Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1805
(1805)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 323]
| |
Over de waardije der pharmacie.Ga naar voetnoot(*)Wij zijn menschen, zwakke schepselen, onderworpen aan velerleije kwalen van lighaam en geest; en wij zouden inderdaad zeer te beklagen zijn, zoo wij in dezen gene hulp konden verwagten. Daarvoor heeft echter de algoede Vader des menschdoms gezorgd, en ons vele bronnen aangewezen. Het is waar, wij halen onszelven vele ziekten op den hals, door weelde in onze spijzen, door onze zeden en levenswijze. Wij worden reeds bedorven door de gewone nadelige opvoeding, en gevoelen daarvan dikwijls de treurige gevolgen in den hogen ouderdom. Wij hebben dus ook gene reden, om daarover met de natuur te twisten, wanneer wij zelf, door eigen schuld, talloze ellende op de waereld stigten. De dagelijksche ondervinding leert, dat de rijke, zoo wel als de bedelaar, aan ziekten onderworpen is; de bronnen daarvan hangen van duizend oorzaken af. Genoeg, zij zijn ziek en lijden; en welk een schrikkelijke toestand voor dezen, als zij verder gene hulp te wagten hadden! - De natuur helpt dikwijls zich zelve, doch schiet in de meeste gevallen te kort, bijaldien zij niet door kragtige geneesmiddelen ondersteund en van een' kundigen arts geleid worde. De grote Schepper van alles schiep eene menigte lighamen, en begaafde dezelve met geneeskragten. Der menschen schranderheid leerde dezelve, voor en na, door ondervinding en waarnemingen kennen, en maakte 'er vervolgens een nuttig gebruik van. Enkele menschen, welke zich daarmede alleen bezig hielden, en al hunnen tijd en vermogens op deze kennis aanwendden, wierden Artzen genaamd. Zij waren hunne medemenschen nuttig door deze kennis; en vanhier de beöefenende Geneeskunde. In de oudste tijden, toen 'er nog eene eenvoudige le- | |
[pagina 324]
| |
venswijze heerschte, - toen men alleen de noodzakelijkste behoeften kende, en alle wetenschappen nog, als 't ware, sluimerden, - waren 'er slegts weinige ziekten. Weinige en eenvoudige geneesmiddelen waren tot derzelver geneezing voldoende. - Nadat echter allengs die eenvoudige levenswijze tot weelde oversloeg, vermeerderden de ziekten; een heir van nieuwe, voorheen onbekende, samengestelde ziekten overviel het menschdom; en de eenvoudige, ongekunstelde middelen waren niet meer toereikende om ze tegen te gaan. Men ontdekte nieuwe middelen, tot welker toebereiding de kennis der Scheikunde nodig was. Den Artzen schoot geen tijd meer over, om zelven hunne geneesmiddelen te bereiden; men droeg dus dit werk over aan bijzondere personen, welke zich daaraan geheel toewijdden, de enkelvoudige geneesmiddelen verzamelden en verder toebereidden; en op deze wijze ontstond de Apotheker, De kennis werdt allengs uitgebreider; het geheel tot eene wetenschap gemaakt; en aldus ontstond de Pharmacie. De Pharmacie is dus eene der edelste kunsten of wetenschappen; haar éénig oogmerk immers is, de middelen te bereiden, waardoor de verlorene gezondheid hersteld, en 's menschen leven kan behouden worden. En hoe veel is het leven van een Mensch niet waardig? Men zal bij de vlugtigste beschouwing ligt inzien, hoe gewigtig de invloed van een goed Apotheker zij op het welzijn van den Staat; en om die reden is het de pligt der Volksbestuurderen, voornamelijk de aandacht te vestigen op de volmaking der Pharmacie, en op het medicinale wezen in 't algemeen. Het oogmerk van alle Maatschappijen is geluksbevordering; deze wordt verhinderd, wanneer de Ingezetenen slachtoffers worden van een' onkundigen Arts of gewetenlozen Apotheker; zij wordt integendeel bevorderd, wanneer beiden, naar hoofd en hart, waardige Mannen zijn. Hoe menig edel man, hoe menig braaf burger wordt niet der waereld onttrokken door eenen ongeschikten Arts en pligtverzakenden Apotheker! En hoe dikwijls was niet een zoodanig te vroeg gestorven man het voornaamste rad, welk de grote machine in beweging hield, die bij deszelfs wegneming stilstond! De brave, edeldenkende en kundige Apotheker kan bij uitstek veel nut doen, wanneer hij zijne pligten vervult. En hoe zoet, hoe belonend moet niet de gedachte voor hem zijn: gij hebt menschen ge- | |
[pagina 325]
