| |
Een tochtje door de belangrijkste gedeelten van Noord-Wales. Door J.N. Brewer, Esq.
(Vervolg van bl. 301.)
Beschermd door zulke romaneske barrieres, schijnen de laage steenen huizen van Dolgelly zich niet te bekreunen wegens de vervaarlijke stormwinden, die rondsom deeze Stad woeden. Dolgelly bezit, even als de meeste binnenlandsche Steden van Wales, weinig anderen koophandel dan louter plaatslijke, en biedt den Engelschen Reiziger een eenzelvig tooneel aan. Hoedanig die Stad ook moge weezen, is dezelve de Hoofdstad van Merionethshire; eene Hoofdstad, juist voegende aan dien woesten, schoon schilderagtigen oord. 'Er bloeit nogthans eene Fabriek, schoon geen groote, van een bijzonder dik soort van Flenel; dezelve komt op geene verdere marktplaatzen, dan in de nabuurschap. - Netheid heerscht in de weinige straaten van deeze kleine Stad, en de gezigten (bijzonder van een kleine plek gronds,
| |
| |
Bowling Green geheeten) zijn bijzonder fraai. De dreigend hangende bergtop van Cader Idris, welks noordzijde bijkans rechtstandig is, vertoont, op het wonderbaarst, bergverhevenheid; een reeks mindere bergen steekt de weinig beduidende kruinen rondsom het voetstuk van Cader Idris op.
De reiziger, onbewust hoe zeer het thans de mode geworden is om een tochtje na deezen oord te doen, zou verwonderd staan over de drukte en het woelig vertoon, geduurende de herfstmaanden, in den Gouden Leeuw, - de eenige draaglijke herberg in Dolgelly. Men heeft hier het ruimste landonthaal. De waard slacht zijn eigen ossen- en schaapenvleesch, en de omliggende meiren verschaffen een overvloed van besten visch; maar de menschen zijn niet geschikt voor het beheer van dit alles, en, door hunne onkunde van de wereld, betoonen zij al die dienstvaardigheid en ommeslag aan reizigers, die met vier paarden komen, welke men zeldzaam ontmoet in groote en drukbezogte herbergen, die gewoon zijn alle soorten van gezelschap te ontvangen. Dan men is thans bezig met een nieuw en grooter huis te bouwen, 't welk althans geschikter zal weezen om de talrijke bezoekers van deezen zo uitlokkenden oord te ontvangen.
Hier was het, dat ik, met eene soort van onuitspreekelijk vermaak, waarmede zich alle de gevoelens van dichterlijke aandoening en plaatslijke verrukking paarden, het eerst de Harp hoorde, - dat nationaal speeltuig, op welks snaaren de Barden van zeer lang voorleden dagen gewoon waren, den heldenzang ter aanspooring tot den strijd te speelen, en den treurzang aan te heffen, over de gesneuvelden in het verdeedigen van de bergen huns geboortelands. De snaaren van die Harp werden getokkeld door een oud man, die 'er zeer wel uitzag, en zeer vergenoegd de volksliederen, in derzelver oorspronglijke eenvoudigheid, speelde. Met veel kragts voerde hij het uit, en de veranderingen, welke hij aan zijne toonen gaf, behaagden zelfs zeer aan een Engelsch oor.
Wegens het hedendaagsch gebruik van dit speeltuig, in de noordlijkste gedeelten van Wales, zijn zo verschillende berigten gegeeven, dat ik alle gelegenheden waarnam om des onderzoek te doen. - Zeker Schrijver vermeldt, dat bijkans ieder oud en groot gezin, in de afgelegenste oorden, zijn Harpspeeler heeft, zonder wiens
| |
| |
bestendige tegenwoordigheid het huishouden onvolkomen zou geoordeeld worden. - Dit is zo verre van het geval te weezen, dat ik geloof, dat men naauwlijks een gezin zou kunnen aanwijzen, van welks huishouden de Harpenaar een gedeelte uitmaakt. De post van Harpenaar behoort, wel is waar, tot de oorspronglijke inrichting van de Familie eens Wallischen Opperhoofds; doch dit is daar zo zeer in onbruik, als thans een Valkenier bij een Engelsch Edelman.
