Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 373]
| |
De herkomst der stierengevegten in spanje toegelicht, en eene breedvoerige beschrijving van dit woest vermaak.(Briefswijze door een Engelsch Heer aan zijnen Vriend medegedeeld.)
Ik kan niet nalaaten het voor eene grove dwaaling te houden, dat veele reizigers de Stierengevegten en dergelijke vermaaken in Spanje aan de Mooren toekennen, en 'er den naam aan geeven van barbaarsche overblijfzels hunner gewoonten. Het was niet dan lang naa de Christlijke Jaartelling, dat Gibraltar de eerstemaal vermeesterd werd door tarik, den beruchten aanvoerder der Africaansche Gelukzoekeren: maar deeze Stierengevegten kunnen terug gebragt worden tot veel vroeger tijdperk, dan van 't welk wij thans de jaaren rekenen. Zij zijn, derhalven, van een buitenlandschen oorsprong; en hebbe men dien te zoeken in de vermeestering der Romeinen, of in de navolging van hunne Europische nabuuren. Men kan niet lochenen, dat de Spanjaarden, tot deezen dag, veele overblijfzels van Moorsche Zeden en Gewoonten behouden hebben; en het zou misschien hun tot eere strekken, hadden zij 'er meer van behouden: want, indien wij mogen oordeelen uit de overblijfzels, welke de Mooren agtergelaaten hebben, bezaten zij zeer goede begrippen van bouwkunde, van akkerarbeid, van waterwerken, en het aanleggen van gronden, welke, in vroegeren tijde, de thans ruwe vlakten van Grenada in een volmaakten hof hervormden, allerschoonst aangelegd: maar, te midden van al hunne heerlijkheid en droomen van duurgekogt geluk, - te midden van de vrolijk- en wellustigheden van een boabdil's Regeering, hadden zij geen Stierengevegten. Hunne vermaakneemingen bestonden in jaagen, zwaard-, stok- en lansgevogten, worstelen, enz. waarbij hun jaloursche aart zelden toeliet dat de Vrouwen tegenwoordig waren, wier tegenwoordigheid als 't ware de ziel uitmaakt van de Stierengevegten. Deeze komen ook niet in, als het onderwerp van de Spaansche Romanschrijvers, die ons der Mooren gewoonten overleveren. | |
[pagina 374]
| |
De veelvuldige overblijfzels van Romeinschen bouwtrant in Spanje, - de ronde en langwerpig ronde gedaanten van plaatzen, opgerigt tot soortgelijke vertooningen, met alle de verdere bijzonderheden tot dezelve behoorende, toonen ons op het overtuigendst, dat deeze vermeesteraars van het Land, 't geen zij met den naam van Provincia Cunicularis bestempelden, niet alleen den roem hunner wapenen bij dit nieuwlings te ondergebragte Volk ten toon spreidden, maar ook hunne overwinningen vermaard maakten, door zegeboogen en die openbaare vertooningen, welke zij in hun land gewoon waren. Weinig Romeinsche Schrijvers hebben gewaagd van de Spelen, door dat Volk in de Amphitheaters gegeeven; en de vroegste jaarboeken der Kerke zijn opgevuld met verhaalen van de slachtoffers, die blootgesteld werden aan den smaad des ruwen gemeenen volks, alsmede aan de bespringingen van Leeuwen en Tijgers; terwijl vrijheid en vergiffenis het loon waren van hunnen betoonden moed in het laatste geval. Dit was eene geliefde strafoefening, hunne misdaadigers aangedaan; en zulks strekt ons tevens ten bewijze, dat deeze Meesters en Beheerschers der Wereld, zo vermaard van wegen hunne kunde, slegts weinig schreeden zich van de barbaarschheid verwijderd hadden. De wijze Wetgeeving veranderde vervolgens deeze gewoonte; en de Kampvegters wierden tot dat werk gehuurd, of zij deeden zulks vrijwillig ten