| |
lukkig gemaakt! gij hebt menschen, misschien steunpilaren van grote familien, met behulp van den arts en uwe volgens de kunst bereide geneesmiddelen, op nieuw, tot gezondheid hersteld! gij hebt den armen niet gedrukt, maar hem veeleer uit uwe eigene middelen ondersteund, dat hij de nodige geneesmiddelen konde gebruiken, en zijne gezondheid wederom bekomen! gij hebt hem in de handen van een' kundigen en menschlievenden arts overgegeven, en hem misschien uit de klauwen van een' kwakzalver gered! - De Pharmacie, van deze zijde beschouwd, dat het haar werk is, eens menschen leven te helpen behouden, is waarlijk een eerwaardig en nuttig vak. Ook van eene andere zijde verdient zij niet minder onze hoogachting. Zij veronderstelt velerlei kennis, waartoe waarlijk een schrander brein wordt vereischt. Een goede Apotheker moet de Natuurlijke Historie verstaan, Physische en Chemische kennis bezitten; hij moet de enkelvoudige geneesmiddelen op den regten tijd weten te verzamelen, en ze zonder verlies van kragten te bewaren; hij moet uit dezelve goede middelen weten te bereiden, en de gronden kunnen aanwijzen, waarop die bereiding rust. Hij moet dit niet alleen theoretisch weten, maar ook een goede practicale Apotheker zijn. Bovendien moet hij ook een braaf character bezitten, en eene onbesprokene levenswijze leiden. Ik zal dit echter niet verder ontwikkelen. Dit alles overtuigt ons op het nadrukkelijkst, dat de Pharmacie waarlijk eene gewigtige wetenschap is, en een geschikte Apotheker een man, die hoogachting verdient. Het is droevig, dat 'er zoo vele onkundigen, kwakzalvers en nietswaardige Apothekers zijn. Dit beneemt echter den man van kunst en verdienste niets van zijne waardije. In elk vak, elke wetenschap kunnen niet louter braven zijn; overal sluipen heimelijk onwaardigen in. Wie zou, b.v., den geestelijken stand daarom veragten, om dat 'er listige, boosaartige, domme Bedienaars zijn, zoo wel als waardige Geestelijken? Het is, helaas! droevig, dat door zulke slegte menschen eene wetenschap, bij den grootsten hoop, van hare waardije verliest. Maar dit konde verbeterd worden, wanneer men van den kant der Regeringe zich werkzamer betoonde, en alle goede voorslagen niet verder agter de bank schoos. - Ik diende eens, in mij- | |
[pagina 326]
| |
ne jonger jaren, in eene grote Koopstad. De gezamentlijke Heeren Apothekers waren daar, door hunne eigen schuld, zoo belachelijk en gehaat bij het grootste gedeelte van 't Publiek, dat zelfs hunne gezellen in de gezelschappen niet op de beste wijze behandeld werden. Zij schaamden zich dus dikwijls, te zeggen, dat zij Apothekers waren, en gaven zich uit voor Komptoirbedienden of Studenten. Dit verdroot mij geweldig: ik was altoos stout geweest op den naam van Apotheker, en heb denzelven nooit verlochend, om dat ik deszelfs gewigt en waardij ten vollen inzag; ik verlochende dien dus ook hier niet, zeide vrijuit wat ik ware, en verdroeg in het begin het honendste gefluister. Het gelukte mij echter spoedig, hen te doen begrijpen, wat 'er tot een goed Apotheker behoort, en dat hij werkelijk achting verdient, ofschoon 'er ook vele slegte gevonden worden, welke dien naam niet verdienen, enz. Men heeft mij naderhand nooit wederom bespot of uitgelachen; men waagde het ook niet, in mijn bijzijn, andere Collega's bespottelijk te maken. ô! Gij jonge Vrienden, die lust hebt en liefde voor uw vak, laat u niet afschrikken door een satyrisch gelach en ijdele spitsvindigheden; volmaakt u zelven meer en meer; wordt volmaakte Apothekers, en zijt dan stout op dien naam! En wij, mijne Vrienden en Collega's! zullen ons beijveren, naar mate van onze vermogens, ten algemenen beste werkzaam te zijn. Wij zullen ons alle moeite geven, om niet slegts rechtschapene Apothekers te schijnen, om niet slegts rechtschapene Apothekers te schijnen, maar het te zijn. Wij willen onze pligten, volgens ons geweten, ten strengsten vervullen, en alles doen, wat wij tot volmaking van ons vak kunnen verrigten. Het eigenbelang zij nooit onze leidsman, noch de drijfveder van onze handelingen; maar warme menschenliefde. Wij kunnen allen ons brood hebben; laten wij dan gene schandelijke middelen gebruiken om rijk te worden. Bovendien moeten afgunst, oneenigheid, noch kabalen onder ons heerschen. Rechtschapene mannen kunnen niet anders dan als broeders omtrent elkander handelen; laten wij dus dikwijls te samen komen en gemeenschappelijk beraadslagen over onderwerpen van ons vak, en dus aan de waereld tonen, dat wij waardige Apothekers zijn. R.A.K *** | |