Bij dien zelfden Schrijver treffen wij de verzekering aan, dat de overblijfzels der Barden zo aanmerkelijk en veelvuldig zijn, dat veelen deezer eene kostwinning maaken, door van huis tot huis te gaan, in elk derzelven, als hoogst welkome gasten, dagen, ja weeken te blijven, en daar, door hun Harpspel, geboorte-, huwelijks-dagen en andere feesten te helpen vieren. - Hij voegt 'er bij, dat 'er nu en dan zamenkomsten plaats hebben van deeze afstammelingen der hooplooze slachtoffers van Koning eduard, om wedstrijden op de Harp aan te gaan; dat men, bij die gelegenheden, de sterkste proeven van Harpspel hoort, 't welk beslooten wordt met een eerprijs voor den overwinnaar. Maar dusdanig eene voordragt is zeer verre van die aankleeving aan de waarheid, welke een eerst vereischte is in het verhaal eens Reizigers. Barden van beroep zijn zelfs in de afgelegene oorden van Merionethshire niet te vinden. Alleen kon ik een zo gering overblijfzel, om eenig bijzonder voorval met een vers te vereeren, vinden, dat twee buuren elkander met verzen begroeteden.
In 't kort, 'er zijn geen Harpenaars in dit land, dan eenige weinige persoonen, die zich het speelen op de Harp eigen gemaakt hebben, om in drie of vier der voornaamste Steden, in de herbergen, te speelen; veelal onkundige en slegte speelers, die waarschijnlijk nimmer hoorden van Dafydd op Gwilym, of diens beroemde mededingers; hunne zugt strekt zich meer uit tot eene kleine geldgifte des reizigers, dan tot den krans van eikenloof, die ooit den schedel eens afstammelings van Apollo cierde. - Men voege hierbij eenigen in Noord-Wales, in een hooger leevensstand, die, eene zugt voor de Nationaale Muzijk behouden hebbende, zich daarmede ten hunnen huize verlustigen, en een bewijs opleveren van den tegenwoordig laag vervallen staat der voortijds hooggeroemde Barden. In deezen stand der dingen heeft
| |
| |
men geen speelstrijd der Barden te wagten: 'er zijn met de daad geene zamenkomsten daartoe, om de voldingende reden, dat 'er geen Barden meer zijn. Al de geestdrift van plaatslijke dichtkunst, welke bergagtige oorden zo eigenaartig inboezemen, is verlooren geraakt. De dagen der Ridderschap zijn voorbij, en eene eentoonigheid van zeden heeft plaats gegreepen. In stede van die aandoeningen, welke de vroegere bewooners opwekten, om, op hoogklinkende toonen, de ontzettende schoonheden te bezingen van de bergtoppen, die hun voor de onheilen des stormwinds dekken, heeft thans een laage geldzugt de harten ingenomen, gepaard met de begochelende drift tot Methodisterij. Verbeelding zou den reiziger vergeefs zoeken diets te maaken, dat die schoone schilderijen, welke men in de werken van veele reizigers door deeze streeken aantreft, getrouwe afbeeldzels der natuur zijn; waarneeming wijst derzelver valschheid aan.
De gewoone weg van Dolgelly na Tan-y-bwich heeft een overvloed van schoonheden, vol verscheidenheids en grootheids. Bergreekzen strekken de ongelijke toppen in allerlei richtingen uit, nu eens dreigend hangende over het naauwe pad des reizigers, dan weder hem verlustigende, door eene op grooter afstand verwijderde vertooning van derzelver hoogte. De rivier Moudach ziet men kronkelend stroomen te midden van die geregelde verwarring; die vloed stoot gestadig op vervaarlijk groote steenklompen, door vroegere onweersvlaagen van de moederbergen afgebroken.
