Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSchilderkundige beschrijving van het panorama, voorstellende de stad Amsterdam, geschilderd door de heeren A. Vermeulen, W. Uppink en C. de Kruijf.
| |
[pagina 479]
| |
bijaldien 'er slegts aanmoediging en ruime betaling plaats hadde, onze Inlandsche Kunstenaars even zoo zeer in dezelfde vakken van Kanst zouden kunnen uitmunten, als zij, die bij onze Nabuuren, door rijkelijke belooningen aangevuurd wordende, hunnen onbezorgden geest, met des te vrijer vaart, tot de steilte der Kunst kunnen verheffen. Deze billijke en op den aart der zaak gegronde beschouwingen bewogen meermaalen enkele onzer gegoede Lief hebbers der Schoone Kunsten, en bij uitzondering der Schilderkunst, om, zoo wel uit liefde voor de Kunst, als tot handhaaving der eere van ons, voorheen, in alle vakken van Kunsten en Weetenschappen, beroemd Vaderland, door een' edelmoedigen voorgang, de gegoede Inwooners tot het aanmoedigen hunner Staden Landgenooten in het vak der Kunst aan te spooren. Eene voor de Kunst zoo gelukkige geneigdheid bezielt ook den Heer willem wreesman, voornaam Wijnhandelaar hier ter Stede, en deed hem, na het bezichtigen van het beroemd Panorama van den grooten Franschen Kunstschilder prevost, in een' kring van Kunstoeffenaars, den wensch uiten, dat iets dergelijks ook door onze Landgenooten mogte ondernomen worden, waartoe hij edelmoedig den vereischten prijs uitloofde. Terstond bood zich een Schilder uit dit Gezelschap tot deze lofwaardige onderneeming aan, naamlijk de Heer andreas vermeulen, wiens talent voor het Landschap bereids door deskundigen erkend en door verscheidene kunstgewrochten gestaafd was. - Men kwam nog in het zelfde tijdstip overeen, om een Panoramisch Tafereel der Stad Amsterdam te vervaardigen, en daardoor te beproeven, in hoe verre men, in eene hier te Lande nog onbeproefde, en zelfs eene geheel bijzondere schilderwijze vereischende, zwaarwigtige onderneeming zoude kunnen slaagen. Nadat men van de meeste Torens een overzicht over deze digtbebouwde Stad genomen had, besloot men, dat het voorkomen derzelve, gelijk het zich van den hoogsten trans des Torens der Oude Kerk aan het oog opdoet, wel het gunstigste was tot het oogmerk, om de geheele Stad, met alle derzelver voornaame Gebouwen, als ook het Ye en den Amstel, in een Panoramisch Tafereel te kunnen vervatten. - Men ging dus, na deze gedaane keuze, met allen ijver voord, vervaardigde op de gekoozene standplaats de vereischte schetzen, en welhaast | |
[pagina 480]
| |
was ook al de noodige architectonische toestel in zoo verre tot stand gebragt, dat de Schilder, in de maand November des Jaars 1803, een' aanvang met zijn' arbeid konde maaken. Edoch, toen het werk nu reeds in deszelfs geheelen aanleg daargesteld was, en de verdere beschaaving en eindelijke voltooijing nog slegts aan hetzelve ontbraken, rees 'er, ongelukkiglijk, een verschil tusschen den edelmoedigen bekostiger en den stoutmoedigen onderneemer en uitvoerer van dit belangrijk Kunstwerk, het welk in de eerste oogenblikken niet weinig vertraaging ten gevolge had, en eindelijk deze zoo prijswaardige onderneeming met eene geheele staaking bedreigde; waardoor de Heer wreesman genoodzaakt werd, om, wilde hij zijn ontwerp, tevens met de bereids daartoe aangewende kosten, niet ten eenemaal vruchteloos zien verlooren gaan, de verdere voltooijing aan twee andere Kunstenaars, de Heeren willem uppink en cornelis de kruijf, op te draagen. - Deze, even zeer getroffen door de edele en belangelooze pooging, tot bevordering van den roem der Vaderlandsche Kunstoeffenaars, welke de éénige grondslag dezer onderneeming geweest was, aanvaardden, van de noodzaakelijkheid der volvoering overreed, dit, in deszelfs aart, bedenkelijk aanbod, en lagen de laatste hand aan het werkstuk, welks schilderkundige waarde wij, in de navolgende beschouwing, zoo veel mogelijk onpartijdig hebben trachten voor te stellen. In een zeer wel ingericht Panoramisch Gebouw, 't welk 49 voeten in deszelfs middenlijn, bij eene hoogte van 25 voeten, heeft, geleidt een trap, ter hoogte van 15 voeten, tot de platte oppervlakte, welke hier de standplaats op den tweeden omgang van den Toren der Oude Kerk nabootst. Men komt op dezelve door eene deur, welke nabij het centrum van het Panorama geplaatst is, en dus het vrije uitzicht over het geheele Tafereel, bij het rondwandelen van het bordes, dat de standplaats omringt, nergens belemmert; waardoor men zich te eerder verbeelden kan, van de rondloopende gallerij eens Torens over de Stad te zien: daarbij komt nog, dat het Panoramisch Gebouw op zulk eene, voor het invallen des lichts gelukkige, standplaats opgericht is, dat het Panoramisch licht door geene natuurlijke zonnestraalen verward of vernietigd wordr. Op deze hoogte genaderd, ziet men, als in het mid- | |