moed- en kragt-betoon. Wij behoeven dan alleen te weeten, hoe het bijkome, dat Stieren uitgekoozen wierden als de voorwerpen van dit plaagend en smertlijk vermaak. Dit valt gemaklijk te agterhaalen, wanneer wij in aanmerking neemen de moeilijkheid en kosten om Leeuwen en Tijgers leevende te krijgen, bovenal naa de vermeestering, door de Mooren bevogten, wanneer de Spanjaarden een gebrekkigen toegang hadden na de Africaansche oevers, en daar zij zulke sterke en ligt aan 't woeden gebragte Beesten in hun eigen land hadden, die bijkans in het bevegten een gelijk betoon van moed vorderden, schoon niet vergezeld van een gelijk gevaar. In het ontvouwen van dit bedrijf, zal ik, tot onderrigting mijner Leezeren, zo uitvoerig als naauwkeurig weezen. - Voorheen traden de dapperste Heiraanvoerders der Lusitanische benden in dit woedend strijd- | |
[pagina 375]
| |
perk. Naa het vermeesteren der Saraceenen, velden een gonsalvo, een lara de speer, en zwaaiden het zwaard tegen den aangehitsten Stier. De belooning dier Helden was de goedkeurende glimlach van hunne geliefde Schoone. In de oogen dier Schoonen was moedbetoon de grootste verdienste, en de sterkste liefdeband werd gestrengeld door het veragten van gevaar. Opgeschikt met den sjerp, geborduurd door hunne Zielsvoogdesse, stelden zij hunnen roem in het betoon van hunne gemeenzaamheid met tooneelen vol gevaars, en hoe verre hun moed zich zou uitstrekken om voorwerpen van veel grooter verdiensten te behaagen. Deeze geestdrift werd door de Legerhoofden aangekweekt; zulks maakte hun krijgshaftig, en wrogt mede om de logge lust- en werkloosheid uit de legerplaatzen te verdrijven. - Dan dit is het geval der hedendaagsche Strijderen niet. Die vroegere betooning van edelen moed is verdweenen. Thans zijn het huurlingen, die dit bedrijf verrigten: de trekken van hunnen moed zijn wreed, en van een dierslagterlijken aart. De dagen, tot de Stierengevegten uitgekoozen, zijn doorgaans Feestdagen van den eenen of anderen Heilig, waarmede der Spanjaarden Almanachen zijn opgevuld. In groote Steden kan men driemaal ter week een Stierengevegt bijwoonen. De dag daartoe is niet bepaald, of dit nieuws wordt met drift verspreid, en vervult lieden van allerlei rang met vreugde. Het aanstaande Stierengevegt is de stoffe van het algemeen onderhoud; elks gelaat gloeit, op het hooren dier tijding; oud en jong, even zeer verheugd, vervroegt het aanstaande vermaak. Van alle kanten vloeit de menigte toe na de plaats deezes bedrijfs; noch afstand, noch behoefte wederhouden de liefhebbers; Mannen, Vrouwen, alles streeft derwaards heenen. Hadde het Bestuur der Steden geene bepaaling op die Speelgevegten gemaakt, de velden zouden onbebouwd en de wijnleezingen onvolbragt blijven. De Stieren, bestemd om op dien dag dit vermaak te verschaffen, worden 's nagts, wanneer de straaten ledig zijn, in de Stad gebragt, voorgegaan door tamme Ossen of Koeijen, die als geleiders dienen. Men sluit ze op in hokken, zo eng, dat zij zich kunnen keeren noch wenden, met den kop na het strijdperk gerigt. Zij | |
[pagina 376]
| |
