerde. Op de westkust van St. Domingo ontmoette hij een groot gewapend Spaansch Schip, met tweehonderd man aan boord. Zo ras de Zeeroovers 't zelve ontdekten, deeden zij den onderlingen eed om het aan te vallen en te bemagtigen, of in dit bestaan te sneuvelen. Zij naderden 't zelve bij zonne-ondergang. Zwaarden en pistoolen waren hunne éénige wapenen. Zij hadden gaten in hun eigen vaartuig geboord, en naauwlijks tijd om 't zelve te verlaaten vóór het zonk. Overge- | |
| |
klommen, sloegen zij allen, die wederstand booden, dood, maakten zich meester van de wapenplaats, verrasten de Officiers (die met de grootste gerustheid een kaartje zaten te speelen) en bemagtigden binnen korten tijd het schip. De Spanjaarden, zo geheel onverwagt overvallen, en geen vaartuig altoos omtrent hun schip ziende, hielden de Zeeroovers voor Duivels, uit de wolken op het schip nedergedaald, en maakten dit elkander in goeden ernst diets.
Alle de Spaansche Schepen, die zich in deeze Zeeën vertoonden, werden op zulk eene wijze aangevallen en genomen, 't zij dezelve groot of klein, gewapend of ongewapend waren. Welhaast zag men de kleine vaartuigen der Vrijbuiteren niet meer. Zij bevoeren die eigenste wateren met de genomene schepen, en zetten hunne zeerooverijen op een grooter maatstaf voort. De Spanjaarden werden, voor een tijd, genoodzaakt, den zeehandel in die streeken te staaken. Zij vleiden zich met het denkbeeld, dat de Zeeroovers, dus geen buit langer kunnende behaalen, werkloos zouden worden, en dit de ontbinding dier zamenspanning ten gevolge hebben; doch zij vonden zich in die berekening bedroogen. Moede van vrugtloos te kruissen, beslooten de Bucaniers, invallen te land te doen: zij marden niet met dit te volvoeren, ten koste hunner op nieuw in verlegenheid gedompelde vijanden.
De tochten van d' olonois, van horn en morgan vloeijen over van krijgslisten en bedrijven, welke geen wedergade vinden, bezoedeld met wreedheden, waartoe menschen van deezen stempel alleen in staat zijn. De rampen, welke, door hun bedrijf, de Eilanden en de Vastekust beliepen, staande het zegepraalend tijdperk der Bucaniers, gingen die, welke de zuidlijkste Rijken van Europa door de horden uit het Noorden troffen, verre te boven.
Het leed, door de Spanjaarden verduurd, verwekt in den geest des beschouwers dier akelige treurtooneelen het denkbeeld van eene regtmaatig vergeldende Voorzienigheid. De afstammelingen van hun, die geen medelijden hadden of gevoelden ten opzigte van de Wilden, die hun in handen vielen naa de te onderbrenging, hadden te lijden van menschen, die meestal het uitschot waren van beschaafde Volken: zij leeden bezoeken, die alleen konden geschieden door persoonen van boven beschree- | |
| |
vene gesteltenisse. De onkunde der Wilden, de zagte zeden van beschaafde Volken, scheenen, als 't ware, de Spanjaarden strafloos te zullen stellen wegens de mishandelingen, aan de te ondergebragte Indiaanen gepleegd, zo wreed, dat menscheneeters deswegen met medelijden zouden worden aangedaan. Uitvoerders der wraake toefden niet te verschijnen. Kunde, stoutmoedigheid en onderneemzugt vereenigden zich. Sterkte van verdeediging, verafgelegenheid verleenden geene beschutting. De bespringers waren vreemd van allen gevoel van menschlijkheid, van alle handelwijze, bij beschaafde Volken in zwang. Zodanig waren de bezoekers der Steden aan de Spaansche vastekust, en de werktuigen der elenden voor derzelver bewoonderen: alleen werden deeze geëvenaard door het wreed bedrijf, 't welk hunne Voorvaders pleegden ten opzigte van de onverdeedigde Indiaanen. Wanneer zij eene Stad of Plaats hadden uitgeplunderd, staken zij 'er den brand in, en het vuur verteerde het overschot. De pijnigingen, welke zij de inwoonders aandeeden, om hun te dwingen tot het ontdekken van de plaatzen, in welke zij hunne schatten verborgen hadden, waren veelvuldig, en van zulk een aart, dat de pen bijkans weigert, dezelve te boek te stellen. In de Stad Puerto Cavallo werden de tongen van een groot aantal Inwoonderen ten wortel toe afgesneeden, en eindelijk alle de Stedelingen vermoord, op twee na, die zij tot
leidslieden en ontdekkers spaarden. Met korte woorden, de bedrijven deezer Vrijbuiteren kwamen hier op neder, dat zij groote schepen met veel kleinder vaartuigen aanvielen en vermeesterden, landingen deeden, geregelde krijgsbenden op de vlugt dreeven of versloegen, sterkten stormenderhand innamen, steden uitplunderden, wreedheden van den afzigtigsten aart pleegden, en zelden tegenspoed leeden.
