nigheid van zijn karakter heb leeren kennen; hij was toenmaals beminnelijk en leerzaam in den omgang.
Zijne zedekundige beginzels zijn hevig bestreeden en zwak verdeedigd; dit bewees zijnen smaak voor hekelzucht, van welke veele lieden de trekken ondervonden hebben, voor welke elkeen zich zogt te behoeden. Ook moet men erkennen, dat hij de aandoenlijkste was van het oploopend geslagt der Dichteren. Eene beuzeling maakte hem boos; nooit vergat of vergaf hij het. De Poëet liet, naar mijn begrip, zich duidelijker zien dan de Mensch; hij was een merkwaardig modèl van de tegenstrijdigheden en de zonderlingheden van het menschdom: want, ondanks de vinnigheid zijner hekelingen en eenige andere berispelijke bedrijven zijns leevens, was hij weldaadig, verpligtende, en vooral godsdienstig omtrent eene oude bedlegerige Moeder, die kort vóór hem stierf. Het lichaam van pope, mismaakt, uitgeleefd, was een echte Doos van pandora, bevattende alle de lichaamskwaalen, die het menschdom kunnen kwellen: dit hadt ten gevolge het scherpen van zijnen hekelstijl, en moet eenigermaate daarvan ter verontschuldiginge dienen.
Ik zal niets van zijne Schriften zeggen: zij behoeven den lofredenaar niet, en zullen zoo lang duuren, als de geleerdheid en de goede smaak in Engeland zullen leeven. De bewondering, welke zij verwekken, zal even lang als de nijd en de gevoeligheid standhouden. Ik zal, nog bovendien, eene soort van letterkundige lastering bestaan, door te beweeren, dat, indien pope, gelijk ondersteld wordt, verpligtingen aan horatius hebbe, deeze, ongetwijfeld, eene uitgebreider erkentenis aan hem verschuldigd is.
Pope, die voor 't overige met goede hoedanigheden moge begaafd zijn, was niet zeer beleefd. Op zekeren dag bevondt hij zich in een Gezelschap van Geleerden in een Koffyhuis, alwaar men zich onledig hieldt met het verklaaren van een Handschrift van den Griekschen Tooneeldichter aristophanes, waarin eene plaats onverstaanbaar scheen. De twist liep vrij hoog. Een Jongeling, die bij het vuur zat, hoorde het gesprek aan, en verzogt de plaats te mogen leezen.
‘Ruimte, mijne Heeren!’ antwoordde pope op een bijtenden toon, ‘laat dien jongen meester begaan.’ Deeze neemt het Boek, overweegt de zwaarigheid, en verklaart daarop, dat de duisterheid alleen ontstondt, omdat men een Vraagteeken hadt weggelaaten: eene nieuwe proeve bevestigt zulks. Pope, ongetwijfeld op zijn toon getrapt, omdat hij iemant ontmoette, bekwaamer dan hij zelf, richtte het woord tot den Hellenist: ‘Eilieve, zeg eens, meester! wat is dat voor een ding, een Vraagteeken?’ - ‘Een Vraagteeken,’ antwoordde de Jongeling, met eene houding van de diepste verontwaardiging, ‘is eene kleine kromme figuur, die iets vraagt.’
Men zegt, dat pope, van den scherpen trek, op hem teruggekaatst, bekoord, het den Jongeling vergaf.