geen iets begrijpelijk zal maaken, 't welk duslang voor het publiek geene beteekenis hadt. Bij voorbeeld, de graad van warmte in onze gewoone zomers, en de graad van koude in onze gemiddelde winters, (zie Mem. 1765.) zullen beiden 30 zijn; het getal 40 wijst een heeten zomer en een strengen winter aan; het getal 50 beantwoordt gelijkelijk aan de zwaare hette van Senegal en aan de hevige koude van 1709, 1776 en 1788. Dit is gemaklijk te onthouden, en geeft een onderscheiden denkbeeld van de koude en de warmte van een ongemeen saisoen, of jaar. Het getal 26 wijst de grootste koude en de grootste warmte aan in 1737, het meest eenpaarige jaar, en waarin de Thermometer tusschen den winter en den zomer minst afwisselde.
Daarenboven bezit mijne verdeeling nog het voordeel, dat zij de graaden de helft kleiner geeft: hierdoor zal men in de meeste waarneemingen niet tot gebroken getalen de toevlugt behoeven te neemen.
Ik ben dan van oordeel, eene methode te hebben gevonden, die alle voordeelen in zich vereenigt, en alle nadeelen wegneemt.
Mossij (Quai Pelletier, No. 36.) heeft mij beloofd, deeze nieuwe Thermometers te zullen vervaardigen, zoo dra zij aangekondigd zullen worden. Ik zal 'er nevens voegen een Tafel van vergelijkinge met den gewoonen Thermometer, ten dienste van hun, die de tot hier toe gedaane waarneemingen zullen moeten in orde brengen.
Op den 14 November laatstleden heeft men in het Institut mij tegengeworpen, dat men vaste punten, als kookend water en het vriespunt, moest behouden. Ongetwijfeld moet men in het maakzel van den Thermometer dezelve niet weglaaten; dit erken ik; maar men weet niet, hoe men die tusschenruimte zal verdeelen: en hierin heb ik voorzien. Sommigen beginnen van boven, anderen van beneden; natuurlijker en gemaklijker is het, het midden te neemen: dit heb ik gedaan. In het tellen moet men 'er wel van afwijken, dewijl men heden ten dage 100 in plaats van 80 wil tellen, en het een niet meer gronds heeft dan het ander.
Men heeft mij gezegd, dat het binnenlands in Egypte veel warmer is; doch vermits de luchtsgesteldheid, die wij te Parijs hebben, de gemiddelde is tusschen de grootste koude en de grootste warmte in de landen, alwaar waarneemingen gedaan worden, is zulks genoeg om