voordeelen van zulk eene schikking zijn duidelijk deeze twee; vooreerst, dat dezelve strekt om steeds de wereld met die schepzelsoorten bevolkt te houden; terwijl, ten anderen, zulks te wege brengt, dat de evenredigheid tusschen de onderscheidene soorten van Dieren onderscheiden gewijzigd wordt, naar gelange verschillende oogmerken zulks eischen, of naar maate onderscheide omstandigheden vóór die vermenigvuldiging plaats voor dezelve inruimen en voedzel opleveren. Overal, waar deeze groote vrugtbaarheid eene ruimte vindt om de soorten te ontvangen, daar werkt dezelve met volle kragt, daar vermenigvuldigt het aantal en vult de ledigheid aan.
Deeze zelfde overmaate van vrugtbaarheid, schoon van groot nut en aanbelang, gaat de gewoone vatbaarheid der Natuure, om die afkomst te ontvangen, of zichzelve te onderhouden, te boven. Alle overtolligheid veronderstelt verdelging, of moet zichzelve verwoesten. Misschien is 'er geene soort van Landdieren, welke de Aarde, als 't ware, niet zou overweldigen, wanneer zij in volle vrijheid mogt vermenigvuldigen, - of van Visch, die den Oceaan niet zou vervullen; of ten minsten zou, indien eene enkele soort overgelaaten wierd aan derzelver natuurlijken aanwas, zonder gestoord of bedwongen te worden, het voedzel van andere soorten, door derzelver onderhoud, worden uitgeput. Het is, overzulks, noodzaaklijk, dat de uitwerkzels van zulke talrijke vermogens ter voortteelinge, op de eene of andere wijze, gekortwiekt worden.
En 't geen verder uitwijst, dat het stelzel van onderlinge verdelging, in het Dierengeslacht, eene uitdruklijke betrekking behoudt tot het stelzel van vrugtbaarheid, dat het inderdaad een gedeelte maakt van het zelfde vergoedend stelzel, bestaat hierin, dat, bij elke Dierensoort, de vrugtbaarheid eene evenredigheid hebbe tot de kleinheid van het Dier, tot de zwakheid, tot de kortheid van den natuurlijken eindpaal des leevens, tot de gevaaren en de menigte van vijanden, welke hun omringen. Een Olijphant brengt slegts één jong ter wereld; een Kapèl legt zeshonderd eitjes. Roofvogels hebben zeldzaam meer dan twee eijeren; het Musschenen Eenden-geslacht broedt dikwijls een twaalftal. In de Rivieren ontmoet men duizend nuttige Visschen tegen één verslindenden; in de Zee een millioen Haaringen te-