worden hier aangehitst, en door allerlei kunstmiddelen woedend gemaakt. Reeds is het Amphitheater opgevuld door de ontzettend groote zamengevloeide volksmenigte, brandende van ongeduld na het teken ten aanvang des gevegts. Misschien is 'er geene vertooning ergens op aarde te vinden, gelijk aan deeze van de opeengehoopte toekijkers, gekleed op het pragtigst en lustigst, die de trapswijze opgaande zitplaatzen vullen, en bij voorraad reeds hunne uitgelaatene vreugd betoonen. Het verrukte oog meet reeds de afstanden, en zoekt een standpunt om alles best en naauwkeurigst te kunnen aanschouwen. De Mannen zijn gekleed in hunne kortgesneeden rokken, overlaaden met ontelbaare rijen knoopjes a lo majo, met hooggerande hoeden, of kleine fluweelen kappen; het hair is in een zijden netje opgebonden, en een zwart of rood manteltje hangt half over de schouder. - De Vrouwen, wier gewoone kleeding zwart is, vertoonen zich, te dier gelegenheden, in de afsteekendste kleuren; flodderend afhangende linten vercieren het zwarte hair der Schoone; de kostbaarste mantel hangt beneden den bekoorelijken middel, over een kort gerimpeld keurs, 't welk de schoonste gestalte te zien geeft, zonder de zieldoortintelende oogen en eene houding te verbergen, welke verrukt. Kostbaare waaijers verwekken eene kunstkoude in den dampkring, en dienen teffens, om, met eene groote legereté de main, haare vrienden, op een afstand zittende, te groeten. - Verfrissende dranken en allerlei gebak worden haar voorgediend door de oppassers; briefjes vermelden de bijzonderheden van 't geen 'er vertoond zal worden; en de onderscheidene soorten van linten, aan den kop des Stiers vastgemaakt, duiden aan, deszelfs ras, afkomst, en de plaats, van waar hij komt. Eene vrolijke tentoonstelling van vlaggen heeft 'er plaats, en, als de Spanjaarden met eenig Volk in oorlog zijn, wordt deszelfs vlag omgekeerd op eene zeer zigtbaare plaats gehangen. Het geschreeuw der menigte en de opgaande vuurpijlen kondigen het begin des Stierengevegts aan, 't welk doorgaans 's middags omstreeks vier uuren is. - De seintrompet wordt geblaazen; een bende Soldaaten, vergezeld van muzijk, treedt ter poorte in, en, eene linie gevormd hebbende, doen zij het volk uit het strijd- | |
[pagina 377]
| |
perk wijken. Een derzelven wordt dan geplaatst in elke der kleine wijkplaatzen, op kleine afstanden gemaakt in de binnenste palissaden, en groot genoeg om den strijder te bergen, voor wiens veiligheid zij verordend zijn. Vervolgens verschijnt de Gouverneur; deeze is nevens het Stadsbestuur gezeten, bijkans recht over de plaats, waar de Stieren opgeslooten zitten. Twee Trompetters staan agter hun. Het Feest gaat onder het opzigt der Overheid voort. Alles is in gereedheid. Vier Kampvegters, in verschillende kleuren gekleed, komen te paard in het strijdperk. Hunne beenen en dijen zijn met dik leder bekleed. In hunne rechterhand voeren zij een lange lans met een ijzeren punt, en met hunne slinker bestuuren zij behendig hunne Paarden. Vrolijk rijden zij den kring rond, maaken hunne buiging voor den Gouverneur, voor de Opzienders van het Feest, alsmede voor hunne bijzondere Beschermheeren. Daarop schikken zij zich naar hunnen rang over het eerste hok, waaruit men verwagt dat de Stier zal komen, doch aan de slinker zijde, dewijl het Beest, door instinct, van die zijde den aanval doet. De trompet wordt weder gestoken; de schuifdeur wordt geopend, en onmiddelijk springt het bulkend Dier te voorschijn, woedend, raazend van honger, en dol door tergingen. De Stier valt op den toegerusten Ruiter aan, die met zijn speer hem ter rechter of slinker zijde van zijn Paard afweert. De tweede Kampvegter volgt daarop, lokt het Dier ten strijd uit, en ontvangt het op dezelfde wijze. De grootste kragt en behendigheid