| |
Over de behandeling der fontanellen. Door F. Buchner, Chirurgijn, Oog- en Stads Breukmeester, te Amsterdam.
Onder alle de Heelkunstige bewerkingen is 'er misschien geene, die, door derzelver nuttigheid, der oplettendheid van den verstandigen Genees- en Heelkundigen meerder waardig gekeurd wordt, dan de applicatie der asleidingen, Fontanellen genaamd. - Het lust mij niet, (ook zoude het weinig nuts bevatten) eene Historie der Fontanellen te schrijven. Evenwel, daar ik over deze stoffe handel, en daartoe het door zo veele onderscheide Leezers zeer geagt Maandwerk, de Vaderlandsche Letteroefeningen, om het Publiek ook op deze zaak oplettend te maaken, gekoozen heb, zeg ik met een enkel woord, dat men door Fontanel verstaan moet alle asleidingen, waardoor men, door middel van eenig tusschenkomend lichaam, van tijd tot tijd, uit eenig deel van ons gestel, stoffen tracht te lokken en af te voeren, het zij dan door een streng gaaren, setaceum of hairsnoer genaamd, het zij door een erwt, ijvoir of wasch kogeltje, of Bois de Garou, Cantharides enz.; - ik herzeg het, alle deze middelen maaken of bevorderen eene plaatselijke ontlasting, en zijn dus eene kunstige sontein of welle; gelijk deze zo dikwerf eene natuurlijke is in de scheidingen van eene of andere ziektestoffe, en waaruit wij, door analogie, die kunstbewerking hebben overgenomen.
Deze kunstbewerking wierd van overlange verrigt door een sneede in de huid, in welke men terstond een erwt, of, gelijk daarna, een ijvoiren kogeltje van gelijke grootte, plaatste; men hield dit draagende of stoffe geevende, door soms, gelukte dit oogmerk niet genoegzaam, eenige prikkelende zalf daar bij te voegen; tot dat deze manier, die voor den Lijder meesttijds zeer pijnlijk is, vervangen wierd door het in gebruik brengen van de Garou, wier eigen vermogen, even als de
| |
| |
Cantharides, en mogelijk in dit geval meerder, op eene voor den Lijder aangenaamer wijze werkt. Ik zal, om in geene herhaalingen te vallen, hier in zijn geheel laaten volgen, het geen de uitmuntende Hoogleeraar j.j. plenk, in zijne Materia Chirurgica, pag. 284 enz., zegt van de Garou, Thymelaea, of Kelderhals.
‘De Kelderhals,’ zegt hij, ‘is een gemeen heestergewas, dat in onze tuinen en bosschen bloeit, en ligt wordt voortgeplant; in den winter geeft zij reeds eene schone scharlakenrode, welriekende bloem, zonder bladeren. De bessen van dezelve worden eerst in den herfst rijp. De gehele plant heeft eene brandende scherpte, die in staat is om ware ontstekingen in de keel, en op andere plaatzen, te verwekken; de allerscherpste kragt is in de bessen. De Russische Vrouwen vrijven zig de wangen daarmede, om schoon rood te worden. Zedert korten tijd is de bast van den wortel der Kelderhals in de Heelkunde, zo wel in- als uitwendig, ter genezing van heelkundige ongemakken, met een goed gevolg aangewend. Het inwendig gebruik heeft de Heer russel, een Engelsch Arts, en het uitwendig gebruik de Fransche Geneesheer le roij bekend gemaakt. De wortel van dezen struik bestaat in een bast, en een houtagtig gedeelte. De Heer le roij heeft waargenomen, dat de gemene man in zijn land gewoon is, door dezen bast, een zoort van een bijzondere Fontanel, in verscheidene ziekten, te laten bijten, en wel op de volgende wijze: de inwoonders van de provintie Aunis, die op alle tijden van 't jaar den wortel van de Thymelaea versch bekomen kunnen, laten den bast daarvan, als zij dien de eerste en twedemaal gebruiken willen, in azijn weken. Dan nemen zij 'er een stuk van, ter grootte van een duim, en leggen dat op de buitenzijde van den opperärm, op dezelfde plaats, daar men anderzins gewoon is de Fontanellen te zetten. Zij bedekken vervolgens den bast met een blad van veil, en maken alles met compressen en een verband vast. In de eerste dagen leggen zij 'er 's morgens en 's avonds een nieuwen bast op; doch zo dra als die plaats begint te vloeijen, ververschen zij den bast maar eens in de vierëntwintig uuren, en vervolgens maar eens om den tweden of derden dag. De Heer le
