en men stort dit poeder in vaten, die zeer lange halzen hebben. Nu en dan, doch zeldzaam, mengt men 'er suiker, kaneel en kruidnagels onder. Bij mijne wederkomst zal ik 'er van medebrengen, en in Italie dit gewas doen bekend worden, welk, tot heden toe, aldaar onbekend geweest is.’
Ik weet niet, of de Grieken deezen drank gebruikten. Homerus (Odyss. 4.) spreekt van de Nepenthe, welke helena uit Egypte ontboodt. ‘Men sleet de uuren,’ zegt de Dichter, ‘met het drinken van Nepenthe, en met aangenaam zamenkouten, om zijn leed te verzetten.’ Maar de Nepenthe wierdt nu en dan met wijn gemengd. Te Cairo kan men van Moka of Yêmen niet ligt ongemengde Koffij bekomen. Om die zeer zuiver te hebben, moet men vertrouwde lieden zenden, die ze te Suez ontvangen, en na Cairo brengen. Men wil dat zij zelfs te Djedda zomtijds wordt vermengd. De Europeaanen brengen zomtijds Koffij van de Antilles na Alexandrie of na de Roode Zee. Zoo dra zij te Cairo komt, wordt zij zeer dikmaals, voor de helft, met Arabische Koffij gemengd; vervolgens wordt zij in de Caphas ingepakt, en dit is het grootste gedeelte der Moka-koffij, waarvan Europa wordt voorzien. Wanneer deeze koopwaare, in onze havens aangekomen, uit de Caphas wordt genomen, om in vaten te worden overgestort, ondergaat zij nog andere vermengingen. Die te Parijs in de vermaardste pakhuizen wordt verkogt, bevat slegts een klein gedeelte zoogenaamde Moka-koffij. Deeze is aan haare groene, donkere kleur kennelijk; de boonen zijn klein, en de grootste helft van die in de oorspronkelijke Caphas zijn gepakt, behoudt een dunnen, rimpelagtigen bast of dop, in kleur iets hebbende van gemaalen Koffij. Zij gelijken na kleine gedroogde olijven.
De Turken en Arabieren drinken de Koffij zeer dik, en zonder bezakt te zijn; zij noemen haar Kahwé lila, in onderscheiding van de heldere Koffij, zoo als zij door de Europeaanen wordt gedronken, en die zij met den schimpnaam van Kahwé khaphipha, zoo veel als dunne en ligte Koffij, betitelen. Zints de komst der Franschen in Egypte, gebruiken de vrouwen gaarne suiker in de Koffij. De Oostersche Koffijkoppen zijn klein, kegelvormig en zonder ooren. Zij staan in zilveren schaaltjes, dikmaals van draadwerk gevlogten. Wanneer iemant op eene openbaare plaats Koffij wordt aangeboden, legt