worden betoond in deeze herhaalde aanvallen; doch het gebeurt menigmaalen, dat de groote en woedende sterkte van den getergden Stier Ridder en Paard doet tuimelen, en beiden op den grond werpt; in welk geval zij beiden niet zelden de wraak ondervinden van den Stier, die met zijne hoorns op hun aanvalt en hun verscheurt, niettegenstaande de poogingen van anderen, om het Dier te doen aslaaten, of na eene andere zijde te wenden. Dikwijls boort hij de hoorns in de lichaamen van Paard en Ruiter, en werpt de verscheurde leden in de hoogte, of verspreidt ze op het strijdveld. Dan te meerinaalen ontkomt de Rijder dit onheil, door zich te verbergen in de palissaden, en hij hervat, weder te paard gesteegen, den strijd. Het gebeurt niet zelden, dat één Stier ver- | |
[pagina 378]
| |
scheide Paarden doodt; doch deeze Dieren, bovenal in Andalusia, zijn zo edel van aart, dat zij, daar hunne ingewanden als op den grond sleepen, den Stier staan, en door hun brieschen en hinniken genoegen schijnen te scheppen in dien strijd, schoon 'er niet toe opgebragt. Betoonen zich de Paarden tegenstreevend, dan dekt de Rijder de oogen met een zakdoek, ten einde zij onbewust het gevaar te gemoete treeden; dan zo groot is de moed van dit edel Dier, dat zulks zeldzaam noodig is; doch het doet elk gevoelig mensch geweldig aan, dat deeze den mensch zo dienstbaare beesten gebezigd worden tot zo wreede bedrijven. Naa dat tooneelen van deezen aart, even schriklijk en afzigtig, eenige keeren herhaald zijn, wordt de trompet anderwerf gestoken; de Ruiters verlaaten het strijdperk. De strijders te voet komen te voorschijn, lustig opgekleed; elk heeft een paar spietzen in de handen. Met deeze porren zij het woedend Dier ten strijde; en als het den kop nederwaards buigt, in eene houding om hun met de hoornen te verscheuren, steeken zij spietzen, die met hoeken gebaard zijn, agter den nek in, en ontwijken de hoorns, door ter zijde af te springen. Deeze Chulitos a pie zetten zich rondsom den Stier, en brengen hem onophoudelijk steeken toe; en wanneer hij nabij de zitplaatzen komt, krijgt hij een hagelbui van kleine spietzen in het lijf; de boveneinden derzelven zijn vercierd met papier van allerlei kleuren; men heeft 'er kleine vuurwerken aan gehegt, die, als het lont tot zekere hoogte afgebrand is, met veele slagen losbarsten. De Stier staat nu in eene houding, die woede, met schrik vermengd, zigtbaar aan den dag legt. Zijne vlammende oogen zien den kring rond; hij zoekt, als 't ware, voorwerpen, om zijne ontstoken woede te koelen. Zij ontkomen hem. Het strijdperk weergalmt van zijn gebulk. Stroomen vuil schuim loopen uit mond en neusgaten. Hij vroet den met bloed geverfden grond om, en te vergeefs schudt hij nek en lijf, om zich van de pijnigende spietzen te ontdoen. Woedende van pijn streeft hij het strijdperk rond, poogt de afschuttingen te beklimmen, en zijne wraak op elk hem ontmoetend voorwerp te koelen. Dikwijls tragt hij den eenen of anderen bestrijder op de hoornen te neemen; doch meestal ontwijken en ontkomen zij hem door | |
[pagina 379]
| |
