| |
Een tochtje door de belangrijkste gedeelten van Noord-Wales. Door J.N. Brewer, Esq.
De Reiziger verbeeldt zich zeer ligt, dat hij de voorwerpen in een nieuw licht beschouwt; van hier dat de Reisbeschrijvingen van meerder en minder uitgebreidheids zo veelvuldig zijn, dat de wereld 'er als mede overlaaden worde; dan desniettegenstaande mag, misschien, derzelver verbaazend aantal een voordeel gerekend worden, als men bedenkt, dat de eene Reiziger op weg gaat als een Plant- en Kruidkundige, een ander als een Delfstofkundige, terwijl een derde zich bepaalt tot het schilderen van schoone of ontzagwekkende Voorwerpen, en een vierde meer van nabij de Characters en Zeden der bezogte streeken beschouwt, en daarvan eene schilderij ophangt, strekkende om onze
| |
| |
Volks- en Menschkunde te vermeerderen. Op deeze wijze werkt ieder in zijn bijzonder vak; terwijl het niet zelden gebeurt, dat een Reiziger van eene algemeener en meer bevattende kennisneeming vervolgens opstaat, eene naleezing doet, en de misslagen zijner voorgangeren verbetert.
Het woest en wild gebergte van Wales heeft, in deezen laatsten tijd, stoffe verschaft, zo wel aan de Reizigers naar de mode, als aan den naauwkeurigen onderzoeker. De Ingezetenen hebben zeer veel verpligtings aan zeker slag van Bezoekers, die, in het Dagverhaal hunner lotgevallen, bij de weezenlijke schoonheden, daar aan te treffen, zo veele romaneske beschrijvingen gevoegd hebben, dat een Leezer in het begrip komt, dat hij, zich in eene reiskoets na Noord-Wales nederzettende, heenen rijdt na een ongekunsteld Arcadia, waar de heuvels en valeien altoos lachen, of dreigen, om een meer schilderagtig vertoon aan te neemen, en waar de Inwoonders al de beminnelijke eenvoudigheid bezitten, noodig voor het recht genot dier herderlijke tooneelen.
Jammer zeker dat zulke schilderijen alleen het werk zijn eener leevendige verbeelding! Eene geringe maate van ondervinding kan ons des overtuigen. Met dit al wil ik gaarne bekennen, dat de heerlijke gezigten in Noord-Wales zeer geschikt zijn om het oordeel te doen duizelen, en hij, die misslagen in zijne voorgangeren ontdekt, gevaar loopt om dezelfde of andere te begaan. Het hart voelt zich opgeruimd op het gezigt van de schoonheid eens heerlijken landschaps, en schept 'er leevendige beelden in, aan zulk een tooneel voegende, wanneer het hem mist, dezelve met der daad aan te treffen.
Engeland verlaatende door Ludlow, komt men in Wales door Montgomeryshire. Dit landschap is, voor de eerste tien mijlen, juist Berkshire, of Surry, in derzelver stoutste oorden. Het land is ruim en open, het groen keurig, en de bouwlanden zijn allerbest bearbeid. Nergens is het zo bergagtig, dat zich de groei belemmerd of uitgeslooten vindt, van Bishops-Moat tot Welch-Pool, uitgenomen eene reeks bergen, waarvan de Corndon de voornaamste is, ‘op welken bergtop,’ naar het schrijven van camden, ‘een kroon van steenen gevonden wordt.’ Dan men ziet,
| |
| |
den berg beklimmende, dat die kroon van steenen niets meer is dan de natuurlijke geschaapenheid des bergs, welke, op een afstand gezien, de gedaante heeft van een kunstigen kap of kroon.