Te midden van deeze landvertooning had ik het geluk, eenen man aan te treffen, wiens character uitstak in die trekken van buitenspoorigheid, welke doen lachen, en, ten zelfden tijde, een zugt ten boezem uitperssen. Hij heette jones, en woonde te Dolgelly. Dewijl ik het mij tot een regel gesteld heb, in gesprek te treeden met lieden, die met mij op weg en even praatens gezind zijn, werd ik welhaast met jones zeer gemeenzaam. Hij gaf mij te verstaan, dat hij een Landhoevenaar geweest was, doch dat hij ongelukkig meer smaaks vondt in te zwerven en te kijken op de omliggende bergen, dan in het waarneemen van den landbouw; eenige weinige oogsten toonden hem ten vollen, dat hij geene zo schielijke wijze van fortuinmaaken hadt uitgevonden, als het bezit van den steen der Philosophen hem zou verschaft hebben. Jones was ongehuwd, en nam ras
| |
| |
het besluit om zijn landgoed te verhuuren en een wereldburger te worden. Als zodanig zwierf hij, met een boek bij zich, (want het ontbrak hem aan geene beleezenheid) in allerlei weer, geen verwisseling van jaarsaisoenen tellende, op het gebergte om, zijne voornaamste verblijfplaats te Dolgelly houdende. Nu en dan vatte hij zijn hengel op, en was verzekerd met een goede vischvangst t'huis te zullen komen. Geen mensch, zeide hij, kon gelukkiger leeven dan hij, ware zijn lot niet van ééne zijde verbitterd; een onoverwinnelijke en sterke trek tot en verkleefdheid aan het drinken van oprechte Welsche Cwrw (eene soort van Bier) beheerschte hem. Het gebruik van dien drank maakte hem 's nagts ziek en 's morgens bedroefd. Maar, schoon hij met veel Stoicynsche koelheid zich scheen te onderwerpen aan 't geen hij hieldt voor zijn onvermijdelijk lot, en beweerde dat hij te oud was om die hebbelijkheid af te leggen, moest hij het zo goed maaken als hij kon. - De beleefdheid van deezen man was geschikt om den vreemdeling een hoog denkbeeld in te boezemen van de beschaafdheid der Inwoonderen. Niet alleen wees hij ons, onder den weg, veele voorwerpen aan, zonderling uit hoofde van eenige omstandigheid of wording, maar boodt ons zijnen dienst aan, om ons te begeleiden na eenige watervallen, de verste van welke niet minder dan tien mijlen van ons af was. Schoon het ons niet schikte zo verre te gaan, wilde hij onze gids weezen na de digtst bij gelegene, (die van de Cayne en de Mothwaye) en, in de daad, zonder zijn behulp zou het ons bezwaarlijk gelukt hebben, de schoone vertooning deezer watervallen te ontdekken, gelegen in een oord, schaars bewoond, en waar men geene andere dan de landtaal sprak of verstondt.
Gelijk de meeste watervallen in dit gedeelte des lands, storten die van Cayne en Mothwaye het water neder over eene gansch brokkelige verzameling van opeengestapelde rotzen, langs welker onvrugtbaaren boezem verscheide aan het gebergte eigene planten in eene bevallige ongeregeldheid voortkruipen: het water, de oneffene diepte beneden bereikt hebbende, loopt in afgebrokene en sterke stortingen na de afgelegene valei. De uitwerking eens watervals hangt af van de zamenloopende vertooning des tooneels. De aandoeningen des beschouwers van de Niagara moeten alleen die van verwondering weezen,
| |
| |
daar deeze waterval verscheide honderd voeten in een onafgebroken vloed van water voortstroomt. Het is de brokkelige hindernis, en stoute tusschenbeidenkomst van beneden staand kreupelhout, welke bekoorelijkheid aan de vertooning bijzet, en ontzetting door bewondering maatigt.
