Het ten ontijde voorleezen der Psalmen bij den openbaaren Godsdienst.
(Naar het Engelsch van den Eerw. knox.)
Bekend is het, dat in de Kerk van Engeland, ten gezetten tijde, bij den openbaaren Eerdienst, Psalmen worden voorgeleezen. Veele vindt men 'er onder, die, in eene Christlijke Vergadering, de onvoegelijkheid zelve zijn. Men slaa onder veele andere den XXXVIIIsten Psalm op, en men zal dien veeleer, althans het eerste gedeelte, voor een Ziekenhuis van de slegtste soort, dan voor eene Christen-Gemeente, geschikt vinden. Andere zijn 'er, die, of geheel, of gedeeltelijk, te zodaniger plaatze behooren uitgemonsterd te worden. Zeer in 't oog loopende is, voor den eenigzins denkenden, de onvoegelijkheid, om alle de Psalmen, volgens eene doorloopende leesorde, der Gemeente voor te leezen; dewijl dit noodwendig aanleiding geeft, dat de gevoelens, in de Psalmen uitgedrukt, zomtijds geheel onbestaanbaar en strijdig zijn met den toestand der zaaken, waarin men verkeert, en volstrekt verschillen van de gevoelens en aandoeningen, welke, op den tijd der voorleezinge, de gemoederen der Vergadering vervullen. - Ten spreekenden voorbeelde hiervan strekke, dat op een dag, wanneer de Engelsche Vloot eene aanmerkelijke Overwinning bevogten hadt, de XLIVste Psalm aan de beurt der voorleezinge was. Terwijl het geschut gelost werd en de klokken luidden, van wegen de vreugde uit die Overwinning gebooren, vervoegde zich de Vergadering, bij de voorleezing tegenwoordig, tot den Allerhoogsten, met de klaagtoonen: Maar nu hebt gij ons verstooten en te schande gemaakt, dewijl gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. Gij doet ons agterwaards keeren van onzen tegenpartijder, en onze haaters berooven ons voor zich.