hunne vlugheid, en de Stier heeft niets, dan dat hij een brok van het roode kleed, waarmede men hem getergd en bedroogen heeft, wegvoert. Ik zag eens een dier Stierbevegteren sterk nagezet door een woedenden Stier, en oogschijnlijk buiten de mogelijkheid om te kunnen ontkomen. Hij was gedrongen tot aan de palissaden te wijken, en deeze boden hem geen schuilplaats. Reeds stondt het Dier gereed om hem te verscheuren, en de verschrikte aanschouwers verbeeldden zich reeds dat hij den bestrijder op de hoornen nam. Dan de vlugge Kampvegter zette onverschrokken, en met de grootste tegenwoordigheid van geest, zijnen voet voor op den kop van den Stier, en, met éénen sprong, bevondt hij zich buiten gevaar, en, agter het woedend Beest te voorschijn treedende, scheen hij deszelfs vrugtlooze poogingen, om hem te wonden, te belachen; hij danste vrolijk heen, en kwam onverzeerd weg. Naa deeze stoute daad ging hij den kring der toekijkeren rond; de welvoldaane toekijkers en zijne voorstanders gaven hem geld in de ruimte, ter belooning van zijn moed en vlugheid. Voortijds was het een geliefde bloem van den boezem eener Schoone, of een lint, 't geen den dapperen strijder werd toegeworpen; en hij rekende zich gelukkig, zulk een eerprijs met leevensgevaar behaald te hebben. Wanneer alle de middelen om het Dier te plaagen en te tergen uitgeput zijn, wordt de trompet weder geblaazen, treeden de strijders te voet uit het strijdperk, en een enkele vegter komt te voorschijn. In zijne rechter hand heeft hij een tweefnijdend geweer, op zijnen slinker arm een rood kleed. Naa zich voor de vergaderde menigte geboogen te hebben, tergt hij den Stier, door deezen het roode kleed voor te houden, en, naa verscheide ontwijkingen van diens hoornen, maakt hij zich gereed tot den laatsten en meest bewonderden slag. Hij plaatst zich in eene kloeke en volberaade houding voor den Stier, en houdt zijn zwaard in een schuinschen stand, waartegen het woedend Dier met zulk eene woede inloopt, dat hetzelve tot den greep 'er indringe. Nu bulkt de wankelende Stier, door doodlijke pijn gemarteld; stroomen bloeds storten uit den mond en de wonde neder; zijne verwilderde oogen wijzen uit, in welk een gemartelden staat hij zich bevindt. Het doodlijk staal, bij het halsbeen ingedreeven, heeft de ader | |
[pagina 380]
| |
des leevens getroffen; de verzwakte pooten weigeren hem langer te draagen; waggelende stort hij op den grond neder. Onophoudelijk aangeheeven toejuichingen weergalmen door den grooten kring der toekijkeren, even als in ouden tijde, bij de Olympische Spelen der Grieken, of der Zwaardschermeren bij de Romeinen. Het leevendigst en sterkst muzijk verheft zich, doch wordt bijkans verdoofd door 's volks luidrugtige vreugdbetooningen. Drie zamengekoppelde Muilezels, vercierd met wapperende linten, voeren het verminkt en bloedig overschot ten strijdperk uit, en de toebereidzels worden gemaakt tot het herhaalen van dezelfde vertooning. De eenige verscheidenheid bestaat in de moedbetooningen der Strijderen en de woede van den Stier. Tien of zestien worden 'er dikwijls, op éénen dag, in dier voege van kant geholpen, en het vermaak schijnt noch door de eenzelvigheid, noch door de afzigtigheid der tooneelen te verveelen. Veele Paarden komen 'er bij om, en veele Menschen worden of gewond of verscheurd. Romero was de grootste MatadorGa naar voetnoot(*), dien de Spanjaards immer in dit vak hadden, en zijn leevenseinde was deerlijk. Het vleesch der kampgevogten hebbende Dieren wordt te koop geveild; doch alleen door lieden van gemeenen doene gekogt. Zomtijds wordt het tooneel verwisseld, door het laaten vegten van twee Paarden; dit levert een grootsch gevegt op, 't geen, schoon schriklijk, iet edels en fiers in zich heeft. Nu en dan wordt een Beer, een Hert, of eenig