Onze verpligtende gids was onvermoeid om ons op plaatzen te brengen, van waar de tooneelen zich in een nieuw en allergunstigst licht vertoonden. - Uit zijne gesprekken konden wij veel onderrigtings opzamelen. Hij was een man van eenige opmerkzaamheid, en geheel bekend met de zeden en gewoonten der Noord-Wallische Boeren, zo in 't openbaar, als in de min bekende huislijke leevenswijze. Uit hem vernamen wij eene bijzonderheid, welke ons bijkans ongelooflijk voorkwam - eene onschuldige verkeering der Sexe en vrijerij naar de oude landswijze. Onze jones, schoon nimmer gehuwd, hadt twee keeren gevrijd, en beide de reizen was het hem toegestaan geweest, om aan zijne Schoone, in het bedde, zijne liefdesverklaaringen te doen. De vrijster ligt in haar nagtgewaad, en de nagtverkeering houdt eenige uuren aan. Jones gaf, met de sterkste bewoordingen, te verstaan, hoe de eerbaarheid ongeschouden bewaard bleef in die verleidelijke omstandigheid, en wederlei met verwondering en verontwaardiging eene en andere bedenking, door mij hierop ingebragt. In de daad, het blijkt, dat de gewoonte, in dit geval, eene zo kragtdaadige uitwerking baart, dat ze de verlokzelen overwint. De uitslag van verscheide naspeuringen over deezen vreemden liefdehandel kwam op 't zelfde uit. Dit vrijen is nog in zwang bij de bewoonders van de bijkans ontoeganglijke bergen van Merioneth en Caernarvon, en men heeft zeer schaarsche voorbeelden, dat een derde persoon als getuige te voorschijn kwam van deeze minnarij. Indien dit het ongelukkig geval ware, is 'er geen geval voorhanden, dat de vader van het kind het meisje verliet, wanneer hij zelve, even als zij, van de eigen landaart was. Dan, wanneer het te ligtgeloovig meisje, te veel op de kragt der gewoonte vertrouwende, een vreemden nabuur het voorregt vergunt, alleen voor Landgenooten geschikt, is het gevolg meestal ongelukkig, en zij in het geval, om, in een
verlaaten toestand, haare dwaasheid te beweenen. Doch de Verleider, 't zij een Welsch- of Engelschman, is het voorwerp van algemeene verag- | |
| |
ting en verfoeijing; deeze kan hij alleen van zich afweeren, door eene boete te doen, hier bekend onder den naam van uitdeeling van wit brood. Deeze plegtigheid bestaat in het afgeeven van zekere geldsomme, voor welke wit brood gekogt wordt, 't welk daartoe geschikte lieden in de kerk uitdeelen, onder het noemen van den naam en het ophaalen van het misdrijf des overtreeders, en teffens diens berouwbetuiging. De zeer groote zeldzaamheid, dat de Inboorelingen deeze schande ondergaan, mag men aanzien voor een bewijs van de kragt der schaamte op een Volk, nog aan eenvoudige zeden gewoon.
Jones wees ons een plek gronds aan, bij overlevering nog bekend onder den naam van Englishman's Ford - eene plaats, waarschijnlijk bezet door den vermeesterenden eduard, toen hij zijnen verwoestenden marsch tot het diepste van dit land vervorderde. Jones was bijkans de éénige man, dien wij aantroffen, die eenig leedweezen deedt blijken wegens de te onderbrenging zijns lands. - Over 't algemeen bezielt thans een inhaalige winzugt de Stad- en Landbewoonders. Onze oude jones gevoelde ten vollen de waarde van de handelvoordeelen, welke zijn Vaderland genoot, en den staat van rust, waarin het gekomen was. Hij erkende even gereed de natuurlijke noodwendigheid eener vereeniging, die eer gedwongen dan eene overheersching mogt genoemd worden; maar hij liet niet onduidelijk zijnen spijt blijken, dat het voor zijne Landgenooten onmogelijk geweest was, omringd te blijven door hunne eigene bergen, onkundig van alle taalen, behalven hunne eigene, en gelukkig in hunne eenvoudigheid.
Ik verliet mijnen onderrigtenden Reisgenoot, niet zonder smert te gevoelen wegens de hooge onwaarschijnlijkheid, dat wij elkander ooit zouden wederzien, en zette mijnen weg voort na Tan-y-bwich, vergezeld van zijne beste zegenwenschen zonder tal. Naa nog eenige Alpische schoonheden opgeleverd te hebben, wordt de weg woest en verveelend. De bergen zijn dor, eenzelvig, en laager dan die wij laatst gezien hadden. Wij vonden ons omgeeven met koude dampen, die, eenigzins opklaarende, ons een vlak land ontdekten, met heide begroeid, of misvormd door geheele streeken van losliggende steenen. Allengskens werd het gelaat des aardrijks zagter, tot dat 'er een lange tusschenstreek kwam van
| |
| |
steenagtige hoogten, wijd en zijd verspreid in eene verveelende dorheid. Hier en daar zag men schraal staande veldgewassen, omgeeven door elendige landwoonigen, in welker nabuurschap weinige nog elendiger hutten stonden; dit droeg blijk van eene pooging des landbouws, doch tevens van ongelukkig slaagen en armoede.