Montgomery, schoon eene Landstad, is klein en weinig beduidend; de huizen zijn weinig en staan ongeregeld; geen handel verleevendigt die Stad, daar 'er niets anders omgaat dan het geen de algemeene dagelijksche behoeften vorderen. In de daad, weinig meer behoest 'er gezegd te worden van de weinigbeduidenheid deezer in naam zo hoog klinkende plaats, dan dat 'er geen postkoets doorrijdt, en het voornaamste gebouw geen postchais kan bergen. De hooge ligging van Montgomery geeft aan de Stad het voorkomen van zindelijkheid, en de zwaare overblijszels des Kasteels, gebouwd in den jaare 1092, geeven een denkbeeld van de ruwe maar grootsche gebouwen, welke de oproerigheid dier vroegere tijden alleen veilige woonplaatzen maakte voor de Magtigen en Grooten. Zonderling misbruik der woorden! De Magtigen en Grooten moesten zich ter veilige wooning begeeven in eene kasteelvormige gevangenis, terwijl de Zwakken en Kleinen onbeschroomd woonden in verdeediglooze hutten.
Welch - Pool, de gelukkige mededingster van Montgomery, is, door een zamenloop van oorzaaken, eene der bloeiendste plaatzen in Noord-Wales. De nabijgelegenheid van de Severn brengt niet weinig toe aan de woeligheid, welke heerscht in de enkele, maar vrij schoone straat. - Powis-Kasteel, 't welk over de Stad heen ziet, verwekt, door het bericht daarvan gegeeven door Lord lyttleton, de nieuwsgierigheid des reizigers in geene geringe maate. Het gebouw zelve is niets meer dan een elendige steenhoop, ten vollen verval neigende. De gezigten zijn 'er zekerlijk fraai, daar de geheele Valei van Montgomery te gelijk onder 't oog komt als een landschap vol verscheidenheids; dan met dit alles zijn de gezigten van een minder treffenden aart, dan dat wij ze geregtigd rekenen tot de onbegrensde aanprijzingen van evengemelden Lord. - De zedekundige Volksbeschouwer vindt daar weinig of geen onderscheid tusschen de Zeden der Wallischen en der Engelschen. Een geduurige handelgemeenschap tusschen Engeland en de Grenssteden alhier veroorzaakt, dat, het geen de Inwoonders Saxisch noemen, de gebruik- | |
| |
lijke taal is. Met het eigenlijke Wallische taaleigen is teffens elk overblijfzel van Volks-bijzonderheid verdweenen. De klank van een Guinje wordt voor veel welluidender gehouden dan de zagtste toon op de Harp; en de Inwoonders zien liever de opeenvolgende sommen in het winkelboek opgetekend, dan dat zij den prijs winnen van mededingende Barden in het opzingen van de daaden der Voorvaderen.
De weg neemt vervolgens toe, van zagtrijzende en golvende bergen, met houtgewas en groente begroeid, tot dorre en zich wijd uitstrekkende bergen van zulk een Alpisch voorkomen, dat het, in den volsten zin des woords, bergagtig mag heeten. De kleine Stad Llanvair, gelegen op de zagte afhelling in het diepst eener holte, valt met eene bijzondere schoonheid in het oog, en vertoont de eerste plek gronds, die eigenlijk Welch mag heeten. - Hier bevindt zich de Engelsche reiziger, ten aanziene zo van taal als van kleeding, niet langer t'huis.
Het was op een Marktdag, toen wij den steilen berg afdaalden, aan welks voet de Stad ligt. Eene vrij talrijke verzameling van ronde Wallische aangezigten, onder zwarte beverhoeden, behaagde door derzelver vreemdigheid. Gezeten op hunne Ponies, (of liever Paarden: want weinigen reeden op een zo klein Dier, als men verstaat door de uitdrukking van een Welch Poney) vertoonden de Marktgangers op hun gelaat eene goede geäartheid, met alle kenmerken van eenvoudigheid en gezondheid. Met spieren, gehard door de lugt van het gebergte, sprongen zij van den grond in den zadel, en reeden met een handgallop bergen af, die, op de effenste plaatzen, den stedelijken ruiter zouden verschrikken.
Dewijl wij ons daar bevonden in 't midden van den herfst, werd 'er weinig te koop gebragt dan de gewoone artikels van vleesch en gevogelte. Het luidrugtig geschreeuw, waarmede de koop behandeld en geslooten werd, heeft allen schijn van twist en kijverij, en zou als zodanig beschreeven worden door een onkundig toekijker, zo hij zich de moeite niet geeve, om, door onderzoek, zich van het tegendeel te overtuigen.