Onder de Bucanier-Opperhoofden stak in schrikbaarlijkheid uit morgan, de Zoon van een rijken Landeigenaar in Wales. Hij ging alle andere Aanvoerders te boven in de stoutheid van zijne plans, in de bekwaamheid, met welke hij dezelve volvoerde, en de behendigheid, waarmede hij zich uit ongelegenheden wist te redden, zo wel als in de wreedheden, door hem gepleegd. Puerto del Principe op het Eiland Cuba, Porto Bello, de schatkamer des gouds en zilvers van Mexico en Peru, en Panama bukten voor deezen stouten gelukzoeker. De
| |
| |
verschriklijkheden, welke hij te Gibraltar aanrichtte, vullen de bloedigste bladzijden der Jaarboeken deezer Rooveren. Men wil, dat dit monster, 't welk zijne schatkist met honderdduizend ponden vulde, zijne laatste dagen in vrede en gerustheid sleet, zijn verblijf gevestigd hebbende op Jamaica, waar hij de aanzienlijkste posten bekleedde, en in het genot der rijkdommen, die zo veel bloeds en traanen gekost hadden aan de slagtoffers van zijne gierigheid.
Het zeldzaamst bedrijf van deeze zo geheel zonderlinge Broederschap is het laatste, waarin de echte Bucaniers deel hadden; naamlijk hun overtocht over het Vasteland van America, van Nicaragua tot Kaap Gracios a Dios.
Voldaan wegens den rijken buit, behaald op gelukkige kruistochten in den Zuider Oceaan, beslooten de Bucaniers, na hun oorspronglijk verblijf terug te keeren: om dit ten spoedigsten te doen, werden zij te raade, te land na de Noord-zee te trekken. Zij maakten, op de verzamelplaats gekomen, niet meer uit dan tweehonderdvijfëntachtig man. Zij moesten Landen doortrekken, bewoond door een Volk, aan 't welk zij veele reden gegeeven hadden om op hun wraak te neemen, en aan 't welk hun oogmerk geenzins onbekend was. Zij vonden het land, bij het doortrekken, van alles ontbloot: alle de veldgewassen waren in brand gestooken, ten einde hun alle middelen van bestaan af te snijden: de nog opgaande rook verstikte hun bijkans; terwijl die brandstichtingen hunnen optocht met de daad vertraagden, en de ontwerpen hunner vijanden in de hand werkten. Den weg vonden zij overal met hinderlaagen bezet, die hun gestadig ontrustten. Nergens konden zij iets ten leevensonderhoud vinden. Als zij bij een doortocht kwamen, beschut door eene breede en snelstroomende rivier aan den eenen, en door een digt bosch aan den anderen kant, zagen zij voor zich groote sterkten, verdeedigd door eene krijgsmagt, tien maalen hun getal te boven gaande. Deeze Legerplaats was aan alle kanten versterkt, uitgenomen aan eenen, dien men genoeg beveiligd rekende door vreeslijke rotzen en onbeklimbaar geoordeelde steilten. Onder begunstiging, egter, van een donkeren nagt en nevelig weer, wisten de Bucaniers zich over die veilig gekeurde plaats eenen weg te baanen. Zij werden niet ontdekt voor dat zij zich in de linien des vijands bevonden. Gemaklijk behaalden zij daarop
| |
| |
de overwinning. De slachting nam alleen door de vermoeienis der overwinnaaren een einde. Geduurende dien tijd hieldt een derde gedeelte van hun geheel getal de wagt over de reisnoodwendigheden, en weerde tevens af een zwervenden hoop Spanjaarden, die hun van achteren dreigde te overvallen.
De Bucaniers, deezen hinderpaal te boven gekomen zijnde, ontmoetten geene verdere hindernissen, dan die uit den aart des lands en het gebrek aan leevensmiddelen hervoortkwamen: dan deeze waren voor hun van ernstiger gevolgen, dan die zij ter oorzaake des vijands ontmoet hadden. - Op den zestienden dag huns uittochts bereikten zij de Rivier, welke hun na de Zee der Antilles zou brengen, welke men veronderstelt Magdalena-Rivier geweest te zijn, schoon geen naam daarvan in hunne verhaalen voorkomt. De rampen, tot hiertoe beproefd, waren gering, in vergelijking met die hun thans beschooren scheenen, en die, naar het berigt der stoutmoedigsten onder hun, alle beschrijving overtroffen.