In een oord, gelijk ik beschreeven heb, kan men geene wel aangelegde of goed onderhoudene wegen verwagten. In de daad ze zijn zeer slegt, en loopen, op veele plaatzen, langs den onbeschutten kant van eene schrikbaarende diepte. Op eene deezer plaatzen kwam ons iets over, dat bijkans een einde aan onze reis zou gemaakt hebben. Onze paarden schrikten op het aannaderen van een wagen, en scheenen, door het terugloopen, op het punt van met ons in de diepte neder te storten. Hairbreed gevaar te loopen, is egter zo algemeen in dit land, dat onze voerman, in stede van eenige onrust te laaten blijken over onzen toestand, zich zeer vermaakte met de vrees, welke mijn reisgenoot zeer natuurlijk betoonde. Vreesagtigheid moet in de daad belachlijk schijnen voor de zodanigen, die gewoon zijn, met een roekloos vertrouwen, tienmaalen op elken dag zich op den kant eener steilte te bevinden, en ontdekken, dat de breedte van één duim genoegzaam is om 'er heelshuids af te komen. Zomtijds, 't is waar, gebeuren 'er ongelukken; maar ze hebben zeldzaam zeer ernstige gevolgen. Langs eene zeer afhellende steilte, op deezen zelfden weg, vertelde men ons, dat een Boer met zijne Vrouw na beneden gleedt; vrij ver gegleeden zijnde, deedt het paard eene uiterste pooging, en bragt zijn vragt behouden weder op den weg, zonder eenig ander gevolg dan de schrik, welke dit paar bevangen hadt. Ik gaa verscheide andere vertellingen van dien aart voorbij: misschien is de gedaane reeds wonderbaar genoeg. Vast gaat het, dat de onverschrokkenheid der landlieden en de hoedanigheid hunner paarden elkander in de hand werken. In de daad, zo veel mag men op de paarden hier te lande vertrouwen, dat een vreemdeling, daarmede reizende, wél doet, zich op dezelve te verlaaten. Gezeten op een landeigen paard, kan hij zich begeeven in de grootste diepten van het Cambriaansche gewest, met zo veel veiligheids, als een reiziger de Alpen, op een muilezel gezeten,
overtrekt. Een reiziger, die alleen den gebaanden weg in een rijdtuig aflegt, zal zich een zeer onvol- | |
| |
ledig denkbeeld vormen van de schoonheden, hier aan te treffen, ten zij hij stil staat, gelijk mijne gewoonte was, op bijzondere plaatzen, en omzwerft zonder rijdtuig.
Indien het de assteekende tegenoverstellingen zijn, die bekoorelijkheid bijzetten aan eene schilderij en aan dichtstukken, ontleent de Natuur zelve nog meer kragts uit die zelfde bron; zij verbaast en verrukt, onder dien invloed, den aanschouwer. Een treffend blijk hiervan kwam ons te vooren op de aannadering der valeie van Festiniog, te regt beroemd als een der fraaiste plekken van Noord-Wales. Aan elke zijde van den naauwen weg, dien men doortrekt, rijzen de bergen tot eene ontzettende hoogte op. Een akelige doodsheid omringt het tooneel, als 't ware, met eene iets geheimzinnigs aanduidende verhevenheid. Zelfs de anders in stilte voortgaande werkzaamheden der Natuur schijnen hier op te houden, en eene volslaagene doodsche werkloosheid derzelver plaats in te neemen. Uit deeze plaats komende, ziet de reiziger voor zijne voeten uitgespreid eene aartige en vreedzaame valei, waar de Natuur op het weelderigst lacht; waar boomgewas, water en weidlanden, door de hand der tovergodinnen schijnen geschikt te zijn, om de verrukkendste uitwerking op den aanschouwer te baaren, en eene zitplaats te vormen, alleen waardig om bezeten te worden door den reizenden dichter.