[pagina 481]
| |
denpunt der halve maan, welke deze uitgebreide Stad in derzelver ligging vormt, geplaatst zijnde, den geheelen omvang derzelve voor zich liggen; en wel in diervoege, dat men, bij het uittreeden van de deur, het Ye ter rechter, het digtst bebouwd gedeelte der Stad en het prachtig Raadhuis ter linker hand, den steil oprijzenden Westerkerkstoren voor - en het overige gedeelte der Stad, waar zij bij de Plantagie en Muiderpoort besloten wordt, achter zich heeft; - terwijl men, door de keuze van een' zeer hoogen Gezichteinder, tot bij de vijf uuren in de rondte, over alle de in den omtrek der Stad gelegene Buitenwegen, nabuurige Steden, Dorpen, Vlekken en Gehuchten heenen ziet; gelijk zulks alles in eene naauwkeurige Beschrijving en Plattengrond van dit PanoramaGa naar voetnoot(*) wordt aangetoond, waar wij den onderzoeklievenden Leezer heenen wijzen, daar ons voorneemen alleen is, een pittoresk overzicht over dit Kunstgewrocht, als Schilderij beschouwd, te neemen. Tot de keuze van een' zoo hoogen Gezichteinder schijnt de Kunstenaar bewoogen te zijn, om daardoor de voorwerpen, welke eene met zoo veele voornaame gebouwen voorziene, en, naar maate heurer groote menigte van wooningen, niet zeer door ruime pleinen, wijde straaten en breede grachten uit elkander geplaatste Stad, van boven beschouwd, oplevert, zoo veel mogelijk voor verwarring te bewaaren, en voor het gezicht uit elkander te redden; eene keuze, die voor de voorstelling van eene zoo digt bebouwde Stad, waarvan men alle de belangrijkste Gebouwen tevens in het oog wil doen vallen, zeer voordeelig is. De Lucht, welke in dit Tafereel, gelijk in alle Panorama's, die het overzicht eens uitgebreiden landschaps voorstellen, een allerbelangrijkst voorwerp der Schilderkunst oplevert, daar zij alle soortgelijke Tafereelen geheel beheerscht, is, wat derzelver kleur aangaat, van een' zeer goeden toon. Hoe zeer dezelve geen ander character dan dat van een' aangenaamen zomerschen dag voorstelle, is dezelve door zachtelijk ineensmeltende Wolkjens, welker vormen en partijen aangenaam behandeld zijn, grootendeels gedekt. Het ruime verschiet is doorsneden met Landerijen en | |
[pagina 482]
| |
kleine Wateren, welke zich in veele zachte en bevallige toonen aan de overige grootere Wateren, die dezelve omringen, verbinden. Bijzonder verdienstelijk is de schilderkundige behandeling van het Ye, benevens die der Schepen, welke voor de Stad in de laag liggen, waarin de gradatiën, of trapsgewijze veranderingen van afstanden, tot aan den verren gezichteinder, zeer gelukkig en onverwig waargenomen zijn; welke aanmerking men ook op het Landschap toepassen kan. Wat de behandeling der Stad zelve aangaat, komt het ons voor, dat de Kunst hier verkozen hebbe, zoo min mogelijk eenige partijen aan den Schildergeest te moeten opofferen en in schaduw brengen, uit vrees van de voorwerpen daardoor te veel te onttrekken aan het nieuwsgierig oog des Beschouwers, welken men, in dit bijzonder geval, vermoedde, zich meer met de zaak zelve, dan wel met de beschouwing van verheven kunstideeën, te zullen vergenoegen. Eindelijk de stoffagie is zeer geestig, en, op alle derzelver onderscheidene plaatsen, eigenaartig, en vol verscheidenheid aan plaats en standen, waargenomen. Elk, die dezelve met naauwkeurigheid beschouwt, zal daarvan overtuigd worden, en het kenschetsende des Hollandschen Volks in de elve aantreffen. Zie daar dan, door de prijswaardige zucht tot voortplanting der Kunst, welke een' onzer achtingwaardige Stadgenooten bezielt, ook te Amsterdam eene eerste Proeve genomen van een schilderkundig gewrocht, welks geestige Uitvinding het vernuftig Londen, en welks voortreffelijke Beschaving het kunstkweekend Parijs eere aandoet. Als eene eerste Proeve van eene, in het vak van Schilderkunst, om derzelver geheel eigene vereischte, zoo hachgelijke, als in derzelver uitvoering colossaale onderneeming, bezit dit Kunstgewrocht eene onbetwistbaare verdienste; daar zelfs reeds de pooging, om verheven zaaken uit te voeren, lofwaardig is, en de erkentenis der Landgenooten, tot wier eer een zoo gewigtig als kostbaar stuk ondernomen wordt, in volle maate verdient. |
|