Ik zag hier een voorbeeld van de armoede, althans van boerschheid, eens Geestlijken. Onder de Koop- | |
| |
waaren-uitventers bevondt zich een Geestlijke van de Hoofdkerk, gekleed met een blaauwen rok over een gestreept kamizool, met een zijden doek om den hals en een zweep in de hand; hij verkogt Ganzen; verscheide bieders gingen, zonder koop te geraaken, van hem af, naa veel woordwisselens over den prijs. Deeze Kerklijke heeft eene goede standplaats in de nabuurschap. In Wales schijnt de geest des Koophandels niet onbestaanbaar met de waardigheid van het character eens Geestlijken.
Een omzwervend Balladen-zanger leverde ons eene jammerhartige beeltenis van een Noord-Wallischen Bard. Zijne kleeding, indien zijn elendig dekzel dien naam mag draagen, bestondt uit zo veele lappen, van zo veelerleije kleuren, dat dezelve niet beschrijf baar zijn. Hij hadt slegts één arm en één oog; terwijl het morssig en ongedaan aangezigt tot schande strekte van de gezonde lugt des lands, waarin hij omwandelde. Het onderwerp van zijne op de maat gestelde voordragt (want het mogt geen zingen heeten) was een Lofzang. Dan, in der daad, de toehoorders bestonden, te deezer gelegenheid, te eenemaal uit Vrouwen; en onder deeze Sexe hebben de geestdrijvende Predikers, die Wales in groote menigte doorzwerven, veele aanhangers gemaakt.
De Volkszeden schijnen, egter, niet zeer veel verbeterd door deeze geestdrijvende Leeraars. Bij het vallen van den avond vertoonde zich een tooneel van dronkenschap en ongestuimigheid, 't welk eere zou aangedaan hebben aan eene land-verkiezing van de regeering. Onderscheidene partijen waren, ten zelfden tijde, bezig met hunne afgerigtheid in het vuistvegten te vertoonen; dit viel voor in de onderscheidene gedeelten der herberge, waar ik mijn intrek genomen had. De uitslag deezer gevegten, met de onderscheidene trappen van dronkenschap, het geschreeuw van een vijftigtal stemmen in eene voor mij onbekende en ruwe taal, en het tieren der vrouwen, bij elkander genomen, vormden iets geheel strijdigs met de bedaardheid en stilte der verblijfplaats, die het tooneel was van dit woelig en ongestuimig bedrijf. Voor de Waardin en haare Huisgenooten was dit geene zeldzaamheid; zij volvoerden hunne bezigheden, zonder zich aan dit oproerig bedrijf te bekreunen. Waarlijk, het uithangbord der Herberge te Llanvair, (the cross Foxes) de vegtende Vos- | |
| |
sen, mag aangemerkt worden als een staal van de Wallische Herbergen. Bijkans alle zijn ze even woelig en vol verwarring, van het Bierkroegje aan den weg, tot het Caernarvon-hotel.
Ondanks dit oproerig tooneel ('t welk eenigzins vermaakend was, daar het een Nationaalen Charactertrek geheel bloot lag) verlieten wij Llanvair met leedweezen, en zetten onzen weg na Dinasmonthy voort, voor eenigen tijd vergezeld door de rivier Verniew, die met haar' ondiepen stroom kronkelt aan den voet van een steilen oever aan de zijde van den weg. Het land ontvouwt hier allengskens het Alpisch vertoon. Elke berg wordt gevolgd van eenen anderen, nog meer ontzettend door het na de wolken stijgen. De gevaarlijke weg hangt over eene onbeschutte steilte van eene verschriklijke diepte. Eenige weinige eenzaame hutten strekken, in het reizen van veele mijlen, tot de éénige wenken, dat 'er zich menschen in deezen oord onthouden. Deeze hutten zijn zamengesteld uit opeengehoopte en niet gemetzelde steenen; naauwlijks is 'er opening om licht en rook in en uit te laaten.