ander Dier, in het strijdperk gelaaten, om met de Honden te vegten. Ingevalle een Stier de Bevegters geen weerstand wil bieden, gelijk eene enkele maal gebeurt, laat men de Honden op dit Dier los, 't welk dan een volmaakt Hondengevegt oplevert. De laatste Stier wordt Embolado geheeten; een naam, daarvan ontleend, dat de hoorns van dit Dier met houten bekleedzels aan de toppen voorzien zijn. Het gemeene volk treedt dan te voorschijn, vat den Stier aan hoornen en staart, en mat hem door hunne menigte af. Het vermaak eens Stierengevegts wordt menigmaal beslooten met vuurwerken, en de tusschentijd wordt niet | |
[pagina 381]
| |
onaartig aangevuld, daar alle de mannen met hunne vuurslagen kletzen, 't geen een vuurgloed verwekt. Een gedeelte van het geld, ter gelegenheid deezer Feestvieringen ingezameld, komt aan het Hospitaal van St. Jan; het andere gedeelte strekt tot goedmaaking der kosten. Het Amphitheater te Cadix is van hout, kan tusschen de tien en twaalf duizend menschen bevatten, en behoort aan de Stad. Het wordt verhuurd aan een Genootschap, doch onder zeer veele en strenge bepaalingen; 't geen egter niet belet, dat het Volk veel in de kosten moet draagen. - De Stierengevegt-plaatzen te Madrid, Seville en Grenada zijn van steen, en Koninglijke Stichtingen. In de kleindere Steden, waar men geene eigenlijk daartoe gebouwde Amphitheaters heeft, bedient men zich van de Marktplaatzen; doch alles is in dezelve op een veel kleinder schaal ingerigt. Indiaanen uit Zuid-America vertoonen dikwijls op deeze Feesten hunne vlug- en behendigheid met een lederen riem, waarin zij den Stier weeten in te wikkelen en op den rug te krijgen; waarop zij, door hunne afgerigtheid in dit werk, de poogingen van het Dier, om zich van denzelven te ontslaan, weeten te verijdelen. Veele Gipsies vertoonen zich onder de Strijderen te voet. Van tien tot zestig Dollars, naar de onderscheide bekwaamheden en verdiensten, is hun loon voor eenen naamiddag. Aan de zijde van het Amphitheater, 't welk de naamiddagzon beschijnt, is de prijs het halve van de andere. In onderscheide Steden doen zich verschillendheden op; dan de hier gemelde zijn de hoofdtrekken.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 382]
| |
Vreemdelingen, gewoon beschaafdere vermaaken bij te woonen, komt het Stierengevegt woest voor. Van wegen het aanhoudend gevaar, waaraan de Rijders en de Paarden blootgesteld zijn, kan een gevoelig hart 'er geen genoegen in scheppen. Zelfs in deeze Eeuw van verlichte Wijsbegeerte schijnt men hier blijde te zijn, de middelen te vermenigvuldigen, tot het om hals brengen zijner Natuurgenooten. Deeze gemeenzaamheid met bloedige tooneelen verdonkert de trekken van het Volkscharacter: greep 'er bij dit Volk eene Omwenteling plaats, deeze zou misschien nog bloediger zijn dan eenige elders. - Het Spaansche Rijksbestuur heeft menigmaal gewenscht, dit wreed gebruik af te schaffenGa naar voetnoot(*); doch te vergeefs, daar het zo algemeen in den smaak valt. Het is verbaazend, dat de Spaansche Jufferschap zo veel genoegen schept in eene vertooning, zo eenpaarig wreed en bloedig. Zo vatbaar, zo gevoelig voor alles, wat met kieschheid in verband staat, zou men zich veelligt verbeelden, dat die Sexe zodanige tooneelen zou schuwen; dan zij woont dezelve bij, en betoont dus eene strijdigheid zo groot, dat dezelve op te lossen onder de zeer moeilijke verschijnzelen in de zedelijke wereld behoort. |
|