[pagina 327]
| |
Jammer is 't, (zegt de Heer trommsdorff in eene noot) dat de Heeren Collega's niet ook zoo dachten, en in 't vervolg tegen dezen braven man de ergste kabalen smeedden! | |
Aanmerkingen van den Vertaler.Ik zie vooruit, dat velen, dit lezende, den neus zullen optrekken met eenen verachtelijken lach. Het zij zoo: dit beneemt niets aan de waardij der Pharmacie, en zulk soort van afkeuringen komen zelden uit eene zuivere bron voort. De Pharmacie is lang, zeer lang miskend, en bij velen aangezien voor een metier van weinig aangelegenheids, en 't welk door elk, die maar wilde, konde gedreven worden, om dat 'er, op zeer vele plaatzen, volstrekt geen toeverzicht over was. Het was maar, zoo als velen meenden, een blote verkoop van medicijnen, of, als 't ware, een Handwerk, om eenige zaken, door een Doctor voorgeschreven, ondereen te mengen. Aan eene Kunst, veel minder aan eene Wetenschap, dacht niemand. Anderen hielden het voor eene koopmanschap, om dat men ook zelfs vreemdelingen en kwakzalvers met medicamenten zag rondlopen, en de Boeren maar alles in de hand stoppen. De Scheikunde, ô! die was bij de Apothekers, om dat de meesten 'er niets van wisten, in geene achting. Elk beredde zijn' winkel naar eigen goeddunken. De geneesmiddelen, welker bereiding omslagtig was, of waarbij de kennis der Scheikunde te pas kwam, kogt men bij zoogenaamde Chymisten of Laboranten, en was te vreden met hetgeen dezen hun in de hand stopten, om dat 'er op deze lieden nog veel minder toeverzicht was. Van het afnemen van proeven van bekwaamheid hoorde men in het geheel niet spreken, ten zij in eene of andere plaats, waar een Collegium Medicum was opgerigt; dan hoe weinig waren 'er! en meestal waren en Examinator en Candidaat, voornamelijk in het gereedmaken van scheikundige bereidingen, even bekwaam! Dat de Pharmacie eene wetenschap zou kunnen zijn, welke niet op eenen lossen voet in derzelver bewerkingen, maar naar zekere en bepaalde grondregelen te werk gaat, en eene kunst, waarin men niet bloot Theoretice han- | |
[pagina 328]
| |
delt, maar zelf de handen aan het werk slaat; hoe zou dit denkbeeld algemeen hebben kunnen zijn? Men rekende zelfs het metier van een Apotheker beneden dat van een Metzelaar of Timmerman: van dezen eischte men eene proef van bekwaamheid; men sloot hen op in een vertrek, om, geduurende het maken van de proef, met niemand ruggespraak te kunnen houden. 'Er werdt dus minder gezorgd voor het behouden van der Burgeren gezondheid en leven, dan dat een Metzelaar of Timmerman zijn werk niet verknoeide. Hoe lang heeft het niet aangehouden, eer men gewettigde Apotheken of Dispensatoria zag verschijnen, volgens welke de Apothekers hunne geneesmiddelen moesten bereiden; en hoe gebrekkig waren zij niet! Doch dit moet men toeschrijven aan de weinige kennis in de Scheikunde: want wat toch was deze vóór de tijden van de twee grote Mannen hoffman en boerhave, welke laatste de Physica met de Chemie verbroederde? - Vóór het jaar 1732 had men, b.v., in Groningen meer dan 30 Apotheken, of liever winkels, waar men geneesmiddelen verkogt en bereidde. De Medici begonnen te klagen over de slegte geneesmiddelen. De Regering liet eindelijk eene Apotheek in orde brengen, volgens welke men de medicamenten moest bereiden, en elk eene proeve van bekwaamheid moest afleggen. Velen scheidden 'er mede uit, en het getal bleef op 8 bepaald. - In Friesland had men eene Leeuwarder Apotheek. In de andere Steden wist men, tot op dezen tijd toe, nog van geen afnemen van proeven; elk konde zich daar als Apotheker nederzetten en de geneesmiddelen volgens zijn goeddunken bereiden. Als men zommige voorschriften van de 17de en 18de Eeuw, voornamelijk ten opzichte van de Electuaria en Spiritualia, nagaat, dan moet men verwonderd staan over het mengelmoes van zwakke, kragteloze ingredienten. Zaken, welke geen den minsten geur bezaten, en dus niets, volstrekt niets, over den Helm konden zenden; fletsche en genoegzaam kragteloze delen van plantgewassen stonden in een Electuarium tegen kragtiger als 1000 tegen één. De zoo geliefde Theriaca was een mengelmoes van ongeschikte ingredienten, enz. Het kwam eindelijk zoo verre, dat men eene verbetering in de Pharmacie, te lang verwaarloosd, noodza- | |