roij zegt, dat dit middel eigenlijk geen zigtbare verzwering maakt, maar alleenlijk de opperhuid wegneemt, en eene rode vlak op de huid doet
| |
| |
ontstaan, doorgaans maar zo groot als de plaats, die met het veilblad bedekt is. Hij verzekert, dat deze plaats zomtijds zo sterk vloeit, dat men driemaal daags de linnen drukdoeken moet vernieuwen, en 'er dan zomtijds nog eene losse mouw van gewascht linnen overtrekken, ten einde de klederen van den lijder niet nat zouden worden. Op dezelfde wijze plegen ook zommigen den bast van de Thymelaea op de binnenzijde van het been, daar men anders de Fontanellen zet, aan te leggen. - De Heer le roij verzekert ons, dat men in zijn land deze Fontanel met groot voordeel gebruikt, om de kwade vogten van de oogen, het hoofd en de borst af te leiden. Hij heeft op deze wijze veröuderde oogöntstekingen, oorvloeden, zinkingpijnen, doch inzonderheid scrophuleuse en slijm- of zugt-gezwellen, zien genezen; ook meent hij dat men hierdoor de beginnende roos, en alle ziekten, die na de pokjes, en andere uitslagkoortzen, of het schurst, overblijven, zou kunnen voorkomen, of dezelven genezen. - Dewijl men door veelvuldige voorbeelden heeft waargenomen, dat de gunstige Natuur door eene etterägtige of waterägtige ontlasting, en zomtijds door een uitslag en verwekte verzwering, langdurige en zware ziekten heeft genezen; dewijl men dezen zelfden weg, dien de Natuur aanwijst, door blaartrekkende Pleisters, Setons, Koppen en Fontanellen zo gelukkig heeft nagebootst, zo kan men ook gemaklijk de werking van den aangelegden wortel der Thymelaea naspeuren. De Heer le roij meent zelfs, dat deze wijze van eene kunstige ontlasting te verwekken boven de overige manieren te schatten zij, om dat de prikkeling en ontlasting in dit geval sterker is, en langer duurt, dan in de andere gevallen.’
Ziet daar, Leezers! op welke wijze en voor welk middel het oude gebruik verwisselde; en deszelfs nuttigheid (in de daad niet te groot opgegeven) in de onderscheide gebreken: dit wordt egter niet door allen even hartelijk erkend; en waarom niet? om dat men dikwijls dezen bast niet tot eene dragt kan brengen, of deze tusschen beide ziet ophouden - het welk meesttijds der verkeerde behandeling meer dan den bast te last moet gelegd worden.
Eene menigte van gelegenheden hebbende voor mij zelven, en die van anderen te zien, heb ik reeds voor lange mijne manier, in derzelver applicatie en behandeling,
| |
| |
aan het Publiek willen mededeelen; ten einde de waarde en het nuttig gebruik van dit zo nuttig middel meêr en meêr te doen rijzen, en mijnen evenmensch nevens mij de gewenschte vrugten van hetzelve te doen plukken.
Zij, die den omloop des bloeds en der vogten kennen en erkennen, moeten verwonderd zijn, dat het evenwel dikwijls niet onverschillig is, waar men zijne afleiding plaatze. Meer dan eens zag ik een vesic. aan de slaapen, in den nek en elders vrugteloos werken; daar de Garou op den arm, korte dagen na de applicatie, wonderen deed. Ik zal dus, als de gewoonste, de applicatie van de Garou op den arm behandelen.