Zij hadden geen vlot altoos om de rivier over te steeken. Geschikte middelen, om 'er een te vervaardigen, scheenen hun te ontbreeken; doch van het hout, 't welk zij uit een niet wijd afgelegen bosch haalden, en met behulp van bindzels, welke zij te zelfder plaats vonden, stelden zij eene soort van drijftuigen te zamen, waarmede zij hoopten zich zelven, en 't geen zij met zich voerden, over de rivier te brengen. In deeze, die ieder twee of drie man konden houden, begaven zij zich met hunne goederen. Geen gevaarlijker en moeilijker overvaart dan deeze kan men zich verbeelden. Het bedde der rivier was vol van gevaarlijke rotzen; schriklijke watervallen kwamen hun veelvuldig voor; dikwijls vielen hunne voertuigen om; hunne leevensmiddelen werden welhaast doorweekt, hun voorraad van kruid nat, en hun geweer bedorven; veelen verlooren hun leeven, en een nog grooter aantal hunne goederen: zwaare drijvende en ontwortelde boomstammen waren voor hunne slegt zamengestelde voertuigen bij den mond der riviere zo hinderlijk en heilloos, als de rotzen en watervallen in het bovenste gedeelte. Steeds doornat, en met de vermoeiendste bezigheid, leefden zij dagen lang van niets anders dan van de raauwe vrugten des Bananasbooms. Op den achtënzestigsten dag deezer hoogst hachlijke reize bereikten zij den mond der Riviere niet verre
| |
| |
van Kaap Gracios a Dios. - Onbeschrijf baar is de elendige figuur, welke deeze overgebleevene tochtgenooten maakten. Gelukkig werden zij welhaast aan boord van Engelsche Schepen opgenomen, die hun na de West-Indische Eilanden overvoerden.
De Geschiedenis levert bezwaarlijk iets, na deezen tocht gelijkende, op; de beruchte hertocht der Tienduizend valt 'er bij af, als men de Persoonen daarin met de Bucaniers vergelijkt, en let op het stout bestaan, - als men den tijd, daarin besteed, overweegt, den tegenstand, door hun overwonnen, en den moed, waarmede zij dit alles braveerden.
Dit was het laatste bedrijf deezer Broederen van de Kust, 't welk de aandagt der naakomelingschap verdient. De echte Bucaniers verdwijnen naa dit tijdperk van het tooneel. Zij, aan welken men dien naam vervolgens gaf, waren enkele Zeeschuimers. Deeze lieden ontrustten, voor een lang tijdsbestek naa den aanvang der jongstverstreeken Eeuwe, de Americaansche Zeeën; de voornaamste verzamelplaats was het Eiland Providence, een van de Bahama-Eilanden. Van daar werden zij door de Engelschen verdreeven. De haven van Trinidado, op het Eiland Cuba, diende hun tot wijk, waar zij heul vonden bij de Spanjaarden, door hunne voorzaaten zo deerlijk geteisterd. Dan de werkzaamheid des Gouverneurs van Jamaica, geholpen door den Admiraal vernon, dreef hun uit deezen schuilhoek, en bevrijdde de Zee geheelenal van hunne rooverijen. Veelen eindigden hunne dagen in de gevangenissen op de Americaansche Eilanden; eenigen werden na Groot-Brittanje overgevoerd, waar zij de doodstraffe der Zeeschuimeren leeden.
Dusdanig was het einde van deeze beruchte drijvende Republiek van Vrijbuiters in de Westersche Zeeën, aan welke, geduurende de laatste veertig jaaren der Zeventiende Eeuwe, alleen een Hoofd ontbrak van genoegzaam doorzigt, om geheel America van het zuiden tot het noorden te onder te brengen, en aan onzen aardkloot eene geheel andere gedaante te geeven, dan die zij bekomen heeft ingevolge van den aanleg der Volkplantingen, de uitbreiding des Koophandels en der Zeevaardije. Deeze lieden, egter, vormden, door hun ongestuimig en ongeregeld gedrag, door hunnen afkeer van allen bedwang, door hun mangel aan vaste regelen tot het bereiken van een bepaald oogmerk, daar zij alle zugt voor
| |
| |
agting misten, vreemdelingen waren ten opzigte van roem, en alleen gedreeven werden door voldoening van wraak en verzadiging van ongebonden lust, een Lichaam, waarvan de Jaarboeken der Volken geen wedergade opleveren. Zij spreidden zulk een kragt van lichaams- en zielsvermogens ten toon, als noodig is tot het volvoeren van groote bedrijven. Hunne zonderlinge tochten verdienen de verbaazing, zo niet de bewondering, der Naakomelingschap. |
|