Deeze woeste oord verschaft aan het menschdom niets dan de weide voor een klein aantal schaapen, die de kost zoeken in den met hei begroeiden boezem der bergen. De schilderagtige gezigten minnende reiziger zal egter genoegen scheppen, gepaard met verwondering over de grootsche, schoon dorre bergreeksen, die in allerlei richtingen verstrooid liggen, gelijk baaren van eene door storm beroerde zee; derzelver zijden vertoonen een dreigend gelaat, door de afgebroken klompen van een rotzigen grond.
Op het alleronverwagtst kreegen wij het eerste gezigt, te midden van dit woest verblijf, van een echte Wallische Cwn, zijnde een oneffen half vlakke grond, tusschen de reeksen van de hoogste bergen. Hier vertoont zich de geest des landbouws volkomen; verscheide nette boerenwooningen deeden zich op, te midden van uitgestrekte omheiningen. Nimmer gevoelt de mensch sterker, dat hij geschaapen is voor het gezellig leeven, dan in die oogenblikken van voldoening, welke veroorzaakt wordt door het gezigt van aangenaame wooningen en welbebouwde landen, naa een geruimen tijd te hebben omgezworven in verlaatene wildernissen, hoe grootsch derzelver schoonheden ook mogen
| |
| |
weezen. De altoos werkzaame verbeeldingskragt schildert eene zo afgezonderde plek gronds als de verblijfplaats van vrede, onschuld en eenvoudigheid. Om dit alles te voltooijen, verhaalde men ons, dat, in die kleine afgezonderde buurtschap, de Nationaale Zeden nog stand gehouden hadden; dat de toonen van de Harp nog de verpoozingen en belooningen waren van de vermoeienissen des arbeids. Maar wij hadden geen middel om de rivier Verniew over te vaaren, om ons bij de Inwoonders van de Cwn te vervoegen, en konden ons des getroosten, dewijl wij vernamen, dat bijkans alle Nationaal onderscheid (Kleeding en Taal uitgezonderd) verder noordwaards op insgelijks plaats hadt.
De vervallen herberg van Cann's Office, welke in vroegeren tijde een krijgspost was, voorbij trekkende, hielden wij stil op een kleinen afstand van Dinasmonthy, om te Mallwydd te slaapen; een Dorp, balangrijk geworden door Mr. warner's zeer leevendige beschrijving, deswegen gegeeven.
In der daad, dit Dorp verdient al de aanprijzing, 't zelve geschonken. Gelegen in eene valei, welker omtrek bestaat uit eenige der hoogste bergen in Wales, levert het een vertoon op van schilderagtige en volmaakte rust. Langs de valei vloeit een waarlijk Alpische stroom, over welken een boersche brug geslaagen is van een ligten en netten bouwtrant. De stroom roemt op eene Salm-visscherij; maar men heeft meer gedulds dan een uur wegs noodig, om dit vertoon van vischvangst te gaan bezigtigen. - Wij werden onthaald, in de herberg van het Dorp, door de beleefde en oppassende Dogters van den Herbergier, die, wanneer zij voor ons een eenvoudigen doch smaaklijken avondmaaltijd opdischten, ons teffens onthaalden op een onderhoud, 't geen beleefd en teffens verstandig was. Zij bragten, bij ons spreeken over dit Werk, Mr. warner's Walk, waarin hij zo veel tot lof deezer plaatze zegt; en, schoon zij geen Engelsch lazen, hadden zij een volkomen begrip van de gunstige vermelding, daarin ten haaren opzigte gemaakt. In der daad, hij heeft de bewoonders dier herberge een weezenlijker dienst gedaan, dan het enkel vermaak, uit aanprijzing ontstaande, dewijl de drukte ten dien huize zeer vermeerderd is door de nieuwsgierigheid, door zijne kennisgeeving verwekt. Lloyd, de Vader, hadt, twee dagen voor dat wij hier kwamen,
| |
| |
een klein ongemak gekreegen, door van een huis te vallen; zulks zal misschien een ongunstigen invloed op zijn gestel gehad hebben; den zijn gedrag was zodanig, dat hetzelve op onzen geest het denkbeeld van een lompen boer wel diep indrukte.
Deeze vermaaklijke Valei verlaatende, waar het scheen dat rampspoed zich voor de veragting der wereld zou kunnen dekken, en de versmaadde bevrijd leeven van de snerpende slagen der verdrukking, zetten wij onze reis voort tot Dolgelly. Elke stap op den weg leverde ons blijken op van het wonderbaare en het ontzettende.