[pagina 329]
| |
kelijk oordeelde, en dat daartoe vooral het publiek gezag nodig ware. Men bragt het dus der Regeringe onder het oog, en deze benoemde eenige bekwame mannen, welke tot het verbeteren der Pharmacie in de Republiek verzocht werden, en tot het opstellen van eene Pharmacopoea Batava. - Zal nu dit van een gewenscht nut zijn, dan moet deze nieuwe inrigting gehandhaafd, en alle inbreuken en kwakzalverijen, zoo veel mogelijk, geweerd worden. Zal de Pharmacie met meerder luister dan voorheen, en met meerder nut voor den leerling, te voorschijn komen, dan hangt dit niet alleen af van een welingerigt Dispensatorium, - neen, - maar meest van de Apothekers zelven; en als dezen, met de nodige ambitie, de hand niet zelf aan het werk slaan, dan zullen de voorschriften, door de Regering met de vereischte heilzame verandering aan de hand gegeven, weinig baten. Wanneer zij, zoo veel mogelijk, de Chemische bereidingen, waaraan veel gelegen is, niet zelf bereiden, maar van den eersten of besten Laborant, op goed geloof, kopen, dan vervalt men wederom tot de oude gebreken. - Ik weet wel, bij ondervinding, dat een Apotheker, b.v. in Amsterdam, uit gebrek aan plaats, alle Chemicalia niet kan bereiden, maar dezelve moet kopen. En zou men wel geloven, dat men al hetgene tot eene complete Apotheek behoort, volgens prijscourant, kan kopen? Ik heb vele van die, zoo wel Hollandsche als Bremer, prijscouranten gezien. - Over deze en vele andere zaken zou ik nog veel kunnen aanmerken; maar daartoe is dit bestek te kort: 'er komt wel eens een geschikter gelegenheid voor. Alleen hoop ik, dat vele Apothekers, bij zich zelven van deze zaak bewust, het mij, als een oud Collega, niet kwalijk zullen nemen, dat ik hun hier iets omtrent de Leerlingen onder het oog brenge. Zij, wien het welzijn hunner kinderen ter harte gaat, zullen altoos naar een kundig en braaf Patroon, bij wien veel omgaat, omzien; gelovende, dat, het laatste in aanmerking genomen, aldaar ook veel te leren is. Hoe paradox het ook moge schijnen, is het evenwel, ten opzichte van den Leerling, niet altijd waar. - Een Leerling, met lust tot ons metier voorzien, die genoegzaam Latijn verstaat, en geen gebrek aan Boeken heeft, wordt, ter onderwijzing, aan een of ander Apotheker, voornamelijk in eene grote Stad, overgegeven, om | |
[pagina 330]
| |
de Apotheek te leren. Het is volstrekt noodzakelijk, dat hij eerst de manuale mechanische bewerkingen lere: dit is het fundament van de dagelijksche practijk. Maar van wien zal hij dat aldaar leren? De Patroon heeft het te druk met zijn eigen dagelijksche practijk, dan dat hij zich hiertoe zou kunnen verledigen. En waarmede wordt de overige tijd gesleten?! - Daar nu de mechanische bewerkingen, even zeer als de Chemie, eene wetenschappelijke studie zijn, ofschoon zij, in dit opzicht, zeer dikwijls te veel verwaarloosd worden, van wien zal hij daarin het nodig en grondig onderwijs erlangen? De Patroon bezit wel eens zoo vele kennis niet (men neme mij dit zeggen niet kwalijk; ik spreek bij ondervinding); men geeft hem over in de handen van een Provisor, of meesterknegt. Bijaldien nu deze een geschikt en bekwaam mensch is, dan is de Leerling gelukkig dat hij in zoodanige handen is gevallen. Maar is dit nu eens een norsch, ongevallig, en in die bewerkingen zelf niet zeer kundig mensch; is dan de Leerling niet ongelukkig? Hij werkt maar voort, zoo goed en kwaad hij kan, zonder eenig grondig onderwijs, waarom dit zoo en niet anders moet geschieden. Heeft hij het te volhandig met bestelling van de geneesmiddelen, geen zwarigheid! men loopt spoedig naar een Drogist, en daarmede afgedaan. - Ik zou, omtrent het maar al te dikwijls verwaarloosd onderwijs in de mechanische bewerkingen, veel meer en sterker kunnen zeggen, doch bespaar ook dit tot eene andere gelegenheid.
Gr....... |
|