Het is bijna overtollig, te melden, dat de Garou niet te oud zijn moet, om met vrugt gebruikt te worden; maar, daar ik dikmaals ondervond, dat het, door ouderdom, van geelagtig in bruin veranderd weefsel van den bast de oorzaak van deszelfs werkeloosheid was, acht ik deze herinnering zeer noodig.
Als ik den tijd heb met mijne afleiding, dan plaats ik den eenen dag een kleine vesic. - den anderen dag, het blaartje doorgeknipt hebbende, de Garou; ik wasch dezelve, ter grootte van een halven duim vierkant, in water, tot zij week worde, en leg dit bastje op de losgemaakte opperhuid, dek dezelve met geplumuurd doek, gewascht linnen, papier of taf, ter grootte van een vierkanten duim; hierover compres en windsel; - het gewaschte deksel gebruik ik, om, door geheele afsluiting der buitenlugt, te meer stoffe te lokken, door de warmte, naar de geopende plaats; en zeker is het, dat dit ook bewerkt wordt, maar tevens, dat het doek, door de lijm, zulk een onaangenaamen reuk van zig geeft, dat het voor den Lijder en die om hem zijn ondraaglijk is; daarom bedien ik mij dikwijls van postpapier, met gesmolten witte wasch omgeven, 't welk dit niet ten gevolge heeft, of van gewaschte zijde.
Eer ik verder gaa, moet ik nog melden, wat ik zeggen wilde met de straks gebezigde uitdrukking: als ik tijd heb. - In het algemeen doet de beste behandeling der Fontanel niet vroeger dan den vierden, vijfden, zoms niet eens den agtsten dag, eene behoorlijke werking. Wanneer 'er, derhalven, periculum in mora is, als daar is bloedspuwing, aamborstigheid, enz. dan moet niet de meerdere smerte van mijnen Lijder, maar zijn heil mijn drijfveer zijn; daarom houde ik dan mijn geplaatste vesic.
| |
| |
open, zet die om den anderen of derden dag aan, tot zijne beterschap; dan verklein ik die plek, door over dezelve te leggen een lapje linnen, besmeerd met versche ung. alb. Camph.; in welk lapje ik vooraf een ruitje knipte, voor de door mij hier boven bepaalde grootte van een bastje, en hierover het gewaschte doek, enz. Van deze behandeling bedien ik mij mede, wanneer de scherpheid der stoffe rondom de plaats der Fontanel, gelijk dikwijls gebeurt, eene te groote ontlasting maakt door ontvelling; hierdoor ontstaat zoms een ondraaglijke jeukte. Een pleister van welgemaakte versche Campherzalf, of Diapalm met ung. coeraleum ondereen gesmolten, op de genoemde wijze aangelegd, neemt eene en andere smerte geheel weg.
Nog moet ik reden geeven, waarom ik verschil van de Materia Chirurgica, - straks genoemd. Ik wasch de Garou in schoon Water, - met andere woorden, ik maak die door het water week. De opgave is, en dit wordt nog van veelen gevolgd, den bast in Azijn te weeken. De reden, waarom ik dit niet doe, is, om dat de azijn de werkkragt van den bast of wegneemt, of denzelven zo scherp maakt, dat hij als een brandmiddel werkt. Het gebeurt egter, dat ik, in koudvogtige gestellen, het behoeve, denzelven in azijn te wasschen; maar nimmer leg ik dien 24 uuren, ik laat staan langer in dezelve.
De opgegeven grootte van het bastje is genoegzaam; en het is dwaasheid, immers meesttijds, bijzonder als de Fontanel langen tijd moet open gehouden worden, en te zeer smertende voor den Lijder, als men hetzelve grooter neemt.
Laat mij hier nog bijvoegen, dat het doek of gewascht papier, waar men dit niet kan bekomen, zeer wel kan worden vervangen met veil, klimop, rodekoolsblad, enz.