Dinasmonthy, de éénige plaats tusschenbeiden van eenige betekenis, zal den reiziger eenigermaate te leustellen, indien hij, bij voorraad, des denkbeelden vorme uit de berichtgeevingen, onder den weg opgedaan. - Dinasmonthy vereeren zij met den naam van eene Stad, schoon het, in waarheid, niet meer is dan eene deelendigste Marktplaatzen, bestaande uit slegts eenige wenige hutten, slegter dan men op een arm Engelsch Dorp aantreft. De Waardin in de Herberg, waar de Geit uithing, vervoegde zich bij ons op den weg; en, dewijl, uit hoofde van de steile opgangen en schielijk zich opdoende dalen, het paard, dat ons trok, slegts zagtkens aanstapte, tradt de oude Vrouw met ons in een gemeenzaam gesprek. Haar Engelsch was zeker niet van het beste; doch zij vergoedde alle die gebreken door haare goedwilligheid. Ik ging te voet op eene lange en bergagtige opklimming, welke ik vreesde dat de kragten van ons beest zou uitputten, weinig aan 't beklimmen van zulke hoogten gewoon; wanneer onze oude Reisgenoote, als ons belachende, verzogt, dat ik agter haar op het paard zou gaan opzitten, en dus de vermoeienis van te voet te gaan ontwijken.
De gespraakzaamheid en aartigheid van deeze Vrouw kon niet missen ons een gunstigen indruk te geeven van het character der Wallische landlieden. In der daad, wat aftrekkende voor de agterhoudenheid, welke zij betoonen, als zij worden aangesproken door hunne Saxische Nabuuren - eene agterhoudenheid, blijkbaar het uitwerkzel van wantrouwen - mogen zij aangezien worden als een echt staal van de Noord-Wallische zeden. Die boersche onbeleefdheid, maar al te veelvuldig aan te treffen in verscheide onzer zuidlijke landschappen, kan den Wallischen Bergbewooner niet worden ten laste ge- | |
| |
legd. - Begaafd met eene natuurlijke vuurigheid van geäartheid, en misschien geene geringe maate van die soort van gesleepenheid, welke den mensch in staat stelt om altoos voor zich zelven te zorgen in eenige zaak, welke hij met zijnen naasten te doen heeft, is 'er een ader van eene goede openhartige geäartheid in den Welchman te ontdekken, welke zeer gunstig is voor hemzelven, en belangrijk voor den reiziger.
Die geneigdheid tot Dronkenschap, welke wij als een heerschend gebrek beschouwden te Llanvair, is over 't algemeen een charactertrek. Misschien kan de Bergbewooner in dit plaatslijke eenige verschooning voor dit gebrek vinden. Men heeft waargenomen, dat de bewooners van hooge liggingen altoos meer, en dat wel algemeen, aan het gebruik van sterken drank zijn overgegeeven, dan die van laage en vlakke landen. Van hier, dat de Zwitzers, de Ieren en de Schotten voor overgegeeven aan dronkenschap bekend staan; terwijl het vlakker Spanje, Portugal en Italie een geslacht van menschen voortbrengen, ongevoelig voor de bedriegende bekooringen van dronkenschap. Dat de oorzaak in iets, van de Natuur afhangende, moet gezogt worden, schijnt de algemeenheid ontwijfelbaar te maaken. Het laat zich gemaklijk begrijpen, dat sterke dranken noodzaaklijker en min schadelijk zijn voor de huiverende Inboorelingen van hooge landstreeken, dan voor hun, wier geboortelot hun onder een milder hemel plaatste en in weeldriger landsdouwen.