De veelvuldige schoonheden hieromstreeks bewoogen mij om 'er eenige dagen te blijven, en verscheide vermaaklijke kleine uitstappen voldeeden ten vollen aan mijne verwagting. Berggezigten ontvouwen niet op éénmaal alle derzelver schoonheden, maar ontleenen eene nieuwe gedaante van het onweer, van de stilte, van het ondergaan der zonne. Gelijk de fabelvertelling van den kleurverwisselenden Cameleon, vertoonen zij een onderscheiden gelaat aan verschillende beschouwers: en hij alleen kan gezegd worden zich gemeenzaam gemaakt te hebben met de bijzonderheden, die alle deeze verscheidenheden afwagt.
De valei van Festiniog vertoont zich misschien het allerfraaiste bij de afdaaling in dezelve van den weg, die na Bala leidt. De aaneengekluisterde rotzen, die deezen woesten en eenzaamen weg bezoomen, veranderen, bij traage overgangen, in eene amphitheatraale geregeldheid, en, een nieuw character aanneemende, verschaffen zij eene grootsche bescherming aan de bevallige en
| |
| |
vrugtbaare valei. Hier en daar groeizaamheid aanneemende, wordt het een rijk bekleedzel van kreupelhout, welks gemis, indien het niet tot de hoogte toe opgroeie, aangevuld wordt door bloemrijke heide. Door de groene en eenigzins oneffene weidlanden der valei stroomt een tak van de rivier Drwydd, en aan 't einde van de schilderij ziet men den Oceaan, met die brokkelige rotzen aan den oever, zo gemeen aan de Caernarvonshiresche kust. Toen ik hier nederklom, daalde de zon langzaam langs een onbewolkten blaauwen hemel, liet eenige bergen half in de schaduw, verdiepte de purperkleurige tint van andere, en glinsterde op de afgelegene zee. Deeze voorwerpen te zamen genomen leveren een tooneel van grootschheid en schoonheid op, onafmaalbaar voor de pen eens Dagverhaal-schrijvers, en welberekend om den Dichter en den Schilder te doen vergeeten het verdriet over de uitgestrektheid waters, welke hem belet, de wonderen van Zwitzerland te gaan zien.
Mr. oakley is de voornaamste bezitter deezer valei; hij heeft dezelve gekreegen door in 't huwelijk te treeden met de dogter en erfgenaame van wijlen Mr. grifiths. Hij heeft een fraai witgepleisterd huis, 't welk zijn kleinen betoverend schoonen grond overziet. Slijt hij in deeze wooning geene uuren van het uitgeleezenst genot, hij kan zulks niet wijten aan de uitwendige omstandigheden. Langs de begroeide omringende bergen staan veele nette hutten, welker uitzigt ruime vergoeding schenkt aan hun, wien het te beurte viel, in deeze afzondering te leeven.
De Herberg (eenigzins willekeurig enkel de Tan-y-bwichs Herberg geheeten) is aangenaam gelegen, en verschaft allen onthaal, 't welk zelfs de verlekkerdste Reiziger kan verlangen. Wij hadden hier eene proeve, met hoe veel behoedzaamheids men over iemands character moet oordeelen, opgemaakt uit eene vlugtige en in 't voorbijgaan opgedaane kennis. Mr. warner beschrijft den Waard van deeze eenzaam liggende Herberg als een man van zeer onheusche zeden, en lloyd, in de Crossed Foxen te Mallwydd, als diens tegenbeeld: wij vonden juist het omgekeerde. De verpligtende opwagting deezes Mans kon, indien mogelijk, alleen overtroffen worden door die der Vrouwen zijns huisgezins. Zijne schoone Dogter was onze bestendige oppaster, en kwam bijkans onze wenschen voor, met de behaagelijkste eenvoudigheid
| |
| |
in haare manieren. De Reiziger, die met onverschilligheid eenige natuurlijke schoonheid des lands voorbij treedt, is een beuling; en ik denk 'er te mogen bijvoegen, dat weinig landen een gelaat opleveren, uitgeleezen schooner dan dat der Dogtr van den Waard in Tan-y-bwichs Herberg.
(Het vervolg hiernaa.) |
|