Ik had schier vergeeten te melden, dat ik de Fontanellen op de armen nimmer, al te gevoelige en het gebruik hunner beide armen behoevende Lijders uitgezonderd, anders plaatze dan op het midden des opperärms, waar de tweehoofdige en binnenste armspier gelegen zijn en een aanzienelijke vlegt van watervaten gevonden wordt, die, gelijk bekend is, hunne eigen bloedvaten en zenuwen hebben; waardoor deze plaats gevoeliger is dan elders. Hierdoor, bedrieg ik mij niet, is het, dat men op deze plaats meerder prikkelt en afleidt dan op
| |
| |
eenige andere, bijzonder in scrophuleuse ontaarting der vogten, welke scherpte zo dikmaals de oorzaak is van vogtige oogontstekingen, die, door de hitte der traanen, vlekken op het hoornvlies maaken, alsmede van allerlei zoort van gebreken der longen, tot bloedspuwing toe. Wij weeten thans door het licht, verspreid door de opgeklaarde begrippen over de Watervaten, dat dezelve één geheel uitmaaken om de chijl te verdunnen. Is nu dit vogt scherp, en wordt hetzelve plaatselijk afgeleid, wordt de prikkel weggenomen, en, door de kundige hand des Geneesheers, gepaste inwendige en genoeg bekende middelen daarbij voorgeschreven, dan zou men bijna kunnen zeggen, dat, onder het verstandig bestier van afleidingen en inwendige middelen, de hoopelooste gebreken kunnen genezen, ten minsten voor den Lijder zeer draaglijk gemaakt worden.
Onder de beste behandeling der Fontanel gebeurt het zoms, dat in het roode wondje of zweer eene witte moesagtige stoffe zig zet, waardoor de dragt of ontlasting van vogten verhinderd wordt en dikwijls geheel ophoudt, en die opening binnen kort zou genezen zijn. Zo ras ik dit bespeur, vrijf ik met pluksel of linnen die plaats zo lang tot dat zij daarvan gezuiverd is; niet zelden veroorzaakt dit pijn en komt 'er bloed voor den dag; maar deze kleine smerte moet agterstaan voor het nut, dat men daarmede bedoelt en 'er zeker van te wagten heeft.
Integendeel gebeurt het zomtijds, dat de dragt zo sterk is, dat men die moet matigen. Dit wordt bewerkt, met onder het bastje, dus op het wondje, een stukje neteldoek te plaatzen; hierdoor prikkelt de Garou minder en wordt derzelver werkkragt benomen.
Nog ééne bedenking tegen het vooroordeel: ‘Ik zou,’ zegt men, ‘mij wel een Fontanel laaten zetten, maar! die eens geplaatst hebbende, is dit testamentwerk.’ - Geloof mij, Leezer! dit is zo zeker mis, als dat iemand al zijn leven de Kina zou behoeven, om de koorts niet weer te krijgen. Als de reden ophoudt, die hem dit middel deed aangrijpen, kan hij veilig ook zijn Fontanel genezen. Ik overwon dit vooroordeel bij eene Juffrouw, die 9 jaaren dit middel had gebruikt.
Bij deze gelegenheid moet ik nog melding maaken van zeker bereidsel, bekend onder den naam van Baume de Garou, in 's Hage te bekomen. Toen ik van deze zalf
| |
| |
berigt kreeg, onderzogt ik deszelfs zamenstelling: ik deed 'er extract van koken, den bast pulveriseren, en vermengen met ung. populeum; - het eerste was een dood lichaam; het andere, twee drachma op een halve once populeum, werkte eerst geweldig, maar daarna niet bestendig. Ik meen te mogen gelooven, dat ook dit middel, nevens meer andere, geene bestendigheid zal hebben, hoe zeer nu elkeen hetzelve begeert, om het gemak en de onderstelde zagtere werking, boven de gewoone applicatie van den bast. |
|