De charactertrek van verregaande Nieuwsgierigheid en een geheel onbescheiden vraagen na alles, aan de laagere Volksklasse van Welch door Mr. pratt toegeschreeven, waarin andere Schrijvers met hem instemmen, behoort zeker niet tot den laageren Volksrang van Welch in 't bijzonder. Het is de gewoonte van elk Volk, welks afgescheidene ligging geene andere dan eene zeer gedeeltlijke gemeenschap met de Menschen in 't algemeen toelaat. Ingeslooten door een afschutzel van bijkans onbeklimbaare bergen, is elk menschlijk weezen, 't geen zij bij toeval ontmoeten, in hun oog eene zeldzaamheid. Allen bezitten wij die onderzoeklievende geäartheid, ten aanziene van eenen Vreemdeling; en de afgezonderde mensch, die geene beschaafdheid geleerd heeft ten koste zijner natuurlijke neiging, viert deeze zeer natuurlijke neiging bot. Zo gebeurde het ons, dat wij twee Bewooners van de dorste en minstbezogte stree- | |
| |
ken van Noord-Wales bij toeval aantroffen, zittende voor eene herberg. Zij maakten geene zwaarigheid, ons vraagen te doen, welker ruwheid, bij de minste wereldkennis, in 't oog valt. Zij vroegen, bij voorbeeld, zeer onbedwongen, en met de houding, den nieuwsgierigen eigen, hoe oud ik was; welke jaaren de vrouw, met welke ik leefde, bereikte; of ik wettig aan haar getrouwd was; of wij kinderen hadden; van waar ik kwam; of ik ter verrigting mijner zaaken reisde, enz. enz. enz. Dusdanige uitboezemingen van nieuwsgierigheid treft men allerwegen aan in landen, gelijk aan de Schotsche Hooglanden, aan die der Wilden in America, en der Bergbewooneren van Noord-Wales.
Zodanig, geloof ik, is vrij naauwkeurig het character van den Wallischen landbewooner, bij welken de ommegang met het bezig en werkzaam gedeelte der wereld niet elken trek van bijzondere zeden heeft uitgewischt, even gelijk de muntbeeltenis van een stuk gelds verdonkerd en onkenbaar wordt door het schuuren in den geldzak. Opregt en vuurig, warm in hunne aandoeningen, en eenvoudig in derzelver uitdrukking, is de onbedorven en ongekunstelde aart van de Wallische Bergbewooners, wier zielen eenvoudig genoeg zijn om smaak te vinden in het genot van gemaatigdheid en de zegeningen der onbekendheid.
De Reiziger, nogthans, die den wellust van het rijden langs een welaangelegden straatweg de voorkeus geeft boven het beklimmen van berg op berg gestapeld, en wel in eene bijkans eindelooze opvolging, moet niet hoopen een landvolk te zullen aantreffen, op 't welk de straks gegeevene beschrijving past. Zal hij ergens de verwagting hier van voldaan vinden, het is in dat land, waar ik hem nu gebragt heb. Hier worden de diepten der afzonderinge elke mijl verre grooter. Rotzige heuvels maaken alles uit, wat het oog aanschouwt - ruwe klompen, voor het oog niet verzagt door eenig groen blaadje.
De aannadering tot Dolgelly mag ontzaglijk schoon heeten. Men moet ophouden met het woord Heuvel te bezigen. Bergen van eene ontzettende hoogte en onmeetbaare uitgestrektheid vullen het tooneel: derzelver toppen verliezen zich doorgaans in de laagst zweevende wolken; en Cader Idris, half door mist verdonkerd, rijst stoutlijk op in 't midden der andere Bergen. De
| |
| |
naare donkere dampen, die langs de valeijen zweeven, en de zwaarwigtige grootheid der bergen, die nu en dan derzelver uitgestrekte voorhoofden vertoonen, roepen voor den geest des daaraan niet gewoonen beschouwers de voorspelling van ossian op. - ‘Mijn geest, ô connal! zweeft op de heuvelen mijns geboortegronds, maar mijn loop is op de zandgronden van Ullin. - Gij zult nimmer spreeken met crugal, noch diens voetstappen ontdekken op de heide. Ik ben ligt als de waassem van cromia, en ik beweeg als de schaduw van den mist. - Cönnal, Zoon van colgar! Ik zie de donkere wolk des doods! Deeze zweeft over de vlakten van Lena. De Zoonen van den nu groenenden erin zullen vallen. Ontwijk het veld der geesten. - Gelijk de verdonkerde maan, wijkt hij weg in het midden van een ruisschend geblaas!’ |
|